Plenair Prast bij behandeling Wet inburgering



Verslag van de vergadering van 13 juni 2017 (2016/2017 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Prast i (D66):

Voorzitter. 's Lands wijs, 's lands eer. Wie voet zet op vreemde bodem heeft er baat bij te weten wat de mores zijn in het land van aankomst. Dat vergemakkelijkt het wegwijs raken, het contact met de lokale bevolking en daarmee de acceptatie van de vreemdeling. Wat voor de mores geldt, is ook van toepassing op de wet- en regelgeving. Wie niet weet aan welke geschreven en ongeschreven wetten hij of zij zich moet houden, kan daar zelf last van krijgen en mogelijk schade toebrengen aan anderen.

Als het voorliggende wetsvoorstel in deze Kamer wordt aangenomen, zal de participatieverklaring worden toegevoegd aan het traject voor inburgeringsplichtigen. Het traject bestaat uit een inleiding in de Nederlandse kernwaarden — dat wil zeggen: kennisoverdracht aan inburgeringsplichtige nieuwkomers — en het ondertekenen van de verklaring. De ondertekenaar geeft aan de in de verklaring genoemde kernwaarden te respecteren. Daarmee hoeft hij of zij ze niet te verinnerlijken. Wel moet hij of zij aanvaarden en respecteren hoe wij in Nederland met elkaar omgaan. Daarnaast verklaart de ondertekenaar te zullen deelnemen aan de Nederlandse samenleving en erop te rekenen daartoe in staat gesteld te worden.

Mijn fractie vindt de kernwaarden die zijn genoemd in de participatieverklaring van groot belang en hecht eraan dat wie in ons land woont die waarden respecteert en zich daarnaar gedraagt. Voor een deel zijn die waarden in de wet verankerd; denk aan het verbod op discriminatie. Maar het gaat bij waarden en normen nu juist om meer dan wat er volgens de wet is geboden en verboden. Mijn fractie vindt het bijvoorbeeld belangrijk dat vrouwen ongeacht hun kleding er niet bang voor hoeven te zijn dat zij niet geaccepteerd en gerespecteerd worden.

Anders dan bij veel wetsvoorstellen die in deze Kamer de revue passeren, zijn aan dit wetsvoorstel pilots voorafgegaan en dat is prijzenswaardig. Ik kom straks nog te spreken over het vernietigende oordeel dat de Algemene Rekenkamer eerder dit jaar velde over de gebrekkige voorbereiding op dit punt van de Inburgeringswet 2013.

Het onderzoek van Regioplan naar de pilots suggereert dat die pilots geslaagd zijn voor onder andere de mate waarin de deelnemende nieuwkomers zeggen zich door het participatietraject meer welkom te voelen in hun gemeente. Dat geldt des te sterker voor vluchtelingen, van wie volgens Regioplan 90% van de ondervraagden aangeeft zich veel meer en 9% aangeeft zich een beetje meer welkom te voelen. Elke inburgeraar die zich door het traject meer welkom voelt en beter de weg denkt te weten is winst. Maar het is de vraag of de vrijwillige pilot een voorspellende werking heeft voor de effecten van een wettelijk verplicht traject. Vanuit wetenschappelijk-methodologisch oogpunt acht ik dat onwaarschijnlijk. De genoemde percentages zijn gebaseerd op een vragenlijst onder 462 deelnemers, terwijl het totale aantal deelnemers aan de pilots ruim 4.000 was. Op zich is dat een steekproef van een voldoende omvang. Maar tenzij ik het verkeerd heb begrepen, was het deelnemen aan de pilot gebaseerd op zelfselectie. De deelnemers vormen zodoende geen aselecte steekproef van de groep waarvoor dit wetsvoorstel is bedoeld. Bovendien kan verplicht deelnemen en tekenen op straffe van een boete de intrinsieke motivatie ondermijnen; het is al eerder gezegd in dit huis. In dit verband vraag ik de minister ook of het klopt dat wie niet tekent geen toegang krijgt tot het Nederlanderschap. Zo ja, wat is dan de motivering van de boete?

Het blijft verder gissen of het deelnemen aan de pilot ook heeft geleid tot meer kennis over en respect voor onze kernwaarden en tot meer participatie, omdat noch kennis, noch participatie is gemeten. Collega Don noemde het al.

Met een beetje goede wil zouden het afronden van een participatietraject en het tekenen van een participatieverklaring gezien kunnen worden als een rite de passage. Een feestelijk moment, een mijlpaal om bij stil te staan, iets wat gewicht geeft aan de stap die mensen zetten en de verantwoordelijkheden die daarbij horen. Maar de boete bij weigeren haalt die eventuele glans en symboliek en het welkom heten aan inburgeringplichtigen er geheel van af. Ik vraag de minister welke waarde het tekenen van een verklaring heeft als op niet-tekenen een boete staat.

