Plenair Van Hattem bij behandeling Modernisering Huurcommissie en introductie verhuurderbijdrage



Verslag van de vergadering van 29 mei 2018 (2017/2018 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 13.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Dank u, voorzitter. Het voorleggende wetsvoorstel is bedoeld om de positie van de Huurcommissie te verstevigen en de taken van de Huurcommissie uit te breiden. Dat kan verwachtingen scheppen bij betrokken huurders en verhuurders maar het is de vraag hoeveel effect dit wetsvoorstel in de uitvoeringspraktijk zal hebben. De uitbreiding met geschillen die voortvloeien uit klachten van huurders over de door verhuurders geleverde producten en verrichte diensten is in de schriftelijke behandeling door de minister vrij summier geduid door te verwijzen naar bijvoorbeeld klachten over gedragingen van de verhuurder en de overdracht van de woning bij het intrekken en vertrekken van de huurder. Daarnaast gaf de minister vooral aan waar het wetsvoorstel geen betrekking op heeft, waar al regels voor bestaan en in welke gevallen de Huurcommissie geen rol zou kunnen spelen.

Naast deze zeer beperkte taakuitbreiding blijft dus vooral de aanpassing van het financieringsstelsel over. Bij de aanpassing van dit financieringsstelsel moet worden aangemerkt dat de verhuurderheffing door de minister is gepresenteerd als een mogelijke aanpak van hardleerse huisjesmelkers. Veelal zullen deze huisjesmelkers de verhoogde boetetarieven van de Huurcommissie voor lief nemen, waarbij bovendien het risico bestaat dat de verhuurderheffing in de huurprijzen zal worden doorberekend. Daarmee is de huurder dubbel de klos. Welke stok heeft de minister eventueel achter de deur om dit te voorkomen? Graag een reactie.

Daarnaast heeft de minister in het Tweede Kamerdebat over huisjesmelkers van 28 maart jongstleden in een reactie op de vraag van mijn PVV-collega de heer Kops over huurders die uit angst voor een huisjesmelker niet naar de Huurcommissie durven te stappen, aangegeven dat zij bezig is met een onderzoek naar maatregelen om de drempel weg te nemen voor huurders om naar de Huurcommissie te gaan, zoals een ambtshalve gang naar de Huurcommissie, en deze alternatieven te inventariseren. Kan de minister gelet op de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel aangeven wat de stand van zaken van dit onderzoek is?

Ook stelt de minister in de memorie van toelichting dat de Huurcommissie zich heeft gepositioneerd als een herkenbaar loket dat goed vindbaar is voor huurders en verhuurders. De vraag is of dit ook geldt voor huurders in de vrije sector. Uit een enquête van de Woonbond van afgelopen januari bleek namelijk dat 90% van de respondenten niet op de hoogte is van de mogelijkheden van de Huurcommissie in de vrije sector. Kan de minister dit verschil met haar stelling in de memorie van toelichting duiden? Ook hierop graag een reactie.

Voorzitter. Om terug te komen op de beperkte uitbreiding van het takenpakket van de Huurcommissie: wat mag nu meer concreet worden verstaan onder geschillen die voortvloeien uit klachten van huurders over de door verhuurders geleverde producten en diensten? Mag onder een door een verhuurder geleverd product ook ongestoord woongenot worden verstaan, waarbij aantasting van het woongenot wordt veroorzaakt door het beleid van de verhuurders? Ik noem als voorbeeld een woningcorporatie die als experiment jonge statushouders in flatwoningen huisvest. In 2016 omschreef RTV Utrecht een dergelijke situatie in de gemeente Stichtse Vecht. In weerwil van een zogenaamd succesverhaal dat door de gemeente en de woningcorporatie in de NRC werd gepresenteerd spraken buren over onder andere structurele geluidsoverlast en alcoholmisbruik. Een omwonende stelt: "Ik kan niet eens met mijn hond over straat lopen. Dan beginnen ze te gillen. Als ik daarover klaag bij de gemeente dan wordt er gezegd dat ik me moet aanpassen. Het moet toch niet gekker worden." De woningcorporatie herkende zich niet in dit beeld en sprak over een geslaagde proef met jonge statushouders. Kan de minister aangeven of huurders in zo'n geval ook bij de Huurcommissie terechtkunnen om te klagen over door verhuurder geleverde producten en verrichte diensten? Kunnen zij in zo'n geval bijvoorbeeld aanspraak maken op huurverlaging vanwege gederfd woongenot? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Met het zojuist genoemde voorbeeld kom ik tot een punt dat essentieel is voor de situatie op de Nederlandse woningmarkt: de massa-immigratie. Dit kabinet-Rutte III laat jaarlijks tienduizenden migranten Nederland binnenkomen. Nepvluchtelingen die door vele veilige landen zijn getrokken en die hier beloond worden met een sociale huurwoning en op de koop toe ook nog hun gezin mogen laten overkomen. Het is de ongemakkelijke waarheid die een zware wissel trekt op het beschikbare woningaanbod. Middels de Huisvestingswet worden gemeenten verplicht om een door het Rijk bepaald aantal woningen toe te wijzen aan statushouders. Dit zou, wat de PVV betreft, sowieso moeten stoppen. Geen sociale huurwoningen meer voor statushouders.

