Plenair Kok bij behandeling Wet inburgering



Verslag van de vergadering van 13 juni 2017 (2016/2017 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.43 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kok i (PVV):

Voorzitter. In tijden van grote verandering is het de kunst om bij confrontatie met urgent maatschappelijke problemen niet te vervallen in snelle en weinig doordachte reflexen. Het is beter, zo niet noodzakelijk, om eerst altijd goed na te denken over de functievervulling van het recht, waar het gaat om begrippen als ordening, regulering en sturing. Daarvan komt vaak weinig terecht. Of de inzet van het recht levert zelfs onbedoelde of averechtse effecten op. Het idee van functionaliteit, een goede sociale ordening, verdwijnt daarmee naar de achtergrond. In dit geval zou het gaan om het scheppen van een soort normatief kader om op basis van gedeelde waarden en opvattingen, nieuwkomers te bewegen om als eigentijdse burger actief deel te nemen aan onze maatschappij. De gedachte van sociale cohesie is daarbij leidend.

Ik zeg weinig nieuws als ik vertel dat de urgentie op dit brede dossier in de afgelopen jaren torenhoog geworden. Het maatschappelijk debat wordt erdoor gedomineerd. Recentelijk constateerde het bureau Motivaction dat bijna de helft van alle Nederlanders een halt wil toeroepen aan immigratie uit islamitische landen. Een onderzoek van Chatham House leverde overigens vergelijkbare resultaten voor tien andere Europese landen. Uiteraard gaat het hier om de categorie "foute populisten". Dat deze verwerpelijke groep niet alleen staat, wil ik hier toch nog even illustreren, Zo gaf de VVD al in 2010 aan dat het van belang is "de nieuwe instroom van kansarme migranten zo klein mogelijk te houden. Anders gaat het de spankracht van onze samenleving te boven". Het CDA idem dito. En dan de PvdA in haar beginselmanifest van 2005 — wellicht kan de heer Asscher zich dat nog herinneren — waarin gepleit wordt voor een "selectieve migratie, omdat geen enkele maatschappij een ongelimiteerd absorptievermogen heeft". Woorden die door de heer Aboutaleb recentelijk nog maar eens zijn aangescherpt, maar nog niet ten volle worden gedeeld binnen zijn partij.

En niet voor niets wijzen de SER, de WRR en het SCP dit kabinet al jaren op het feit dat het huidige beleid tot "non-participatie en verminderde maatschappelijke samenhang" leidt. Dat beleid, voor zover daarvan sprake is, heeft weinig tot niets geholpen. De forse toename van het aantal statushouders in de afgelopen twee jaar, tot ver boven de 70.000, heeft de geschetste problematiek nog verder vergroot, zo niet tot onbeheersbare hoogten opgedreven. De beleidsopgave lijkt ook voor een nieuw te vormen kabinet onoverkoombaar, gevangen in een vrijwel onmogelijke opgave om enerzijds de instroom en de kosten van asielmigratie te beteugelen en anderzijds integratie vorm te geven.

De heer Don i (SP):

We hadden het toch over de participatieverklaring, mijnheer Kok?

De heer Kok (PVV):

Jazeker, daar kom ik ook op. Als de heer Don mij even de tijd gunt, ga ik dat doen.

De heer Don (SP):

Dit is dus nog de inleiding van uw betoog?

De heer Kok (PVV):

Ja, dit is de inleiding. Ik wil een en ander toch in een wat breder schetsen. Dat kan alleen maar helpen bij het op waarde schatten van deze prachtige participatieverklaring. Ik kom er zo dus nog op, mijnheer Don.

Illustratief voor deze onmacht is dat de kosten van de bijstand inmiddels geëxplodeerd zijn. Het manifesteert de permanente kramp van het kabinet. Alle mogelijke gesprekken of preverkenningen voor een nieuw kabinet, dat iets meer daadkracht zou moeten vertonen dan het huidige, laten weinig hoop zien. De verdeeldheid is te groot. Dat is gisteren maar weer eens bewezen. En een zoveelste polderoplossing zou naar verwachting weinig soelaas hebben geboden. De vraag is ook of die er überhaupt wel komt. Als er geen controle is op toelating, kun je integreren wat je wilt. En als er geen grenzen zijn, is inderdaad de sky the limit.

