Plenair Van Hattem bij voortzetting behandeling Wet op de inlichtingen-en veiligheidsdiensten 20..



Verslag van de vergadering van 11 juli 2017 (2016/2017 nr. 35)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.27 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Hattem i (PVV):

Voorzitter. Ik dank de ministers voor de beantwoording in eerste termijn. We hebben nog enkele punten over de uitvoerbaarheid. In de eerste termijn heb ik naar voren gebracht dat de voorgestelde maatregelen alleen effectief en daarmee dus ook proportioneel zijn als de bevoegde instanties in de uitvoering adequaat optreden op basis van de ingewonnen informatie. Want naast het effectief gebruik maken van deze informatie moeten de diensten en de bevoegde instanties ook over voldoende capaciteit beschikken. Minister Plasterk stelde daarstraks al dat als de diensten middelen tekort komen, zij dit bij het kabinet kunnen melden en hier vervolgens werk van wordt gemaakt. De vraag is in hoeverre dit in de uitvoering ook geldt bij andere betrokken instanties dan de AIVD en de MIVD, zoals het LIRC, het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum. Dit gaf vandaag in een brandbrief aan dat het onder andere door terrorismedreiging het werk niet meer aankan en meer capaciteit nodig heeft.

Dit is ook van belang voor de informatiepositie van de veiligheidsdiensten, omdat het LIRC de berichten van Europol en Interpol verwerkt en personen checkt die gesignaleerd staan in de wereld. Hiervan zijn 5.800 personen nog niet gecheckt. Een van die personen was vorig jaar de door Turkije gesignaleerde Ibrahim El Bakraoui, die ongestoord naar Amsterdam toe kon reizen om zich vervolgens op 22 maart 2016 op te blazen op luchthaven Zaventem. Dus nogmaals de vraag: hoe kan bij de uitvoering van deze wet adequater met verworven informatie, ook van andere instanties, worden omgegaan? Is hiervoor voldoende capaciteit beschikbaar binnen de overheid?

Tot slot heb ik nog een andere vraag. In het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland 45, waar ik eerder aan refereerde, is het volgende te lezen: "Naast openlijke sociale mediaplatformen zijn Nederlandse jihadisten ook actief in afgesloten heimelijke groepen waar de toon harder is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van applicaties die niet of nauwelijks zijn te intercepteren." Kan de minister aangeven of er met het voorliggende wetsvoorstel in beginsel genoeg wettelijk kader is om dergelijke interceptie wel mogelijk te maken? Is dit bijvoorbeeld mogelijk via het systeem van bulkinterceptie?

Onze PVV-fractie staat positief ten opzichte van dit wetsvoorstel. Tot zover.