Plenair Van Hattem bij voortzetting gezamenlijke behandeling van 12 wetsvoorstellen met betrekking tot samenvoegingen van gemeenten



Verslag van de vergadering van 10 juli 2018 (2017/2018 nr. 38)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 21.19 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Aan het begin van het betoog van de minister hoorde ik haar een veelbetekenende verspreking maken. Zij had het namelijk bij een van de te herindelen gemeenten over de gemeente Molenland. En we weten natuurlijk allemaal dat dit de gemeente Molenwaard betreft. Maar dit zegt wel iets. Dit zegt iets over de onherkenbaarheid, het amorfe karakter van die nieuwe te vormen gemeenten. Zo'n verspreking komt niet uit de lucht vallen.

Als we het dan toch over Molenland hebben — of Molenwaard, wat de daadwerkelijke naam is — dan roept dat ook een beetje een herinnering op aan de fictieve gemeente Molendijk, zoals de Willem-Frederik Hermans de gemeente Haren placht te noemen in zijn roman Onder professoren. Het zou toch heel mooi zijn om in deze tijd te weten wat Willem-Frederik Hermans gevonden zou hebben van de gemeente Groningen, waar zijn voormalige woonplaats Haren bij gevoegd zou worden. Ik denk dat hij er niet veel goede woorden voor over zou hebben gehad.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Als ik het goed begrepen heb, heet die nieuwe gemeente Molenlanden, om dat maar even mee te geven aan de woordvoerder van de PVV.

De heer Van Hattem (PVV):

Dat zou ook zomaar kunnen, maar volgens mij is de definitieve naam nog niet vastgesteld. Maar het is in ieder geval geen Molenland. Maar het maakt me niet uit hoe ze die nieuwe gemeente gaan noemen, het gaat erom dat het gewoon onherkenbaar is. De gemiddelde burger zal nergens op een kaart kunnen aanwijzen waar Molenlanden ligt. Overigens, Molenwaard is ook al een onherkenbare factor. Zo krijgen we opschaling zonder enige herkenning. Dat is ook wat de minister zelf in eerste termijn heeft aangegeven. Ze zegt: de bestuurlijke organisatie staat centraal, die moet meegaan met haar tijd en het samenvallen met de lokale gemeenschap ligt achter ons. Daarmee zegt ze dus eigenlijk ook dat het organische model van Thorbecke wordt losgelaten, want die keek juist naar de historische ontwikkeling van gemeenten en wat daar aan gemeenschappen achter lag. Daar had hij inspiratie voor opgedaan in de toenmalige Duitse gebieden, waar ook een dergelijke historische ontwikkeling centraal stond bij gemeentevorming. Dat idee wordt helaas losgelaten.

De heer Engels i (D66):

Voorzitter. Ik heb u beloofd dat ik het debat niet onnodig zal ophouden. Bovendien wil ik ook wel op tijd weg. De entree in de tweede termijn was al niet zo best van de goede collega, maar hij geeft nu een heel verkeerde uitleg van wat de organische staatsleer van Thorbecke is in het kader van het lokaal bestuur. Dat kan toch niet onweersproken blijven. Dat heeft niets met lokale gemeenschappen te maken. Met "organische staatsleer" wordt bedoeld dat de drie bestuurslagen meegroeien met de maatschappelijke ontwikkelingen, dat dit geen vaststaande entiteiten zijn. Ik snap wel dat het in uw straatje te pas komt om vast te houden aan iets wat er inderdaad allang niet meer is, namelijk: een lokale gemeenschap moet een lokale gemeente zijn, that's it. U heeft daar geen argumenten voor, maar gebruikt u in ieder geval niet de verkeerde.

De heer Van Hattem (PVV):

Natuurlijk is dat de uitleg die wij van D66 mogen verwachten. Dat is de visie van "wij moeten allemaal alleen maar kosmopoliet zijn, alleen maar Europees denken, alleen maar grootschaliger denken". Dat is de visie die beziet vanuit een D66-bril. Het idee van eigenheid en identiteit is gewoon een vies woord in kringen van D66. Daarom telt het ook niet dat er een lokale gemeenschap is die haar eigen bestuur en eigen organisatie wil regelen. Daarom kan D66 daar ook zo makkelijk overheen stappen, want alleen het bestuurlijke draagvlak telt. Alleen de bestuurskracht, wat die bestuurskracht ook moge zijn, is interessant, maar niet wat er leeft in een gemeenschap. Dat is wat wij zien in tal van gemeenten. In de gemeente Haren — het is al vaak gezegd en ik kan het niet vaak genoeg herhalen — heeft driekwart van de bevolking gezegd dat zij geen gemeentelijke herindeling wil. In de gemeente Hoeksche Waard is in drie van de gemeentes de meerderheid van de bevolking tegen. In Onderbanken is er een peiling geweest in 2012, waarbij de meerderheid tegen was. En toch wordt dit van bovenaf doorgedrukt. Dit is gewoon tekenend voor hoever de politiek van de burgers staat. Er wordt alleen maar gekeken naar de bestuurlijke belangen in plaats van de belangen van een gemeenschap.

