Plenair Martens bij voortzetting behandeling Actief donorregistratiesysteem



Verslag van de vergadering van 6 februari 2018 (2017/2018 nr. 18)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.44 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Martens i (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Vorige week heb ik de punten geschetst die voor onze fractie het meest cruciaal zijn bij het maken van de uiteindelijke afwegingen. Het gaat met name om de vraag of de inbreuk op de onaantastbaarheid van het lichaam, zoals vastgelegd in artikel 11 van de Grondwet en artikel 8 van het EVRM, wel of niet aanvaardbaar is. De toen genoemde punten zijn nog steeds belangrijke afwegingspunten, maar ik zal daar nu niet opnieuw op ingaan. Vandaag zal ik graag ingaan op de punten die zijn blijven liggen in de beantwoording in de eerste termijn en op de punten in de brief van de initiatiefneemster.

Zoals gezegd ondersteunt onze fractie het doel van het wetsvoorstel, zijnde meer donaties, meer bewuste keuzes en meer registraties. Ook al heeft Nederland de hoogste registratiegraad in de wereld, onze fractie is ervan overtuigd dat er nog veel te winnen valt. In onze fractie wordt verschillend gedacht over de noodzaak van het wetsvoorstel om die doelen te bereiken. Onze fractie is niet geholpen door de onduidelijkheden die de initiatiefneemster op een aantal punten in het debat liet bestaan over de positie van de nabestaanden, wilsonbekwamen en de rechtspositie van artsen. Onze fractie dankt de initiatiefneemster voor haar brief om een en ander te verhelderen. De leden hebben deze met aandacht gelezen.

Voorzitter. Om meer registraties en donaties te bevorderen, wijzigt ADR de huidige Wet op de orgaandonatie. Het grote verschil van ADR met de huidige wet is de wettelijke verankering van:

1. de positie van degenen die zich niet registreren: die worden met ADR geacht stilzwijgend toestemming te hebben gegeven;

2. de positie van wilsonbekwamen: zij kunnen in de huidige wet géén donor worden en in ADR wel;

3. de positie van de nabestaanden: die moeten in de huidige wet bij niet-registratie altijd geraadpleegd worden en hebben de facto beslissingsrecht, met ADR niet meer; daar hoeven ze slechts geïnformeerd te worden over de registratie;

4. de positie van artsen: waar die in de huidige wet rechtszekerheid kunnen ontlenen aan de wet, krijgen zij met ADR een autonome verantwoordelijkheid op het punt van de positie van de wilsonbekwamen via de wettelijke vergewisplicht en ten opzichte van de nabestaanden op het punt van de bepaling met betrekking tot het aannemelijk maken.

Op al deze punten bleek er afgelopen dinsdag onhelderheid in het debat. Voor het oorspronkelijke voorstel was in de Tweede Kamer geen draagvlak. Daarom zijn in de Tweede Kamer wijzigingen aangebracht ten aanzien van de eerste drie punten. Er wordt nu in de registratie een onderscheid gemaakt tussen degenen die zich hebben geregistreerd als donor en degenen die niet hebben gereageerd. Die laatsten worden nu geregistreerd als "geen bezwaar hebbend" maar worden wel geacht behandeld te worden als donor.

De Tweede Kamer wilde niet dat wilsonbekwamen bij niet-reageren op de brief automatisch donor zouden zijn. Vandaar de invoeging van de vergewisplicht, wettelijk geborgd in artikel 21. Door amendering in de Tweede Kamer hebben nabestaanden nu de mogelijkheid gekregen om bezwaar te maken als zij het niet eens zijn met de registratie.

