Plenair Wezel bij behandeling Verruiming sluitingsbevoegdheid ingevolge de Opiumwet



Verslag van de vergadering van 4 december 2018 (2018/2019 nr. 10)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.13 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Wezel i (SP):

Dank u, voorzitter. Ik zal vandaag spreken namens de SP en de Partij van de Dieren.

Aan de orde is het wetsvoorstel Verruiming sluitingsbevoegdheid drugspanden. Dit wetsvoorstel breidt in de Opiumwet de bevoegdheid van de burgemeester uit om een pand of een woning, een zogenaamd drugspand, op grond van de Opiumwet te sluiten. Hiermee heeft de burgemeester meer mogelijkheden om de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid te voorkomen en beheersen, en de nadelige effecten van de productie en distributie van handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden tegen te gaan. De burgemeester krijgt deze sluitingsbevoegdheid in die gevallen waarin in een pand of woning voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. De huidige sluitingsbevoegdheid ziet alleen op situaties waarin drugs in een pand of woning worden aangetroffen, verkocht, afgeleverd of verstrekt.

Drugs verbouwen in woningen is gevaarlijk. Er kan brand ontstaan en het kan extra criminaliteit veroorzaken. Inbraken, geweld, drugsgebruik, drugsverkoop en fraude. Criminaliteit die afbreuk kan doen aan de veiligheid en de leefbaarheid in een woonwijk. Van het sluiten van drugspanden kan een signaalwerking uitgaan ter preventie en repressie. De fracties van de Partij voor de Dieren en de SP vinden veiligheid en leefbaarheid in woonwijken belangrijk.

Naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel hebben de fracties van de SP en de Partij voor de Dieren nog een aantal vragen aan de minister. Ten eerste over de 0% gegronde beroepen tegen de sluiting van de panden. Ten tweede over de gevolgen voor en de bescherming van de betrokkenen. Ten derde over het bestuursrecht dat zich als strafrecht gaat gedragen.

Het eerste punt: de 30% gegronde beroepen tegen de sluiting van de panden. Uit het onderzoek dat is gedaan door universitair docent Bruijn naar uitspraken over artikel 13b Opiumwet in de periode 2008 tot 2016 blijkt dat in 30% van de gepubliceerde uitspraken, het beroep tegen de sluiting gegrond is verklaard. Dit gaat dan om uitspraken onder de huidige wetgeving. De thans aan de orde zijnde wetgeving verruimt de bevoegdheden van de burgemeester nog meer.

In de Tweede Kamer is de motie-Buitenweg/Van Nispen aanvaard, waarin de Tweede Kamer de regering verzoekt om het gebruik van de bestuurlijke sluitingsbevoegdheid te monitoren, uitspraken van de rechter hierover te analyseren en de Kamer hierover driejaarlijks te informeren. De minister stelt in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer dat hij dit een passende reactie vindt op de bevindingen van deze onderzoeker. Voordat de Kamers hierover geïnformeerd worden, is het echter drie jaar na invoering van het thans voorliggende wetsvoorstel.

Heeft de minister al onderzocht wat de oorzaken ervan zijn dat in de periode van de jaren 2008 tot en met 2016 in 30% van de gepubliceerde uitspraken het beroep tegen de sluiting gegrond is verklaard? Zo ja, zou de minister de Eerste Kamer over de uitkomsten van dit onderzoek kunnen informeren en zou hij kunnen toelichten wat er met deze resultaten is gedaan? Heeft dit geleid tot aanpassingen in het voorliggende wetsvoorstel? Zo nee, is de minister alsnog bereid te onderzoeken om welke redenen de beroepen tegen de sluitingen van de drugspanden gegrond zijn verklaard? Dit is immers een zorgwekkend hoog percentage en de inbreuk heeft grote impact op de betreffende bewoners en eigenaren. Zo ja, is de minister bereid toe te zeggen de Eerste Kamer te informeren over de resultaten van dit onderzoek?

Het onderzoeken van deze uitspraken is van belang omdat de Tweede en Eerste Kamer zich bij de vorige wet en deze wet kritisch hebben getoond over de ruime bevoegdheid die aan de burgemeester is gegeven. De regering heeft hierbij keer op keer benadrukt dat sluiting van een woonhuis het laatste redmiddel is en dat voorafgaand aan de sluiting een flink aantal stappen moet worden doorlopen. In het beleid van gemeenten wordt echter, anders dan de bedoeling van de wetgever, aangekondigd dat bij de eerste overtreding reeds tot sluiting wordt overgegaan. De praktijk heeft zich sinds 2007 ontwikkeld in een richting waarbij het aantreffen van meer dan een gebruikershoeveelheid drugs in een woning tot onmiddellijke sluiting leidt. Zo maak ik dat op uit het onderzoek van de universitaire docenten Peters en Bruijn. Wat beweegt burgemeesters om de wet zo ruim uit te leggen? Graag een reflectie hierop van de minister.

Het tweede punt: de gevolgen voor en de bescherming van de betrokkenen. In het voorgaande punt kwam naar voren dat burgemeesters de wet op dit moment al zo ruim uitleggen dat de praktijk zich heeft ontwikkeld in een richting waarbij het aantreffen van meer dan een gebruikershoeveelheid drugs in een woning, tot onmiddellijke sluiting leidt. 9% van de huisuitzettingen heeft thans al te maken met soft- of harddrugs. Volgens cijfers uit 2017 gaat het om jaarlijks 810 huishoudens. Vanwege sluiting raken bewoners hun sociale woning kwijt en kunnen zij zich gedurende vijf jaar niet opnieuw inschrijven. Uit het onderzoek van Bruijn blijkt dat in de praktijk de omstandigheden van het geval en de gevolgen van het verlies van een woning nauwelijks invloed hebben op het besluit van de burgemeester noch op de beslissing van de rechter. Een deel van deze bewoners is dan aangewezen op de nood- en crisisopvang. Nachtopvang kost een gemeente per persoon zo'n €25.000 en crisisopvang al snel €35.000 en nog meer als het om een gezin gaat. Drugsbezit en drugsgebruik moeten worden aangepakt, maar wordt er met deze praktijk thans al niet meer kapotgemaakt dan dat ons lief is? Burgemeesters krijgen met deze wet nog meer mogelijkheden om tot sluiting van woningen over te gaan. Hoe beschermt de minister deze mensen tegen de crimefightende burgemeesters, zeker nu de burgemeesters nog meer bevoegdheden krijgen om de woningen te sluiten?

Het derde punt: het bestuursrecht dat zich als strafrecht gaat gedragen. Waar de wetgever het oog had op woningen die slechts naar uiterlijke schijn werden bewoond, wordt de sluitingsbevoegdheid niet zelden ingezet om drugsbezit en -gebruik aan te pakken. Dat is echter het terrein van het strafrecht. Het lijkt de fracties van de SP en de Partij voor de Dieren niet de bedoeling dat de burgemeester een mogelijk tekortschietende strafrechtelijke opsporing gaat overnemen. Graag de reactie van de minister. Burgemeesters gaan zich steeds meer gedragen als crimefighters, wat weer een tegenreactie oproept, met bedreigingen van burgemeesters ten gevolge. Zou de minister op deze ontwikkeling kunnen reflecteren?

De fracties van de SP en de Partij voor de Dieren zien uit naar de reactie van de minister.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Wezel. Ik geef het woord aan de heer Schouwenaar.