Daarmee kom ik tot de essentie van wat wij hier hebben: gemeentelijke herindelingen van bovenaf opgelegd zonder de bevolking erbij te betrekken. Daarmee kom ik ook weer bij een vraag aan de minister, want ik heb het in mijn eerste termijn ook gehad over het Europees Handvest inzake lokale autonomie. Normaal gesproken loopt heel Den Haag warm voor alles wat uit Europa komt en nu wordt dit heel makkelijk terzijde gesteld. Kan de minister toch eens aangeven? Zij zegt dat de gemeenteraad betrokken is, terwijl het handvest duidelijk zegt dat bij voorkeur een volksraadpleging moet plaatsvinden. Hoe kan zij zo makkelijk over artikel 5 van het Handvest inzake lokale autonomie heen stappen? Is dan een Europees verdrag ineens niet meer van belang?

Dan hebben wij de discussie gehad over de langetermijneffecten. Wij hebben nergens kunnen vaststellen dat er duidelijke indicatoren zijn waarmee de effecten van de bestuurlijke herindeling gemeten kunnen worden. Ik vraag toch nog een keer aan de minister of die doelstellingen nog ergens effectief getoetst aan kunnen worden, dat bestuurskracht ergens effectief aan getoetst kan worden. Want het blijkt helemaal nergens uit, behalve uit allerlei standaardformuleringen met maatschappelijke opgaven. En die maatschappelijke opgaven kunnen ook zonder herindelingen als instrument gerealiseerd worden.

Dan heb ik nog een citaat aangehaald van promovendus de heer Bieuwe Geertsema, die stelde dat alle alarmbellen zouden moeten gaan rinkelen dat er totaal geen doelmatigheidsvoordelen te halen zijn uit die herindelingen. Mijn vraag was waarom bij de minister die alarmbellen niet zijn gaan rinkelen? Waarom alleen maar herindelen en opschalen, zonder daaraan meetbare effecten te kunnen koppelen?

Dan heb ik verder geen vragen meer uit eerste termijn. Uit de interruptie zojuist is wel een vraag blijven liggen over de bestuursovereenkomst voor de gemeente Haren. Waar hebben wij het over bij zo'n bestuursovereenkomst? Zoiets is niet rechtens afdwingbaar en net zo makkelijk terzijde te schuiven als de coalitieafspraak die in de provincie Groningen was gemaakt dat er geen herindelingen van bovenaf zouden worden opgelegd, wat nu vervolgens toch gebeurt. Hoe kan de minister garanderen dat er tot 2040 inderdaad niets gebeurt? Wij hebben namelijk vaker gezien dat er zulk soort bestuurlijke afspraken worden gemaakt en dat die na enkele jaren, vaak al na een jaar of vijf of tien, toch terzijde worden gesteld en dat er even makkelijk door een nieuw college of in een nieuwe samenstelling toch overheen wordt gestapt. Dus hoe is zo'n bestuursovereenkomst te handhaven? Door wie kan die gehandhaafd worden en ingeroepen worden?

Ik wacht nog altijd het voorstel van de minister af om tot een herindeling te komen van de republiek Amsterdam die zij ooit onafhankelijk wilde hebben. Die heb ik nog altijd gemist in dit voorstel.

Tot slot: Nederland telt grote en kleine gemeenten. Het probleem is dat wij nu alleen maar een gang richting grote gemeenten zien. Ik heb zelf het genoegen gehad om destijds in de kleinste gemeente van Brabant te zijn geboren, de gemeente Westerhoven. Met 1.700 inwoners was dat een prima functionerende gemeente. Die moest 29 jaar geleden ook zo nodig worden heringedeeld. Het eerste wat er gebeurde, was een groot nieuw gemeentehuis bouwen in de nieuwe gemeente Bergeijk. Daarmee werden in één klap extra kosten gemaakt. Er stonden verschillende oude gemeentehuizen leeg. Wij zijn nu twintig jaar verder en er wordt opnieuw een herindelingsdiscussie aangeslingerd over de gemeente Bergeijk en alle andere gemeenten in Zuidoost-Brabant, waarmee vervolgens weer nieuwe gemeentehuizen leeg komen te staan en nieuwe gemeentehuizen gebouwd moeten worden. Er moeten extra kosten worden gemaakt. Dat is typisch voor die voortdurende drang naar gemeentelijke herindelingen. Het schiet allemaal niet op.

Ik noemde de gemeenten in Zuidoost-Brabant, maar dit geldt heel specifiek ook voor de nieuwe gemeente Altena in Brabant, waar het Rabobankgebouw voor 14 miljoen wordt aangekocht en verbouwd om het als nieuw gemeentehuis in te richten. Ik heb het in de eerste termijn al aangehaald. In één klap worden alle besparingen tenietgedaan. Wij moeten gewoon stoppen met zulke zinloze exercities van opschaling, schaalvergroting en onherkenbaarheid. Wij moeten de gemeente zo dicht bij de burgers houden, zodat zij zo dicht mogelijk bij huis over hun eigen gemeenteraad kunnen beslissen. Geen gemeentes waar mensen 20 kilometer van het ene of het andere dorp af zitten. In mijn eigen gemeente 's Hertogenbosch is de afstand van Bokhoven naar Vinkel, twee kernen in één gemeente, 23 kilometer. Dan hebben we het gewoon over kleine provincies tegenwoordig. Het gaat eigenlijk nergens meer over. Dus houd het kleinschalig. Grootschalig levert niets op voor onze burgers. Luister naar de burgers door middel van lokale referenda. Alleen na een lokaal referendum waarin alle burgers van alle betrokken gemeenten zich positief hebben uitgesproken zal de PVV instemmen met gemeentelijke herindeling. Daarom zullen wij alle voorstellen niet kunnen steunen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Hattem. Ik geef het woord aan de heer Ten Hoeve.