Voorzitter. Wat betreft de vergewisplicht wilde de Tweede Kamer niet dat wilsonbekwamen bij niet-reageren op de brief automatisch donor zouden zijn. Vandaar de invoeging van de vergewisplicht. De leden waren verbaasd te horen dat initiatiefneemster zegt dat het slechts om een "inspanningsverplichting gaat, die zijn grenzen heeft en niet zo zwaar moet worden beschouwd"; dit waren haar letterlijke woorden. Graag krijg ik nog eens een toelichting van initiatiefneemster op hoe deze vergewisplicht gezien moet worden, want wat gebeurt er als voor een arts niet duidelijk is of een eventuele donor wilsbekwaam was ten tijde van de registratie en wanneer de wettelijk vertegenwoordiger en nabestaanden afwezig zijn? Wat gebeurt er dan? Uit het wetsvoorstel blijkt niet duidelijk wat een arts geacht wordt te doen in dat geval. Graag ook een reactie van de minister op dit punt: hoe beschrijft de wet dit?

Wat betreft de rechtspositie van de nabestaanden en de artsen ontstond in het debat verwarring over hetgeen de wet bepaalt over de positie van de nabestaanden. Mag een nabestaande de registratie overrulen? Zo ja, mag deze dat dan zowel bij een ja- als bij een nee-registratie en ook bij de registratie "geen bezwaar"?

Voorzitter. In de huidige wet is een niet-geregistreerde geen donor, tenzij de nabestaanden toestemming verlenen. Zij hebben de facto beslissingsrecht. In de ADR is deze rol van nabestaanden bij niet-registratie nadrukkelijk uit het wetsvoorstel geschreven. Nabestaanden hoeven niet meer om toestemming gevraagd te worden. Ze hoeven slechts geïnformeerd te worden over de registratie. Als mensen niet reageren op de oproep om zich te registreren, worden ze geregistreerd als "geen bezwaar hebbend", wat gelijk staat aan donor. Als toezegging aan de Tweede Kamer is ingevoerd dat de nabestaanden op eigen initiatief wel nog bezwaar kunnen maken tegen de registratie, maar dan moeten ze aan de arts aannemelijk kunnen maken dat de patiënt geen donor wilde zijn. De wet geeft daarvoor geen criteria; daar hebben we het al over gehad. Het is aan de individuele arts om te beoordelen of een nabestaande in voldoende mate aannemelijk kan maken dat de registratie niet aansluit bij de wens van de patiënt.

In het debat werd gezocht naar criteria en naar helderheid. Hoe kunnen nabestaanden dat aannemelijk maken? Telt alleen het bezwaar van de patiënt of ook het bezwaar van de nabestaanden zelf? De brief van initiatiefneemster is bedoeld om daarop antwoord te geven en ook om de rechtspositie van de arts te verhelderen. De leden lezen een verschil in hetgeen de wet bepaalt en hetgeen initiatiefneemster voorstaat in haar brief. Waar het wetsvoorstel nadrukkelijk geen rol voor de nabestaanden vastlegt, tenzij de registratie aantoonbaar onjuist is, lezen de leden in de brief van de initiatiefneemster dat ze nu eigenlijk toch het laatste woord aan de nabestaanden wil geven, maar geen formeel veto. Graag een toelichting op het precieze verschil tussen die twee.

Initiatiefneemster wil dit regelen via de artsen. Het is de leden niet helder wat initiatiefneemster precies voor ogen staat. Enerzijds stelt zij dat artsen worden geacht te handelen met de registratie als uitgangspunt en tegelijkertijd worden zij geacht daarbij de visie van de nabestaanden leidend te laten zijn. Ook worden artsen geacht een eigen afweging te maken overeenkomstig hun professionele autonomie, maar in wiens belang? In het belang van de nabestaanden of in het belang van de patiënt die op een orgaan wacht? De leden lezen het zo dat de beslissingsbevoegdheid tot uitname van organen daarmee altijd bij de arts ligt. Graag een reactie van initiatiefneemster.

