Plenair Reuten bij behandeling Spoedreparatie fiscale eenheid



Verslag van de vergadering van 16 april 2019 (2018/2019 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Reuten i (SP):

Voorzitter. Voordat ik inga op het wetsvoorstel en op de omstandigheden van de behandeling ervan in deze Kamer, maak ik twee procedurele opmerkingen.

Het verbaast mij dat het lid Van Rij zich niet verschoond heeft van het woordvoerderschap op het onderhavige onderwerp. Hij heeft immers naast het EK-lidmaatschap een betrekking als partner bij Ernst & Young Belastingadviseurs, een kantoor dat klanten bedient of kan bedienen die materieel belang hebben bij het wetsvoorstel. En omdat het om klanten en potentiële klanten gaat, heeft het belastingkantoor eveneens een materieel belang en vervolgens ook de partner van het kantoor. Voorts heeft de CDA-fractie kennelijk niet effectief aangedrongen op die verschoning.

Ook ben ik verbaasd over de niet-melding door de heer Van Rij bij de schriftelijke inbreng en bij de mondelinge inbreng van daarnet van zijn functionele belangenverstrengeling, de mogelijke functionele belangenverstrengeling of de mogelijke schijn daarvan.

De heer Van Rij i (CDA):

Toen ik vanochtend goedgemutst naar deze vergaderzaal ging voor mijn zwanenzang — dit is, denk ik, mijn laatste deelname aan een plenair debat — had ik natuurlijk niet kunnen vermoeden dat van de kant van de SP mij zoveel hulde gebracht zou worden en dat mijn goede humeur nog een extra injectie zou kunnen krijgen. Maar ik ben wel zeer verbaasd over wat de heer Reuten hier namens de SP naar voren brengt. In de eerste plaats sta ik hier — en zo heb ik hier de afgelopen vier jaar gestaan — als lid van de CDA-fractie. Mijn inbreng is puur inhoudelijk, technisch en politiek van aard als het om het CDA gaat. Mijnheer Reuten, ik kan u geruststellen: er is een aantal mensen in mijn beroepsgroep die heel boos zijn dat ik schriftelijke vragen heb gesteld, want die zijn gebaat bij een snelle afhandeling van dit wetsvoorstel. Ik doe mijn werk hier, net zo goed als u, als Kamerlid. Ik vind dat u hier een onheuse aantijging doet. Ik begrijp dat de SP wat in het nauw is gebracht na de verkiezingsnederlaag. Ik ben dit van de SP niet gewend. Ik heb de SP deze vier jaar in meerdere commissies en bij meerdere onderwerpen ervaren als een strikt inhoudelijk georiënteerde partij die het huiswerk altijd goed doet.

Mevrouw de voorzitter. Ik zou de heer Reuten in overweging willen geven om nog eens na te denken over wat hij zojuist gezegd heeft. Als hij mij verzoekt om mij te verschonen, dan werp ik dat verre van mij. Ik ga verder overigens graag het debat met hem aan, want ik heb geen enkele schriftelijke inbreng van de SP bij dit wetsvoorstel gezien. Ik ben dus zeer benieuwd naar zijn inhoudelijke inbreng.

De heer Reuten (SP):

Ik heb de CDA-woordvoerder slechts integriteitsbetamelijkheden voorgehouden. Ik ben blij dat hij zich daardoor geraakt voelt, want dat doet hopen op een toekomstige wending.

De heer Van Rij (CDA):

Voorzitter. Ik kan de heer Reuten uit de droom helpen. Het staat hier helemaal los van, maar ik treed zelf uit mijn maatschap Ernst & Young, omdat mijn carrière als belastingadviseur is afgelopen. En dat geldt ook voor mijn carrière hier in de Eerste Kamer. Voor het overige wil ik de heer Reuten voor zijn gemoedsrust meegeven dat ik al een jaar lang geen klanten meer bedien. Maar gaat u vooral door!

De heer Reuten (SP):

Goed, voorzitter, ik ga nu in op het wetsvoorstel en specifiek op de erin vervatte terugwerkende kracht. Zoals net al is gezegd, wijzigt het voorstel een tweetal wetten naar aanleiding van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Mijn fractie steunt het wetsvoorstel, inclusief de erin geregelde terugwerkende kracht.

De drie meest relevante data betreffende de terugwerkende kracht uit het wetsvoorstel zijn de volgende. Dat is ten eerste 25 oktober 2017, de dag waarop de advocaat-generaal bij het Hof van Justitie van de Europese Unie conclusie nam in de casus die aanleiding is voor het wetsvoorstel. Dezelfde dag — het is al gezegd — schreef de toenmalige staatssecretaris van Financiën een brief aan de Staten-Generaal alsmede een persbericht waarin hij de strekking van het onderhavige wetsvoorstel uiteenzet, inclusief de terugwerkende kracht, toen tot dezelfde dag. Dat is ten tweede 22 februari 2018, de dag van de betreffende uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. En ik noem ten derde 4 juni 2018, de dag waarop het wetsvoorstel werd ingediend bij de Tweede Kamer.

