Plenair Verheijen bij behandeling Implementatie herziening m.e.r.-richtlijn



Verslag van de vergadering van 17 januari 2017 (2016/2017 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.24 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Verheijen i (PvdA):

Voorzitter. De regering heeft in de schriftelijke behandeling van dit wetsvoorstel uitvoerig gemotiveerd dat de uitvoering van deze Europese richtlijn borging vraagt van het bevoegd gezag met betrekking tot de kwaliteit van de milieu-informatie over ruimtelijke en infrastructurele plannen en projecten. Waar het initiatief voor deze projecten bij derden ligt, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers, is dit onweersproken. Waar de initiatiefnemer dezelfde overheid is als het bevoegd gezag, is er naar de mening van mijn fractie een natuurlijke spanning binnen dit bestuurlijke orgaan dat de rol van bevoegd gezag combineert met die van initiatiefnemer. Die laatste rol zal meestal zijn gemotiveerd met een politiek bestuurlijk programma dat doelstellingen nastreeft op grond van de consensus die op een politieke meerderheid berust die deze doelstellingen in resultaten wil omzetten. Het organiseren van neutrale kritische vragen en een brede informatievoorziening binnen de eigen organisatie zal daarom niet alleen op applaus kunnen rekenen als er vraagtekens worden gesteld bij effecten en doelbereik van de voorziene uitvoeringsmaatregelen. Vandaar dat deze Europese richtlijn minimale eisen stelt aan de interne ambtelijke scheiding van rollen die ervoor kan zorgen dat op basis van de juiste informatie het bestuurlijk orgaan zijn keuzes motiveert en legitimeert.

Daarenboven is artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van belang omdat daarin van bestuurlijke organen wordt vereist dat er een zorgvuldige belangenafweging plaatsvindt. Burgers kunnen de rechtbank ook vragen om procedures te toetsen en zo nodig procedures te schorsen als de relevante milieu-informatie onvoldoende aanwezig is om tot besluitvorming over te gaan, zodat deze kan worden aangevuld.

In de schriftelijke behandeling is ook door de PvdA-fractie gevraagd of de regering niet meer waarborgen in het wetsvoorstel wil opnemen om een betere kwaliteit van de huidige milieueffectrapporten te garanderen, gelet op het feit dat uit de cijfers van de landelijke Commissie voor de m.e.r. blijkt dat meer dan de helft een onvoldoende scoort bij de eerste beoordeling.

Alles afwegende concludeert de regering in haar antwoord dat zij voldoende vertrouwen heeft in het bevoegd gezag, dat zij wil steunen op de eigen verantwoordelijkheid van de decentrale overheden en hierin geen aanvullende verplichtingen wil stellen bovenop de minimale vereisten van de EU-richtlijn.

Wij willen er toch graag op wijzen dat een bestuurlijke scheiding van rollen binnen het ene bestuursorgaan ten aanzien van de rol van vergunningverlener en de rol van toezichthouder handhaving al sinds jaar en dag in Nederland is geaccepteerd en functioneert. Op zichzelf komt een bestuurlijke scheiding ook in de portefeuilles ten aanzien van de m.e.r. versus de rol van initiatiefnemer bij diverse overheden, waaronder het Rijk, voor. Dat moet dus niet worden beschouwd als iets wat overbodig is. Collega Vos heeft daar ook al op gewezen. Ik constateer dat de minister het niet wil verplichten en in haar antwoord verwijst naar de mogelijkheid voor de burger om naar de rechter te gaan indien men ontevreden is en de milieu-informatie niet voldoende vindt.

Voor ons is het de vraag vanuit welk perspectief hier naar de burger wordt gekeken. Gebeurt dat slechts vanuit een belangenperspectief? Ziet men burgers als actoren die voor hun eigen belang moeten opkomen? En waar is dan de systeem- of stelselverantwoordelijkheid van het Rijk en welke ondersteuning kan een burger verwachten bij ontsluiting en duiding van de informatie waar overheden zelf in overgrote mate ook producent van zijn? Met andere woorden: biedt het antwoord van de minister niet te veel bescherming aan de overheden?

Bij veel discussies over fysieke en ruimtelijke projecten in dit land blijkt er behoefte aan neutrale informatie, aan een toetsing door derden, aan evaluatie- en reviewprocessen die standpunten kunnen overbruggen en bijdragen aan draagvlak voordat men naar de rechter gaat of moet. De vraag is waarom de regering in dit dossier zo sterk vasthoudt aan de eigen verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag en niet ruimhartiger de eerdergenoemde behoefte omarmt en daarvoor een faciliteit aanbiedt — wat ons betreft een flexibele faciliteit, ook aanvullend op de bestaande MER-procedures — waarop burgers een beroep zouden kunnen doen.

Ondanks de eerder gedane toezegging bij de behandeling van de Omgevingswet dat er een participatiehandreiking komt en er in het kader van de komende Omgevingswet al veel ervaring wordt opgedaan met een dialoog en brede participatieaanpak, blijft toch de vraag hangen waarom het Rijk niet een professionele informatie en toetsingsfaciliteit ten behoeve van de informatietegenmacht van burgers zou willen faciliteren, die gezag kan opbouwen in plaats van elk dossier zijn eigen informatie-"verelendungsfase" te laten ondergaan. Denk aan windmolens, denk aan gaswinning, denk aan mestverwerkers et cetera.

Wellicht oordelen we te snel nu het overleg met de koepels en de Commissie voor de m.e.r. nog loopt. Graag horen we van de minister welke positie zij zelf wil kiezen ten aanzien van deze vragen. En wil zij nog eens duidelijk maken wat zij verwacht van de openbaarheid van het ambtelijke advies inzake de relevante milieu-informatie dat de ambtelijke organisatie moet voorleggen aan haar bestuur? Ik heb het daarbij over de ambtelijke informatie die vanuit het bevoegd gezag aan het bestuur wordt voorgelegd in het kader van de toetsing van het initiatief. Wordt dit ambtelijk advies integraal openbaar gemaakt voorafgaande aan de definitieve bestuurlijke besluitvorming van het college van burgemeester en wethouders of Gedeputeerde Staten, waarna het aan de gemeenteraad en Statenvergadering wordt aangeboden? Wordt de bestuurlijke besluitvorming bij gebrek aan toetsing door een onafhankelijke derde zoals de Commissie voor de m.e.r. daarmee ook voldoende transparant en navolgbaar? Wij hebben hieromtrent vragen. Daarom zouden wij het ook op prijs stellen dat de toegezegde conceptleidraad wordt toegezonden aan deze Kamer alvorens hij definitief wordt vastgesteld.

Wij kijken met belangstelling uit naar het antwoord van de minister.