De heer Don i (SP):

Ik ben benieuwd wat mevrouw Martens nu precies zoekt. U zoekt absolute duidelijkheid. U zoekt stevige ankers in een wet, waarmee het gedrag van de arts en de nabestaanden bepaald moet gaan worden. Daarmee verliest u volgens mij een beetje uit het oog hoe het in de praktijk gaat. We hebben de heer Abdo afgelopen zondag nog in Buitenhof op de tv kunnen zien en ook tijdens de deskundigenbijeenkomst. Hij brengt elke keer naar voren dat het gaat om de dialoog, het gesprek. De wet biedt de ruimte om dat gesprek uitermate goed te voeren. De wet leunt zelfs een beetje op dat gesprek. In dat gesprek gaat het dus om een donatievraag op een lastig moment voor de familie, waarbij de familie dus de ruimte krijgt om daar een mening over te vormen. Die mening is zelfs van doorslaggevende aard. U zoekt in dezen naar absolute zekerheid dat dit onder alle omstandigheden gaat gebeuren. Ik denk dat je donatie in de praktijk helemaal kunt vergeten als je dat in de wet wilt verankeren. Het gaat om het gesprek en de dialoog tussen die twee.

De voorzitter:

Wat is uw vraag aan mevrouw Martens?

De heer Don (SP):

Wat zoekt u?

Mevrouw Martens (CDA):

Ik zoek helderheid over de wet. Wat wil initiatiefneemster nu in de wet regelen? Daar kom ik later nog op terug: wat wil initiatiefneemster in de wet regelen ten aanzien van de verantwoordelijkheid en de bevoegdheden voor artsen en wat wil initiatiefneemster in de wet regelen met betrekking tot de nabestaanden? Dat een gesprek mogelijk is, is evident. Het is niet zo dat het gesprek verplicht is in de sfeer van: check bij de nabestaanden. De wet regelt dat de nabestaanden geïnformeerd moeten worden over de registratie. Gelukkig hebben wij artsen die altijd in overleg gaan, hoewel de artsen ook weer van mening verschillen over de mate waarin rekening gehouden moet worden met de mening van de nabestaanden. Bijvoorbeeld de reeds aangehaalde heer Abdo zegt: altijd. Dat heeft hij ook in Buitenhof gezegd en ook hier in de deskundigenbijeenkomst. Daar was ook professor Rutger Ploeg, die in een artikel schrijft: nee, de wil van de nabestaanden moet altijd gerespecteerd worden. Onder de artsen zelf, ook bij degenen die voor dit wetsvoorstel zijn, is dus verschil van mening over hoe je moet omgaan met nabestaanden. Kun je zoiets cruciaals, wat wij ook hier in onze Kamer als heel cruciaal zien — hoe wordt er omgegaan met nabestaanden? — laten afhangen van de individuele beoordeling van de arts, ja of nee? Als dat via protocollen gaat, hoe hebben wij dan de garantie dat die blijven zoals die nu zijn, als default? Maar nu loop ik al vooruit op de tekst.

De heer Don (SP):

Dit is mijn laatste vraag aan mevrouw Martens. De vorige keer heeft u mij in mijn betoog horen zeggen dat we het niet van de veldnorm moeten hebben, maar dat we naar een soort uitvoeringspraktijk moeten die gelijk is. U heeft mevrouw Nooren daar uitgebreid over horen spreken en u heeft ook kennis kunnen nemen van de motie van mevrouw Nooren; daar heeft u zelfs op gereageerd. Volgens mij staat daar precies in wat u zoekt.

Mevrouw Martens (CDA):

Mijn probleem is dat wij niet gaan over die veldnorm. Als wij dit echt willen, moeten wij dit dus in de wet regelen en niet in de veldnorm. Daar vraag ik de initiatiefneemster naar als ik verderga met mijn betoog.