De grote vraag is dan ook hoe het beperkte wetsvoorstel — ik kijk even naar de heer Don — in dit licht beoordeeld kan worden. Allereerst is op te merken dat de benaming "participatieverklaring", die voorheen zelfs nog eufemistischer werd betiteld als participatiecontract, al sinds invoering van de ongelukkige Participatiewet per medio 2014, een achterhaald begrip is. De introductie van de misplaatste term "participatiesamenleving" diende destijds als gelegenheidsargumentatie om de onderkant van de samenleving drastisch te saneren, met als enig doel een kale bezuiniging van 1,8 miljard. Dit in plaats van het gepretendeerde doel om zo veel mogelijk mensen aan het werk te helpen. Waarom dit lege en achterhaalde begrip nog steeds gehanteerd wordt, is kennelijk bij het ontbreken van een echt inhoudelijke conceptuele benadering.

De participatieverklaring is, aldus de stukken, een verplicht nieuw onderdeel van het inburgeringstraject in het bredere kader van de Wet inburgering van 2013. Het gaat daarbij om twee elementen: een kennismaking met de Nederlandse kernwaarden en de ondertekening van de verklaring. Toevoeging van zo'n nieuw onderdeel roept twee vragen op: enerzijds of het bestaande traject van inburgering niet volledig is of wellicht minder goed functioneert en verbetering behoeft en anderzijds of dit nieuwe aspect in dat geval een toegevoegde waarde kan hebben. Wat het eerste betreft, kan worden geconstateerd dat het huidige inburgeringsbeleid — de heer Don heeft dat al treffend geschetst — uit de Wet inburgering uit 2013, op vele fronten ernstig tekortschiet. De Algemene Rekenkamer was daar begin dit jaar heel duidelijk over: de eigen verantwoordelijkheid werkt in de praktijk niet, de kwaliteit van de inburgeringscursus is door mislukte marktwerking geïmplodeerd en wordt niet getoetst, het slagingspercentage is gehalveerd tot 39 en het taalniveau is veel lager, en sancties hebben geen effect en zijn niet uitvoerbaar. Gevolg: aanzienlijk minder inburgering, nauwelijks kans op werk en een verdere, nagenoeg onoverbrugbare, vergroting van de kloof met de toch al moeizame arbeidsmarkt. Kosten in 2015: 43 miljoen. Kortom, een enkele reis richting UWV.

Het is niet alleen het beleid dat, zoals blijkt, tamelijk gemankeerd is. De uitvoering blijft daar helaas niet bij achter. Zo is recentelijk bekend geworden dat de IND op een tamelijk knullige wijze de slagingspercentages heeft weten te flatteren: 3.000 vrijstellingen. Geen enkele regie, geen coördinatie, geen toetsing en ook nog eens een foute uitvoering. De urgentie wordt niet gevoeld, een urgentie die overigens al eerder, in 2015, door de WRR in zijn policy brief is gemeld met onthutsende conclusies. Ook dat was al geen reden voor dit kabinet om enige actie te ondernemen. De laconieke brief van staatssecretaris Dijkhoff van 1 juni jl. is een wel heel treurige illustratie van dit gebrek aan urgentie.

Je zou zeggen: tijd voor een grondige evaluatie van het huidige inburgeringsbeleid, een integrale evaluatie, waarop door andere partijen al eerder is gewezen, alvorens een wrakkig bouwwerk, zoals ik zonet heb aangegeven, verder op te tuigen. Helaas, niets is minder waar. De evaluatie van de Wet inburgering zal pas verschijnen in het voorjaar van 2018, als mosterd na de maaltijd. Dat er op voorhand al een analyse van de inburgeringsresultaten is gehouden en er maatregelen zijn genomen of nog zullen worden genomen, lijkt sterk op paniekvoetbal om de gemoederen wat te sussen. Vraag is wat de waarde is van de maatregelen als opgesomd in de memorie van antwoord van 8 mei 2017. Ze ogen als lapmiddelen. Hoe vallen slecht beleid en uitvoering überhaupt nog te repareren? Het is de bekende instrumentele regelreflex, die het voeren van een fundamentele discussie op voorhand blokkeert. Zoals de minister aangeeft, is dat "meer iets voor de formatie". Dat zullen we gaan meemaken, hoop ik dan maar.

