Plenair Verheijen bij voortzetting behandeling Invoering stelsel fosfaatrechten



Verslag van de vergadering van 16 mei 2017 (2016/2017 nr. 27)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.07 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verheijen i (PvdA):

Voorzitter. Ik probeer mij te verplaatsen in de positie van de staatssecretaris. Hij heeft daarvoor bij de afronding van zijn termijn zijn moment gekozen door te wijzen op zijn demissionaire status. Misschien is het goed om ook het perspectief vanuit deze Kamer te schetsen. Wij zijn in juni 2015 aangetreden en op 2 juli verscheen de befaamde brief. Het heeft dus twee jaar geduurd voordat we eigenlijk het eerste debat met de regering konden voeren over hoe het gekomen is, wat de toekomst ons zal brengen en welke visie wij met elkaar kunnen opbrengen ten aanzien van deze belangrijke sector. In meerdere bijdragen is de behoefte naar voren gekomen om in deze Kamer te reflecteren op de positie van de melkveesector en de toekomst. Daarin zie je natuurlijk ook de diversiteit van de opvattingen. Ik schrok dus een beetje van de inbreng van de collega's Atsma en Schaap. Zij zeiden dat we de rechten die we dan in die fosfaatbank krijgen, het beste gewoon evenredig kunnen verdelen. Dan gebeurt dat niet vanuit het uitgangspunt dat we zouden moeten sturen, dat we selectief richting zouden moeten kiezen naar een meer grondgebonden sector. De staatssecretaris heeft ons verteld dat hij met deze wetsvoorstellen die grondgebondenheid wel wil versterken. In dat opzicht steunen wij hem ook. Het zou jammer zijn als daarover in deze Kamer zo'n groot verschil van mening zou blijven hangen. We moeten echt alles aangrijpen om de sector verder in die richting te sturen.

Dan krijg je meteen ook de discussie over het sturingskarakter, hoe je dat met de sector zelf overlegt en welke bijdrage de sector daarin kan leveren. De staatssecretaris heeft ervoor gekozen om nu geen verdere bespiegelingen te geven van hoe het verder moet gaan. Ik stel me voor dat deze Kamer dat wel doet. Ik heb daar geen motie voor, maar ik heb rapporten genoemd van het Planbureau voor de Leefomgeving en van instellingen uit Wageningen die zich eerder over de toekomst hebben gebogen. Ik kan mij voorstellen dat wij die instellingen eens uitnodigen voor een hoorzitting, om met hen in debat te gaan over hun visie op dit moment. Dit is immers niet het laatste debat dat wij in deze Kamer zullen voeren met de regering, missionair of demissionair.

Er zijn een aantal punten genoemd door de collega's, waarbij ik ook mijn zorgen heb over de vraag hoe het nu feitelijk gaat lopen met de biologische sector en met de bedrijven die juist buiten de vrijwaringsregeling vallen. Dat geldt ook voor de zeldzame rassen. Ik heb ook de zorg of het daarmee wel goed komt. Maar het past ons ook om te constateren dat deze discussie deze week nog in de Tweede Kamer plaatsvindt, en dat de staatssecretaris overigens een weinig benijdbare positie heeft, omdat hij ook aan Brussel moet leveren in de komende weken. Ook vragen tegelijkertijd de juridische procedures die nog aanhangig worden gemaakt, consistentie in de beantwoording. Die heeft hij vanavond ook gegeven. Ik dank hem dan ook voor die beantwoording. Hij is keurig gebleven binnen de beleidsruimte die de Tweede Kamer hem eerder heeft gegeven. Ik zie dat terug in het debat over de fosfaatbank, want daarvan heeft de Tweede Kamer eigenlijk eerder de toepassing beperkt dan dat zij de staatssecretaris de ruimte heeft gegeven om een en ander sterker te stimuleren in de richting van grondgebondenheid en weidegang. Wij constateren dat dit op dit moment niet anders is.

Ik begrijp dus ook, uit wat collega Schnabel heeft gezegd over het fosfaatplafond, dat dit ons behoorlijk dwars zit. Mevrouw Vos had het ook over dat systeemdenken. Je moet een collectief resultaat leveren terwijl er Unieregels zijn die zeggen dat je het op individueel niveau zou moeten kunnen afrekenen per bedrijf en bedrijfstype. Ook geeft de Europese verordening mogelijkheden om biologische bedrijven zonder derogatie hun eigen bedrijf te laten uitoefenen zonder dat ze grondwatervervuilend zijn, maar dat helpt ons niet in het oplossen van het vrijwaren van eventuele reductie van de vee-aantallen op deze bedrijven. Het spijt ons als dat de uiteindelijke conclusie wordt van de debatten die wij deze week in de Staten-Generaal voeren.

Desondanks willen we de staatssecretaris veel succes wensen om ervoor te zorgen dat het wetsvoorstel fosfaatrechten de streep haalt. Daarmee kunnen we in Brussel aangeven dat wij wel een basis leggen om te voldoen aan de eisen die Brussel op dit punt stelt.