Voorzitter. Graag horen de leden allereerst wat initiatiefneemster wil regelen ten aanzien van de rechtspositie van artsen en nabestaanden en vervolgens hoe zij dat wil regelen. De KNMG vraagt om de rol van nabestaanden politiek te regelen en niet over te laten aan de beroepsgroep, de interpretatie van de individuele arts respectievelijk aan het bestuur van elk individueel ziekenhuis. De brief van initiatiefneemster lijkt toch vooral te reflecteren op de beroepspraktijk. Ook de veldnorm en de protocollen gaan daar natuurlijk over. De brief is een beschrijving van de huidige praktijk, met de verwachting dat die in de toekomst zo zal blijven. De leden lezen in de brief veel woorden als "ik acht het van belang", "het is nu zo, dus artsen zullen altijd", "de arts zal ervoor kiezen", "de arts zal rekening houden met", "de arts kan afwijken van", "de praktijk zal neerkomen op", "gaat ervan uit dat", "zal bekeken moeten worden hoe", "strekt tot aanbeveling" en "ik kan me voorstellen dat". De leden van onze fractie steunen deze wensen en hoop, maar ze zien wel een groot verschil tussen enerzijds de beschrijving van de praktijk zoals die nu is, op basis van de huidige protocollen en richtlijnen in de beroepsgroepen, en anderzijds de door de Kamer gezochte wettelijke borging. Het is voor de leden onduidelijk hoe de brief de wettelijke borging geeft dat de nabestaanden het laatste woord zullen hebben nu de initiatiefneemster bij herhaling stelt dat het uiteindelijk steeds gaat om een eigen professionele afweging van de arts. Ook uit het gebruik van woorden als "leidend" en "in feite" kan worden afgeleid dat het bij de beoogde norm niet om een juridisch binding gaat.

De heer De Grave i (VVD):

Ik geloof nu toch wel dat er een duidelijk antwoord is gekomen op de vraag die de collega van de SP heeft gesteld, namelijk: wat wilt u? Ja, u wilt duidelijkheid, maar u geeft het antwoord zelf: u wilt dat het in de wet wordt geregeld. Dat is ingewikkeld, want het staat nu niet in de wet. Ik zou u toch iets willen vragen. Als wij deze initiatiefwet verwerpen, handhaven we de huidige wet. Misschien kunt u mij uitleggen welk van de heldere normen die u beschrijft, in de huidige wet staan. Er staat geen vetorecht voor nabestaanden in de huidige wet. Met andere woorden: we verwerpen een wet en we handhaven de huidige wet, en daarin staat de praktijk geformuleerd zoals die beschreven is. Daar staat geen vetorecht voor nabestaanden in. Begrijp ik goed dat u er, nu u deze wet verwerpt omdat u dit punt onhelder vindt, tegelijk voor pleit dat de huidige Wet op de orgaandonatie wordt aangepast?

Mevrouw Martens (CDA):

De huidige Wet op de orgaandonatie is heel helder over de positie van nabestaanden in geval van niet-registratie. Dat is een belangrijk punt.

De heer De Grave (VVD):

Ik ben het daar niet mee eens, maar goed, daar kom ik in mijn eigen termijn wel op terug. Het is op basis van de huidige wet zelfs zo dat er in de praktijk zelfs bij een ja-registratie geen orgaanuitname plaatsvindt als nabestaanden bezwaren maken. Dat is in de wet niet geregeld. Als u dan vindt dat er zo veel helderheid moet zijn over wat er moet plaatsvinden, en dat dat niet aan dokters kan worden overgelaten maar dat de wetgever dat moet regelen, dan moet u ook zeggen dat de huidige wet moet worden gewijzigd. Dat is dan consequent.

Mevrouw Martens (CDA):

Wij discussiëren niet over de huidige wet. Wij discussiëren over wat deze nieuwe wet gaat regelen. En deze nieuwe wet regelt bij niet-geregistreerden eigenlijk geen positie voor de nabestaanden. Dat is het.

De heer De Grave (VVD):

Het is wel zo dat wij als Eerste Kamer een keuze hebben. We stemmen voor of tegen de initiatiefwet en de consequentie van dat laatste is dat de huidige wet dan blijft bestaan. Dat betekent ook dat we dan de huidige praktijk legitimeren. Ik wijs u erop dat die huidige wet in belangrijke mate gebaseerd is op de uitvoeringspraktijk, op de wijze waarop artsen hiermee omgaan in het gesprek. Tot nu toe is dat ook nooit een onderdeel geweest waar heel veel kritiek op was. Ik probeer uw zware kritiek op de initiatiefwet, namelijk dat er geen wettelijke normen zijn, dus enigszins te relativeren op basis van de praktijk van de huidige wet. Want als u tegen de initiatiefwet stemt, stemt u voor de huidige praktijk.