Tot zover het beleid en de uitvoering, beter gezegd de mankementen daarvan en het volkomen gebrek aan regie. Nu een blik op de verklaring die voorligt. Primaire vraag is wat nu precies het doel is achter de verklaring. Wat is de toegevoegde waarde in het al bestaande inburgeringstraject? Het bieden van een "nieuw vast moment in een doorlopende leerlijn over de Nederlandse kernwaarden" is een wel heel beperkte aanvulling, temeer daar in het huidige pakket al een cursus normen en waarden is opgenomen. Overlap dus. Het "nogmaals benadrukken van onze normen en waarden", zoals de minister stelde, bevestigt deze conclusie alleen maar: een wel heel magere basis voor een wetsvoorstel. Dat laat onverlet dat de PVV ervoor is dat men de taal leert en onze kernwaarden onderschrijft.

Het selectieve positieve beeld van het kabinet, als zou volgen uit een evaluatie van de pilot participatieverklaring, wordt juist tegengesproken door de kritische observaties in hetzelfde rapport van Regioplan; het is maar net hoe je het leest. De ambitie van de verklaring is beperkt tot hooguit attenderen en informeren; er is gerede twijfel over de effecten op integratie en participatie. Het karakter is te vrijblijvend: een aantal nieuwkomers gaat niet eens op de uitnodiging in. Een eenmalige bijeenkomst met aanbieding en feestelijke — overigens ook nog eenzijdige — ondertekening van de zogenaamde "waardemodule" werd wel erg beperkt geacht. Dat kun je dus ook allemaal uit het verhaal van Regioplan halen.

Waarom is later de doelgroep teruggebracht tot de categorie nieuwkomers en familie en zijn de Europese en Turkse niet-inburgeringsplichtige migranten niet meegenomen? Dit is eerder gememoreerd; ik meen door de Partij van de Arbeid. Denkt de minister soms echt dat deze groepen onze kernwaarden automatisch onderschrijven, laat staan verinnerlijken? Dat de realiteit een andere is hebben we meermaals mogen ervaren. Voorbeelden hebben we te over.

De verklaring zelf pretendeert een opsomming van onze nationale waarden en bijbehorende spelregels te zijn, maar het geheel blijft steken in een vrijblijvende vage opsomming, verpakt in de uitnodigende taal van de maakbare-samenlevingsmaatschappij en te interpreteren naar eigen believen. Denkt de minister nu echt dat met deze teksten nieuwkomers met een totaal andere achtergrond in volle overtuiging onze samenleving zullen omarmen? Denkt de minister dat voor actieve participatie een papiertje nodig is? Is het niet gewoon zo dat in de praktijk iedereen simpelweg tekent om zo de boete te ontlopen, en denkt: zoek het maar uit? Ik heb het woord "intrinsieke motivatie" al horen klinken hier. Is het niet juist andersom, namelijk dat iedereen die hierheen komt, geacht moet worden onze waarden te erkennen en na te leven en, zo niet, in de terminologie van een bekend VVD'er kan "oppleuren"?

De Nederlandse orde van advocaten stelt terecht dat de zogenoemde "kernwaarden" vaag geformuleerd zijn en de verklaring zo niet bijdraagt aan integratie. Waar staat onder meer dat de links-ideologische term "solidariteit" een kernwaarde of wettelijke plicht is? Het geheel is een tamelijk willekeurig samenraapsel van selectieve begrippen. Dat er in de Tweede Kamer een amendement is aangenomen waarin staat dat een wijziging van de tekst van de verklaring altijd aan beide Kamers moet worden aangeboden, is in deze context lichtelijk ridicuul.

De heer Schalk i (SGP):

Is de heer Kok er met zijn betoog op uit dat de participatieverklaring beter wordt aangevuld? Ook in de wet wordt verwoord dat er bij ministeriële regelingen nog aanvullingen zullen of kunnen zijn, die ook nog aan de Kamer worden voorgelegd. Daar hoort een andere vraag bij. In zijn betoog heeft de heer Kok aangegeven dat hij het niet heel erg eens is met de aantallen mensen die Nederland binnen mogen komen; laat ik het voorzichtig formuleren. Als deze mensen hier eenmaal zijn en gaan inburgeren, willen wij toch dat wij hen zo snel mogelijk op de juiste manier op de juiste route krijgen?