Steeds minder sociale huurwoningen zijn beschikbaar voor onze eigen woningzoekenden, die vaak noodgedwongen zijn aangewezen op de vrije sector. Mede door deze schaarste zijn de prijzen gestegen, zeker nu de woningbouwontwikkelingen dit tempo niet kunnen bijhouden. Ondertussen krijgen statushouders wel tijdelijke huurverlaging, zoals bij de Tilburgse woningcorporatie Tiwos. Op onze vragen hierover in de schriftelijke ronde kwam slechts een ontwijkend antwoord van de minister, onder andere over prestatieafspraken bij woningcorporaties. Doelt de minister daarmee op prestatieafspraken voor de huisvesting van statushouders? Zou juist bij zulk beleid niet de Huurcommissie in beeld kunnen zijn, bijvoorbeeld bij de toepassing van de Wet op het overleg huurders verhuurders, de Wohv? Waar kunnen gediscrimineerde Nederlandse huurders die geen huurverlaging krijgen — integendeel, de sociale huur is 17% gestegen — volgens de minister dan wel terecht met een klacht in dit kader? Graag een reactie.

Kan de minister verder aangeven in hoeverre de Huurcommissie binnen haar taken uitspraken kan doen over huurwoningen vanwege beleid van woningcorporaties in het kader van de energietransitie? Dat zijn kosten die gigantisch kunnen oplopen: 190 miljard euro om alle huizen van Nederland energieneutraal te maken, gemiddeld €25.000 per woning volgens het Economisch Instituut voor de Bouw. Kan een huurder bij de Huurcommissie terecht wanneer doorgeslagen duurzaamheidsgedram van een verhuurder, zoals het afsluiten van aardgas en het installeren van kostbare warmtepompen, zorgt voor hogere huurlasten? Graag een reactie van de minister.

In de schriftelijke beantwoording stelde de minister verder dat de Huurcommissie de huurprijzen van woningen alleen kan en mag toetsen aan het woningwaarderingsstelsel en de regels rond huurprijswijzingen voor individuele woningen. Wat het woningwaarderingsstelsel betreft, de WOZ-waarde is weliswaar te achterhalen via het WOZ-waardeloket, maar het is niet altijd transparant waar deze berekening op is gebaseerd. In taxatieverslagen worden niet altijd alle woningkenmerken vermeld die de gemeente heeft gebruikt voor het berekenen van de WOZ-waarde. Ook bestaan er verschillen tussen gemeenten. Sommige gemeenten geven belanghebbenden geen inzicht in de volledige lijst, terwijl andere gemeenten juist samen met de woningeigenaar de gegevens beheren. Zo laat bijvoorbeeld de Belastingsamenwerking West-Brabant de woningeigenaar de gegevens zelf digitaal controleren en wijzigen, om daarmee de WOZ-waarde nauwkeuriger te berekenen. Kan de minister aangeven of belanghebbenden, dus ook huurders, op gelijke voet inzicht kunnen krijgen in de volledige lijst met woningkenmerken? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Tot zover in eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Hattem. Ik geef het woord aan de heer Köhler.