Mevrouw Martens (CDA):

De heer De Grave zei net dat het hetzelfde blijft, dus daarover hoeven we niet te stemmen. Dat is de positie met betrekking tot het overrulen van de nabestaande bij een ja-registratie. Maar ik vraag de initiatiefneemster daar ook nog naar. Wat wil ze nou eigenlijk regelen? Ook in haar brief is dat niet helder. Maar daar hoeven wij dus niet over te stemmen, want die blijft gelijk, zegt u, want dat is de praktijk. Ik probeer te kijken wat er in de wet staat en de praktijk daar nog even los van te zien.

De heer Don (SP):

De initiatiefwet waar we het nu over hebben, komt voort uit de huidige wet. Er is een minimale verandering, alleen van het registratiesysteem. U zegt dat we niet stemmen over de huidige wet. Nee, daar stemmen we niet over. We stemmen over de initiatiefwet. Maar doe je niets met de initiatiefwet, omdat je erop tegen bent, dan blijft de huidige wet bestaan, met alle gebreken waarover u zonet zwaar refereerde. Dus ja, ik volg toch de heer De Grave in dezen: dan zijn we terug bij af. Dan blijven de thema's die u benoemd en de zekerheid die u zoekt, onzeker in de huidige situatie. De nieuwe wet brengt daar juist verbetering in.

Goed. Mevrouw Martens, ik kom tot mijn vraag. Kunt u zich überhaupt wel vinden in hetgeen hier voorligt? Want u zoekt naar een bepaalde zekerheid en die vindt u niet. Die zekerheid zit niet in de huidige praktijk volgens u. Kunt u zich überhaupt wel vinden in dit wetsvoorstel?

Mevrouw Martens (CDA):

Wij hebben vorige week gedebatteerd over een aantal aspecten van het wetsvoorstel en we debatteren vandaag ook over een aantal onderdelen van het wetsvoorstel en over de implicaties van het wetsvoorstel. Op basis van dat alles zal onze fractie een afweging maken. En zoals bekend is onze fractie verdeeld over dit onderwerp. Vooralsnog. En dat zal wel zo blijven.

Mevrouw Strik i (GroenLinks):

Mevrouw Martens heeft natuurlijk gelijk: we stemmen niet over de huidige wet; daar moeten we mee leven. Daar ben ik het mee eens. Maar ik zou toch graag van mevrouw Martens willen weten of ze ook moeite heeft met het huidige systeem, waarin de nabestaanden van degenen die expliciet toestemming hebben gegeven, niet de zekerheid hebben dat er bij onoverkomelijke bezwaren niet tot donatie wordt overgegaan. Want dat is nu niet in regels vastgelegd.

Mevrouw Martens (CDA):

Ik vind het niet juist om nu over punten te discussiëren die hier niet aan de orde zijn. Want wij gaan niet over de huidige wet; wij zien de huidige praktijk. Ik persoonlijk kan mij voorstellen dat artsen rekening houden met de nabestaanden, maar ik vind het wel een heel ingewikkeld iets. Want als iemand expliciet heeft gezegd "ik wil donor zijn" en de nabestaanden dat willen overrulen, dan staat de arts voor een dilemma. En dat blijft zo, in het ene geval en in het andere geval. Alleen wordt in de huidige wet iets bepaald over de positie van nabestaanden, anders dan in de Wet op de orgaandonatie. En wij praten over de verandering; wij praten niet over wat er gelijk blijft.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik constateer dat mevrouw Martens de huidige situatie dus ook onbevredigend vindt, omdat ze het idee heeft dat die de artsen voor een groot dilemma plaatst waarvoor de regelgeving geen oplossing biedt.