De heer Kok (PVV):

Laat ik me beperken tot de participatieverklaring. Ik denk dat dit "papiertje" — ik kan het niet anders noemen — een overbodig artikel is. Ik moest het er zelf bij pakken om te zien wat het nou precies voorstelt, want het zat niet eens bij onze stukken. Zoals ik al heb gezegd, is het overlap met een bestaand traject. Het gaat om een cursus die in een vroegtijdig stadium wordt gegeven, op een moment dat men de taal niet eens machtig is. Om die reden moet het zelfs vertaald worden in dertien talen. Het gebeurt dan in een feestelijke bijeenkomst op een middag. Het is ontijdig, voortijdig. Het is te mager, het is te vrijblijvend en men tekent omdat er een boete op staat. Dit soort stukken draagt absoluut niet bij aan enige vorm van integratie of versnelling van een inburgeringstraject. Mijn advies zou zijn: wacht eerst de evaluatie in 2018 af om een beter zicht te krijgen op wat er allemaal niet goed is gegaan. Wat betreft het betoog in mijn inleiding over de aantallen die ons land binnenkomen: als je geen grenzen stelt en the sky the limit is, vergroot je de problematiek. Dat zal zeker niet bijdragen aan een goede oplossing.

De heer Schalk (SGP):

Het laatste punt laat ik nu even liggen. Ik zeg heel kort iets over het eerdere. Ik kan me zo voorstellen dat je op de een of andere manier wilt dat mensen die hier binnenkomen snel beginnen met te begrijpen hoe deze samenleving in elkaar zit. Een aantal zijn niet hiernaartoe gekomen met voorbedachten rade, in de zin: dat is nou de samenleving waar ik wil zijn. Ze zijn bijvoorbeeld hiernaartoe gevlucht, wetende dat zij hier in ieder geval veilig zijn. Zij willen zo snel mogelijk integreren. Daar is zo'n participatieverklaring toch juist heel gunstig voor, of ben ik gewoon te positief?

De heer Kok (PVV):

U bent veel te positief. Wellicht zal dat in uw bijdrage ook aan de orde komen. Ik ben zeker niet positief over de participatieverklaring op zich. Het is een lapmiddel, dat in een vroegtijdig stadium is ingezet, voordat er überhaupt een evaluatie ligt van de huidige Inburgeringswet. Het gaat ook totaal niet werken.

De heer Schalk (SGP):

Nu weten we al dat de Inburgeringswet niet helemaal lekker loopt; dat gaf u tenminste zelf aan. Maar dan zegt u eigenlijk tegen de regering: wacht maar af tot er een evaluatie is alvorens iets te doen. Je zou toch ook andersom kunnen redeneren: oké, blijkbaar merken we nu al dat er iets extra nodig is; dit kan toch ook een enorme stimulans zijn?

De heer Kok (PVV):

Ik denk dat dit geen enkele vorm van stimulans biedt. Zonet is aangegeven dat 58% niet eens snapt waar het over gaat bij het lezen van dit stuk, als ze het al kunnen lezen, als ze niet al een vertaler erbij moeten hebben of als het niet al in hun taal geschreven is. Bovendien is er overlap: in het totale inburgeringstraject zit al een stuk dat heet "kennismaking waarden van onze samenleving". Het verhaal is dus in feite totaal dubbelop. Waarom dus dit? Ik ben niet de enige, hoor, die er zo over denkt.

Mevrouw Nooren i (PvdA):

De heer Kok geeft nadrukkelijk en uitdrukkelijk aan wat er niet goed aan is. Mijn vraag is dan wel een beetje: heeft de heer Kok een idee hoe dan wel? Nu lijkt het dat hij zegt: het gaat niet goed met de inburgering, maar er hoeft ook niets aan te gebeuren om het beter te maken; ik wacht die evaluatie af.

