Plenair Martens bij behandeling Internationalisering hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek



Verslag van de vergadering van 6 juni 2017 (2016/2017 nr. 30)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.00 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Martens i (CDA):

Voorzitter. Het doel van dit wetsvoorstel is het bevorderen van internationalisering in het hoger onderwijs. Het geeft instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek de bevoegdheid om in Nederland geaccrediteerde opleidingen volledig in het buitenland te verzorgen. Daarbij kan het gaan om gezamenlijke opleidingen, gezamenlijke afstudeerrichtingen en gezamenlijke programma's verzorgd door twee of meer Nederlandse instellingen of door Nederlandse instellingen met een of meer buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs.

Het wetsvoorstel geeft helderheid over de afspraken die gemaakt moeten en kunnen worden met partnerinstellingen over de inhoud en de vorm van het programma en het voorkomen van dubbele collegegeldheffing. Het beoogt het vestigingsklimaat in Nederland aantrekkelijker te maken en aan buitenlandse en Nederlandse onderzoekers een beter loopbaanperspectief te bieden. Het sluit aan bij het beleid in andere Europese landen en bij de toekomstscenario's die het Rathenau Instituut en de VSNU hebben verwoord in het rapport met de titel Keuzes voor de toekomst van de Nederlandse wetenschap.

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat een en ander kan bijdragen aan verdere profilering van het Nederlands hoger onderwijs, dat internationale netwerken erdoor kunnen worden versterkt en dat de internationale uitwisseling van studenten en docenten erdoor kan worden bevorderd. De leden kunnen zich vinden in de doelstelling. Ze weten ook dat de universiteiten al langer wachten op een verruiming van de internationaliseringsmogelijkheden.

Voor het CDA waren de belangrijkste aandachtspunten: het borgen van de academische vrijheid, bijvoorbeeld bij onderwijs in landen als China, waar de Universiteit van Groningen nu plannen voor heeft, het voorkomen van transnationaal onderwijs louter om financiële redenen of marketingredenen, van onwenselijke concurrerende verhoudingen tussen Nederlandse en buitenlandse vestigingen en van een mogelijke braindrain van docenten op Nederlandse instellingen en het ervoor zorgen dat Nederlands belastinggeld niet naar vestigingen in het buitenland gaat, ook niet bij een eventueel faillissement. Ook was het voor de leden belangrijk dat er helderheid is over wat er gebeurt met de opbrengsten, dat het Nederlands toezicht geborgd is via overeenkomsten vooraf en dat de toestemmingseisen wettelijk verankerd worden.

Onze fractie is blij met de verhelderingen van de zijde van de regering, de nota van wijziging en de aanname van amendementen waardoor deze punten beter geborgd zijn.

De fractie wil hier op een punt nader ingaan. Dat is het ius promovendi, een vrij principieel punt. Met het wetsvoorstel zijn promoties niet alleen meer voorbehouden aan hoogleraren, maar mogen die ook worden gedaan door niet-hoogleraren, mits voldoende kwaliteit is gewaarborgd.

Uiteraard hebben de leden kennisgenomen van de antwoorden van de minister. Zij stelt dat de kwaliteit gewaarborgd wordt door het college voor promoties, dat volgens de wet alleen uit hoogleraren kan bestaan en dat de exclusieve bevoegdheid heeft om een promotor aan te wijzen. Daarmee kunnen dus alleen hoogleraren vaststellen of een personeelslid van de universiteit voldoende bekwaam is. Dit college heeft bovendien de plicht een promotiereglement op te stellen waarin de taak en de bevoegdheden van bij promoties betrokkenen worden geregeld. Toch vernemen de leden graag nog eens van de minister hoe het wetsvoorstel borgt dat er geen sprake zal zijn van een glijdende schaal, zoals elders in het onderwijs is gebeurd bij de eerste- en tweedegraders. We zien daarbij dat er steeds minder eerstegraders en steeds meer onbevoegden voor de klassen staan.

Ook horen de leden graag de reactie van de minister op de in het veld te horen zorg dat het wetsvoorstel er mede op gericht zou zijn dat instellingen gemakkelijker meer promovendi en daarmee meer financiën zouden kunnen werven, ook al is dat niet het doel van de wet. Is de minister het met de leden eens dat dat een foute prikkel zou zijn?