Mevrouw Martens (CDA):

Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat het voor een arts een dilemma is, maar ik heb niet gezegd dat de huidige wet in die zin anderszins een probleem is of niet. Dit plaatst artsen voor een dilemma.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Strik. Of niet? U was klaar?

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ja, ik was klaar. Ik heb hier niks aan toe te voegen.

Mevrouw Martens (CDA):

Voorzitter, dan ga ik verder. Graag horen de leden nog eens kort wat de initiatiefneemster precies wil regelen en wettelijk wil borgen. Gaan artsen bij een registratie van "donor" of "geen bezwaar" altijd vrijuit als zij overgaan tot uitname van organen of moeten zij altijd het bezwaar van de nabestaanden respecteren? Zo ja, kan dat zowel gaan om het bezwaar dat de nabestaande zelf heeft of kan dat alleen betrekking hebben op de wil van de patiënt? En wat als de visies van de nabestaanden uiteenlopen? Wat is geborgd in het huidige wetsvoorstel en wat niet?

Ook horen de leden graag van initiatiefneemster hoe zij dat wil vastleggen. Initiatiefneemster wil dit immers niet in de wet zelf vastleggen. Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat zij erop vertrouwt dat de protocollen van de beroepsgroepen respectievelijk ziekenhuizen dat zo zullen regelen als zij voor ogen heeft? Hoe kunnen deze protocollen de wettelijke borging bieden waar de Kamer om vroeg, gezien het gegeven dat de Eerste Kamer niet over deze protocollen gaat? Daar is in het debat ook door onze voorzitter op gewezen. Bovendien kan de beroepsgroep die protocollen veranderen zonder het parlement. De praktijk van vandaag is geen garantie dat die in de toekomst zo zal blijven. Zeker nu donatie met ADR een andere default krijgt en donatie wettelijk is toegestaan bij iedereen die niet heeft gereageerd op de brieven. Graag een reactie van de initiatiefneemster en de minister.

Kan de initiatiefneemster nog eens uitleggen waarom ze de positie van de nabestaanden uit de wet heeft geschreven en zij de Kamer toch tegemoet wil komen, maar zij desalniettemin blijft afzien van een wettelijke borging van de positie van nabestaanden in het ADR-systeem, ook bij niet-reagerenden? Zou een wettelijke borging niet meer passend zijn in het kader van zorgvuldigheid en rechtszekerheid, zo vragen de leden aan initiatiefneemster en minister.

Aan de minister hebben wij nog de volgende vraag. De rol van de nabestaanden is essentieel verschillend beschreven in het wetsvoorstel en in de brief. Als de visies uit de brief al meetellen in de wetsgeschiedenis, dan is het toch zo dat bij tegenstrijdigheid, de wetstekst boven de uitleg in de brief gaat? Zoals de minister al in de eerste termijn zei, verwijst artikel 23 expliciet naar de uitwerkingen die individuele ziekenhuisbesturen geacht worden vorm te geven, wat met ADR niet in handen is gegeven van het ministerie.

Voorzitter, dan nog een paar punten tot slot. Allereerst over flankerend beleid. Initiatiefneemster heeft aangegeven dat het invoeren van ADR alleen effectief kan zijn als het gepaard gaat met aanpalend beleid en flankerende maatregelen. Zij ziet dat als een noodzakelijke voorwaarde. Graag hoort onze fractie wat haar daarbij voor ogen staat en hoe zij aankijkt tegen de toezegging van de minister dat hij, ongeacht of het wetsvoorstel wordt aangenomen of niet, actief zal worden om gemeenten te faciliteren bij de voorlichting en activering van de bewuste keuze tot registratie. Hij wil gemeenten daar zelfs een wettelijke taak in geven. In de eerste termijn heeft de minister ook een aantal andere initiatieven genoemd waaraan hij wil werken, net als de leden van de CDA-fractie. Is onze conclusie juist dat de minister mogelijkheden binnen de huidige wet ziet voor aanvullende activiteiten? Verwacht hij daar ook positieve resultaten van?

