Plenair Bredenoord bij behandeling Vastleggen en bewaren van kentekengegevens



Verslag van de vergadering van 14 november 2017 (2017/2018 nr. 7)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.54 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Bredenoord i (D66):

Voorzitter. Ik wil allereerst de minister graag bedanken voor zijn antwoorden. Ik meen uit de eerste termijn nog een antwoord te missen op mijn vraag over de mozaïektheorie. Wellicht kan de minister daar nog wat verder op ingaan.

Feitelijk neemt de minister met dit voorstel een hypotheek op de toekomst. Hij geeft zelf ook aan dat er op dit moment geen harde cijfers zijn. Het is dus niet empirisch te onderbouwen hoe effectief het wetsvoorstel is. Feitelijk moet dat gaan blijken de komende drie jaar.

Waar ik dan toch een beetje mee blijf zitten, zijn het rapport van het WODC en ook de ervaringen uit het Verenigd Koninkrijk. Daar blijkt toch vooral dat het geen of maar een heel beperkte bijdrage levert aan de opsporing van zware criminaliteit en dat het vooral gaat om het kleine bier, de kleine overtredingen. Daarmee blijft een feit dat er een inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer en dat de afweging of die gerechtvaardigd en proportioneel is moeilijk blijft. Voor mijn fractie blijft het nog onduidelijk hoe nu moet worden bepaald of het wetsvoorstel proportioneel is als de effectiviteit feitelijk nog ongewis is.

Ook houd ik mijn twijfels bij de bewaartermijn van 28 dagen. We hadden het er even over en toen gaf de minister aan dat dat kennelijk nodig is voor de opsporing. Kennelijk heeft de politie dus 28 dagen nodig om iets te kunnen doen met de eventuele hits. We weten allemaal dat er achterstanden zijn bij politie en OM, dus gaat, als ik dan deze logica zou volgen, de bewaartermijn alleen maar langer worden en niet korter. Ik meende dat de minister toch ook een soort voorschot nam op de evaluatie en dat hij zei: het kan dat het toch ruimer moet dan 28 dagen en misschien zelfs naar twee jaar, zoals in het Verenigd Koninkrijk.

Ik heb verder goed geluisterd naar de antwoorden van de minister en van mijn collega's. Ik neem die mee terug naar de fractie om onze uiteindelijke positie te bepalen.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bredenoord. Ik geef het woord aan mevrouw Wezel.