Het tekenen van de verklaring zou ook te vergelijken kunnen zijn met het afleggen van de bankierseed, iets waarvoor deze Kamer enkele jaren geleden een wet heeft aangenomen. Zo'n eed wordt in de eerste plaats beschouwd als een instrument om mensen te doordringen van het belang van bepaald gedrag. In het geval van de bankierseed is dat gedrag waarin de klant centraal staat. Voor een gunstig effect van een dergelijke eed op het gedrag van mensen die niet toch al intrinsiek gemotiveerd zijn, is geen wetenschappelijke onderbouwing. Maar de eed is wel iets waar bankiers een beroep op kunnen doen als de werkomgeving gedrag van ze verlangt dat in strijd is met de eed die ze hebben afgelegd, of als die werkomgeving zelf gedrag laat zien dat met de eed in strijd is. In de schriftelijke ronde heb ik de minister gevraagd of hij de laatste functie ook voorziet voor de participatieverklaring, en zo ja, tot wie nieuwkomers zich dan kunnen wenden om zich te kunnen beroepen op de participatieverklaring. Het antwoord van de minister daarop was dat de participatieverklaring een ander doel en karakter kent dan de bankierseed en dat in geval van handelen in strijd met de kernwaarden de normale wet- en regelgeving geldt. Betekent dit nu dat al het wettelijk toegestane gedrag in lijn is met de kernwaarden? Zo ja, is het ondertekenen van de verklaring dan niet hetzelfde als het verklaren de wet niet te zullen overtreden? Waarom is er dan nog het beroep op de kernwaarden?

Ik noemde eerder dat mijn fractie de kernwaarden die zijn genoemd in de participatieverklaring van groot belang acht. In opdracht van het ministerie van SZW heeft ProDemos een Workshop participatieverklaring ontwikkeld voor de verplichte inleiding in de kernwaarden. Een van de onderdelen is: hoe pak ik een lastige situatie aan? En één van de als lastig geframede situaties is in dit geval niet de stofzuiger en/of de televisie en ook niet de bruiloft in het oosten of in Amsterdam, maar die van de uitnodiging van een homoseksuele collega voor diens huwelijk. Dat op zichzelf geeft al een niet-neutrale boodschap over het homohuwelijk en er wordt kennelijk aangenomen dat de nieuwkomer moeite heeft met dit huwelijk en er niet naartoe wil. De workshop wil de deelnemers leren hiermee om te gaan. Een eerste gesuggereerde optie is dit uitleggen aan de aanstaande bruidegom, de tweede is meebetalen aan het cadeau maar niet naar het huwelijk gaan, en de derde is een smoes bedenken om niet te hoeven gaan. Ik vraag de minister of hij het niet naar een homohuwelijk gaan beschouwt als participatie, en het aanbevelen van manieren om er onderuit te komen als participatie bevorderend.

Ik vraag de minister ook of hij van mening is dat deze oplossingen een beeld geven van onze kernwaarden en gedragsnormen. Ik ben opgevoed met "gij zult geen valse getuigenis afleggen". Ik kijk nu even rond, ook naar de partijen die het wetsvoorstel in de Tweede Kamer hebben gesteund, want ik ben in dit huis beslist niet de enige. Is de suggestie om een smoes te verzinnen niet eigenlijk hetzelfde als het aansporen tot een leugen? Ik ben benieuwd of de spreker na mij hier ook op in zal gaan. Verder vraag ik de minister hoe het niet bezoeken van het huwelijk van een collega enkel en alleen omdat de collega homo is, zich in zijn ogen verhoudt tot de in de participatieverklaring genoemde kernwaarde van gelijkwaardigheid, waarbij de participatieverklaring expliciet noemt dat discriminatie van homo's niet wordt geaccepteerd.

De heer Schalk i (SGP):

Ik had de indruk dat er zolang werd rondgekeken dat ik me bijna gedwongen voel om een vraag te stellen. Zou het kunnen zijn dat de mening dat iemand niet instemt met het homohuwelijk te maken heeft met vrijheid?

Mevrouw Prast (D66):

Het hebben van een mening is toegestaan in dit land.

Tot zover mijn opmerkingen en vragen over dit wetsvoorstel op zichzelf. Ik wil het wetsvoorstel ook graag beoordelen in het geheel van het inburgeringsbeleid. Eerder dit jaar velde de Algemene Rekenkamer, ik noemde het al even, een vernietigend oordeel over de Wet inburgering 2013. De wet is ingevoerd, aldus de Rekenkamer, zonder vooraf de mogelijke gevolgen in de praktijk na te gaan, de wet was met name op het punt van eigen verantwoordelijkheid niet onderbouwd en heeft niet gewerkt, de kwaliteit van inburgeringscursussen wordt niet getoetst, de intransparantie op de cursusmarkt beperkt inburgeraars een passend traject te kiezen, het is niet duidelijk of sancties effectief zijn, er slagen minder mensen binnen de wettelijke termijn dan onder de eerdere Wet inburgering uit 2007 en zo kan ik nog wel even doorgaan. In de ogen van mijn fractie zou dit alles aanleiding moeten zijn het gehele inburgeringsbeleid onder de loep te nemen en te herijken, in plaats van er een participatietraject aan toe te voegen waarvan de effecten niet zijn aangetoond, waaraan de eerder genoemde nadelen kleven en waarvan niet is uit te sluiten dat het averechtse effecten zal hebben. Stevenen we met dit wetsvoorstel niet af op een kernwaardenramp? Met dank aan collega-Schnabel voor een mooie kandidaat voor Woord van het Jaar 2017.

Hierbij wil ik het in de eerste ronde laten. Al met al zal duidelijk zijn dat mijn fractie grote aarzelingen heeft bij dit wetsvoorstel. Maar ik geef de minister of, beter, de staatssecretaris graag de kans ons te overtuigen en zie uit naar haar antwoorden.