De leden hebben goed nota genomen van de opmerking van de minister dat artikel 22 van de Grondwet geen recht geeft op een goede gezondheid en dus ook geen recht op organen.

Voorzitter. Is ADR hetzelfde als de opt-outsystemen in andere Europese landen? Initiatiefneemster stelt dat ADR ongeveer gelijk is aan het opt-outsysteem van andere landen. Daarover het volgende. ADR verschilt op fundamentele punten van het opt-outsysteem in andere landen. Andere landen registreren alleen degenen die géén donor willen zijn. Als iemand zich niet expliciet heeft uitgeschreven als donor, moeten in andere landen altijd de nabestaanden geraadpleegd worden. Bij bezwaar van de kant van nabestaanden of als nabestaanden aangeven dat de patiënt bezwaar had, geeft in de meeste landen de wet aan dat artsen niet mogen overgaan tot uitname van organen. In geen enkel ander land registreert de overheid een veronderstelde wens van een persoon. In geen enkel land is een niet-registratie gelijk aan instemming met donorschap. In geen enkel ander land krijgen nabestaanden bij wet zo'n marginale rol. Dat zijn cruciale verschillen tussen de wettelijke regelingen in andere opt-outlanden en ADR.

Dit raakt ook het vertrouwen in de gezondheidszorg en de politiek. In Brazilië en Chili bleek dat mensen zich gaan afvragen aan wie de arts voorrang zou geven: aan de stervende patiënt of aan de patiënt die wacht op een orgaan? Wordt dat risico niet groter als nu de default verandert? Hoe zal het gaan met het vertrouwen in de overheid als deze ook instemming gaat registreren zonder dat een persoon zich daarover heeft geuit?

Hoogleraar medische informatiesystemen Schonk wijst op het belang van het gegeven dat medische informatie is gebaseerd op feiten en niet op aannames van instanties die de persoon niet kennen. Zij schrijft dat de burger de registratie "geen bezwaar" mogelijk zou kunnen aanmerken als administratieve fraude van de overheid omdat die niet een uiting van de persoon zelf registreert, maar slechts een veronderstelde mening. De overheid stelt die gelijk aan een geuite toestemming voor volledig donorschap, inclusief het beschikbaar stellen van organen voor wetenschappelijk onderzoek. Terwijl de registratie "geen bezwaar" de facto slechts de constatering weerspiegelt dat iemand om welke reden dan ook niet heeft gereageerd. Schonk stelt: als het wetsvoorstel wordt aangenomen, sanctioneert de Eerste Kamer een wet die de overheid machtigt om iemand uitspraken toe te dichten die de persoon niet gedaan heeft, deze vast te leggen en vervolgens artsen op te dragen dit te zien als een toestemming en daarnaar te handelen. Daarbij is de bewijslast vervolgens aan de nabestaanden als de registratie niet klopt. In de eerste termijn had ik hierover een vraag, waarop de initiatiefneemster nog niet heeft gereageerd. Graag alsnog een reactie.

Voorzitter. Zoals gezegd is het voor onze fractie een vrije stemming. Ieder staat voor de afweging of hij/zij het legitiem acht twee rechten, die voor iedere Nederlandse burger grondwettelijk zijn verankerd, te beperken omwille van het mogelijk verkrijgen van meer registraties en donoren. Bij de beoordeling zal naast de nood van de patiënten en hun omgeving, ook de noodzaak, proportionaliteit, subsidiariteit en uitvoerbaarheid een belangrijke rol spelen, alsmede de risico's als het gaat om het vertrouwen in de overheid en de gezondheidszorg. Een deel van de fractie staat sympathiek tegenover het wetsvoorstel en een deel heeft principieel-juridische bezwaren, dan wel bezwaren op het punt van proportionaliteit en subsidiariteit. Wij zien de reactie van initiatiefneemster en van de regering met belangstelling tegemoet.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Martens. Ik geef het woord aan de heer Kuiper.