Met de regering en de Raad van State is de SP-fractie van oordeel dat aan belastingmaatregelen die een verzwaring van de belastingheffing betekenen, geen terugwerkende kracht gegeven mag worden, tenzij bijzondere omstandigheden een afwijking van deze regel rechtvaardigen. Naar het oordeel van de SP-fractie heeft de staatsecretaris de bijzondere gronden voor de terugwerkende kracht voldoende onderbouwd in de memorie van toelichting, daarbij mede verwijzend naar de brief en het persbericht van 25 oktober 2017. De Raad van State heeft geen aanmerkingen op deze gronden.

Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste onderwerp. Dit betreft de datum van terugwerkende kracht en de ingangsdatum van de wet die dit regelt. De per een datum in het verleden terugwerkende kracht enerzijds en de datum van aanvaarding van een zulks regelende wet in de Eerste Kamer en van plaatsing ervan in het Staatsblad anderzijds zijn twee verschillende zaken. De wet die terugwerkende kracht regelt, dient zo snel mogelijk van kracht te zijn. Het onderhavige wetsvoorstel heet dan ook terecht een spoedwet. Het voorstel werd afgelopen 19 februari geagendeerd bij de commissie voor Financiën van de Kamer, waarop de commissie blanco eindverslag uitbracht teneinde het af te kunnen doen als hamerstuk. Ambtelijk had het ministerie kenbaar gemaakt te hechten aan een spoedige behandeling van dit wetsvoorstel in verband met de terugwerkende kracht ervan. Op 5 maart werd het wetsvoorstel op verzoek van de CDA-fractie van de hamerstukkenagenda afgevoerd. Dezelfde dag verzocht het lid Van Rij de commissie voor Financiën om schriftelijk overleg met de staatssecretaris, dat uiteindelijk resulteerde in twee rondes schriftelijk overleg en de plenaire behandeling van vandaag. Ik treed niet in zijn beweegredenen noch beweer ik dat de gevraagde informatie niet ter zake is, zij het dat deze informatie ook na aanvaarding van het voorstel gevraagd had kunnen worden. Ik constateer slechts dat de eventuele ingangsdatum van de wet die de maatregelen en de terugwerkende kracht ervan regelt, hierdoor aanzienlijk vertraagd is, ik neem aan tot 23 of 24 april.

De heer Van Rij (CDA):

Ik heb de heer Reuten heel hoog, alleen al vanwege het feit van zijn anciënniteit, maar ik begrijp dit echt niet. Wat ik namens de CDA-fractie gedaan heb, is gebruikmaken van het recht van ieder lid van deze Kamer om een schriftelijke inbreng te leveren. We horen straks wel van de staatssecretaris of dat zinvol of niet zinvol is geweest. Zelf denk ik namens de fractie dat de vragen voor de praktijk — zoals ik het ook gezegd heb: zowel voor de Belastingdienst als voor de belastingplichtigen — uitermate relevant waren. Dat is met hoge snelheid, onder druk, gedaan om niet te vertragen. Ik constateer dat dit wetsvoorstel in juni vorig jaar is ingediend bij de Tweede Kamer. De Tweede Kamer heeft er achtenhalve maand over gedaan. Als het wetsvoorstel volgende week in stemming komt, dan heeft deze Kamer er de facto twee maanden over gedaan. Mocht het wetsvoorstel aangenomen worden zonder wijziging, en daar ziet het naar uit, dan is de datum van terugwerkende kracht gewoon 1 januari 2018. Dus ik zie uw hele punt niet. Als u een ad-hominemaanval wilt doen, dan zij dat zo. Dan is dat uw goed recht. Maar uw zakelijke punt zie ik niet. Ik constateer, helaas zo'n beetje aan het einde van uw betoog, dat u verder niets inhoudelijks heeft te zeggen over dit wetsvoorstel. Dat ben ik niet van de SP gewend.

De heer Reuten (SP):

Wat er in de Tweede Kamer is voorgevallen, daar gaan wij niet over. Waar wij mogelijk wel over gaan, is wat er in deze Kamer voorvalt. De SP-fractie heeft de eerste schriftelijke ronde geen strobreed in de weg gelegd. Het stellen van vragen is ook het goed recht van de leden. De tweede ronde vonden wij te ver gaan. Dat hebben wij ook laten weten in de commissie. Verder heb ik niet gezegd dat de vragen van de heer Van Rij niet ter zake zijn. Ze zijn dat wel. Ik heb slechts gezegd dat die vragen ook achteraf gesteld hadden kunnen worden. Dat is mede een antwoord op wat net gezegd is. Daarmee sluit ik af.

Dit is mijn eerste inbreng in bijna negen jaar waarbij ik een bewindspersoon niets vraag en ook niet wijs op onvolkomenheden van een wetsvoorstel. Dat hangt samen met de aard ervan. Niettemin wacht ik eventuele commentaren graag af.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Reuten. Ik kijk naar de bewindspersoon, naar de staatssecretaris. Is hij in de gelegenheid om direct te antwoorden? Ja? Dat is het geval. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris van Financiën.