De heer Kok (PVV):

Dat lijkt mij in de eerste plaats op het bordje te liggen van het kabinet of van het nieuwe kabinet. Dat ligt al moeilijk genoeg, gezien de ontwikkelingen die tot ons komen. Het ligt in ieder geval op het bord van het kabinet om hier een goed vervolg op te geven. Dit lijkt mij een van de prioritaire dossiers die Nederland zo langzamerhand kent naast de ontwrichte arbeidsmarkt. Hier komen ze samen. We hebben het dossier van de migratie en het dossier van de arbeidsmarkt, wat op zich al moeilijk genoeg is. Als je die samenbundelt en dit wetsvoorstel daarin plaatst, dan wordt het inderdaad nog complexer.

Mevrouw Nooren (PvdA):

Moet ik hieruit concluderen dat de PVV geen idee heeft hoe de inburgering succesvoller kan zijn?

De heer Kok (PVV):

Ik weet in ieder geval hoe het niet moet. Wij geven aan dat je eerst goed moet kijken naar de ongelimiteerde instroom in ons land. Begin daar maar eens mee in Nederlands verband of in Europees verband — dat maakt allemaal niet uit — zodat je het beheersbaar kunt maken. Ik heb niet voor niets gewezen op alle andere partijen die in het verleden eenzelfde verhaal hebben gehouden, wat hier vaak wordt vergeten. Je creëert je eigen problemen op het moment dat je regelgeving niet op orde is. Dan wordt het dweilen met de kraan open en zie je wat er gebeurt. Je kunt wel zeggen dat het tweede deel van dit wetsvoorstel prachtig is. Je kiept het over de schutting bij de gemeente. Natuurlijk is de gemeente de meest voor de hand liggende acteur om dit op te pakken. Dat kan ik mij heel goed voorstellen. Maar de gemeenten hebben de afgelopen jaren in het sociaal domein al zo veel over zich heen gekregen dat ik mij in alle gemoede afvraag of ze niet dezelfde kant opgaan. Bovendien wordt er altijd weer afgestemd op lokale behoeften. Het mag lokaal worden ingekleed. Dit hele systeem verwatert onder je handen. Ik kom er zo meteen nog even op, maar ik denk dat dat ook niet de goede weg zal zijn. Ik heb ook niet direct een pasklare oplossing voor dit grote probleem, als u dat van mij verwacht. Ik moet eerlijk zijn. Het is een onbeheersbaar probleem geworden en het wordt alleen maar groter en erger.

Ik probeer terug te keren tot mijn betoog. Het amendement in de Tweede Kamer roept de rare suggestie op dat de kernwaarden flexibel zijn.

Een ander punt is dat de verklaring ondertekend moet worden aan het begin van het toelatingstraject en men dan de Nederlandse taal niet machtig is. De brochure Kernwaarden — ik heb de titel niet verzonnen — moet dan even op een middag worden doorgenomen. De mensen die het betreft, hebben dan al geen enkele notie van wat zij precies ondertekenen. Dat kun je ze niet kwalijk nemen. De vrijblijvendheid wordt nog eens extra onderstreept door de stelling dat "niet vereist kan worden dat de Nederlandse kernwaarden verinnerlijkt worden". Dat is de bekende intrinsieke motivatie. Daarmee wordt naar mijn oordeel het laatste restje toegevoegde waarde ook nog even onderuitgehaald.

Even veelzeggend voor de waardering van de verklaring is dat de gemeenten het invullen van de inleiding in de kernwaarden zelf vormgeven door deze "te laten aansluiten bij lokale behoeften". Wat is daarmee bedoeld? Een verdere afvlakking van de toch al gratuite tekst ligt in de rede. Wat moet men zich hierbij voorstellen? Ligt hier de grotere rol voor de gemeenten bij de maatschappelijke begeleiding als nieuw element in het traject?

In dit kader moet helaas opgemerkt worden dat enerzijds de uitwerking van dat element vaag is en weinig nieuws bevat en anderzijds ook hier de beleidsvrijheid erg ruim is. Het zicht op de toch al diffuse decentrale uitvoering in het sociaal domein wordt daarmee nog slechter. Dat geldt ook voor de inzet van de €2.370 voor de begeleiding van iedere inburgeringsplichtige.

Genoeg gezegd over een ogenschijnlijk beperkt wetsvoorstel. Dat de context groter is en aanzienlijk problematischer, mag duidelijk zijn. Wij wachten de reactie van de staatssecretaris met belangstelling af. Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Kok. Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Fijn dat u er bent. Ik geef het woord aan mevrouw Prast.