Onlangs heeft de Kamer een brief gehad van de VSNU. Daarin wordt een nader voorstel gedaan om de wetenschappelijke status van de beoogde promotor beter te borgen, nu met het wetsvoorstel een promotor niet noodzakelijkerwijs meer een hoogleraar hoeft te zijn. Het voorstel luidt: "dat vóórdat de decaan de voordracht doet, hij/zij zorgt dat de hoogleraar in het betreffende vakgebied is geraadpleegd. De decaan rapporteert over de reactie van de betreffende hoogleraar aan het college voor promoties". Graag vernemen de leden de reactie van de minister hierop en, als de minister het voorstel respectievelijk de visie van de VSNU kan steunen, een antwoord op de vraag hoe een en ander dan via het wetsvoorstel geborgd wordt dan wel geborgd kan worden. Ook horen de leden graag de reactie van de minister op de definitie die de VSNU voorstelt met betrekking tot "voldoende bekwaamheid".

Tot slot. Kan de minister iets zeggen over de stand van zaken met betrekking de inhoud en het gereedkomen van de AMvB's die met dit wetsvoorstel gepaard zullen gaan?

De Rijksuniversiteit Groningen is voornemens een opleiding in China te starten. Zij heeft per brief toegezegd dat de Universiteitsraad, de faculteitsraden en de medezeggenschapsraad een instemmingsrecht krijgen op het besluit een opleiding in China te starten. Kan de minister aangeven of deze instemmingsrechten ook deel zullen uitmaken van de AMvB's, zodat deze ook geborgd zijn in nieuwe gevallen bij andere universiteiten? Zou dat niet goed aansluiten bij de beoogde toename van medezeggenschap in de onlangs in deze Kamer aanvaarde Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen?

De leden zien als altijd met belangstelling uit naar de reactie van de minister.

Mevrouw Gerkens i (SP):

Mevrouw Martens was sneller klaar dan ik had gedacht. Ik heb nog een vraag aan haar. Dependances in het verre buitenland zijn niet zonder risico. Ik meen mevrouw Martens ook te hebben horen zeggen dat alle risico's wat haar betreft gedekt zijn. Dat betreft ook wat vragen over instemmingsrechten en dergelijke. Vindt mevrouw Martens dat de noodzaak tot een dependance in het buitenland is aangetoond? Zo ja, welke noodzaak is er dan?

Mevrouw Martens (CDA):

Dat is een goede vraag. De minister heeft dat in verschillende teksten uitgelegd en toegelicht. Ik denk dat het een natuurlijke ontwikkeling is in relatie tot andere ontwikkelingen elders in Europa. Misschien kan de minister het nog een keer toelichten. Ik had dit oorspronkelijk als vraag in mijn bijdrage geformuleerd maar heb deze uiteindelijk geschrapt, omdat ik dacht dat de minister daar al voldoende op had geantwoord. Bij dezen wil ik de minister vragen om het nog eens goed toe te lichten, zodat we het mede kunnen betrekken bij de uiteindelijke afweging.

Mevrouw Gerkens (SP):

Is mevrouw Martens op de hoogte van het onderzoek dat het Rathenau Instituut heeft gedaan? Daaruit blijkt dat het Nederlandse onderwijs internationaal enorm goed op de kaart staat en dat er geen noodzaak is voor een dergelijke uitbreiding, maar vooral ook dat er op andere terreinen nog wel wat verbetering zou kunnen plaatsvinden om die positie te behouden. Kent zij dit onderzoek en wat is dan haar oordeel daarover?

Mevrouw Martens (CDA):

Ik heb de teksten van het Rathenau Instituut en de VSNU met betrekking tot de keuze voor de toekomst van de Nederlandse wetenschap vooral in het licht gezien van de wenselijkheid die zij ook formuleren om op deze mogelijkheid van uitbreiding van het ius promovendi aan te sluiten. Dat het Nederlandse onderwijs goed op de kaart staat, is bekend; daarvoor is dit ook niet bedoeld. Het is echter wel een extra mogelijkheid om het verder uit te breiden.

Mevrouw Gerkens (SP):

Dan lees ik het onderzoek toch echt anders dan mevrouw Martens, want het geeft min of meer aan dat dit niet de juiste route is, dat er op andere plekken versterking nodig zou zijn en dat het eigenlijk een gemiste kans is. Zo lees ik dat althans tussen de regels door. Maar ik begrijp dat mevrouw Martens daar geen aandacht aan heeft besteed.