Plenair Ten Hoeve bij gezamenlijke behandeling Openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba



Verslag van de vergadering van 11 oktober 2016 (2016/2017 nr. 3)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.11 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Een dag na 10-10-16 en dus zes jaar na 10-10-10 kunnen wij hier nu spreken over het in de Grondwet van het land Nederland opnemen dat de Caraïbische eilanden als territoriale openbare lichamen anders dan provincies en gemeenten bij wet kunnen worden ingesteld en trouwens ook opgeheven. Nu met de novelle op stuk nr. 34341 geregeld is dat de eilandraden open blijven staan voor ingezeten niet-Nederlanders, maar er aparte kiescolleges komen voor de verkiezing van de Eerste Kamer, kan deze zaak afgewerkt worden. Als de drie eilanden onderdeel zijn van het land Nederland, hoort ook hun positie in de Grondwet van het land Nederland geregeld te worden en niet meer provisorisch in het Statuut. Dat de eilanden deel uitmaken van het land Nederland is de reëel bestaande situatie. Het lijkt ook noch van hieruit, noch vanuit de eilanden zelf zinvol om daar nu vraagtekens bij te zetten. Niemand weet wat de toekomst kan brengen, maar om nu in een partijprogramma de Koninkrijksordening op losse schroeven te zetten door een gemenebestconstructie te opperen, waarbij zelfs de drie minuscule eilanden waarover wij vandaag spreken, als zelfstandige gemenebestlanden zouden moeten kunnen functioneren, lijkt toch wel bezijden elke denkbare realiteit of wenselijkheid. De opgave nu is toch juist om af te maken waar wij mee begonnen zijn: de drie eilanden volwaardig deelgenoot te laten wezen in het land Nederland? Voorlopig legt ons dat nog genoeg verplichtingen op waaraan wij nog niet voldaan hebben en waar dus werk van moet worden gemaakt.

De minister heeft in de Tweede Kamer bijvoorbeeld opnieuw verklaard dat de staatssecretaris van Sociale Zaken bezig is met het ontwikkelen van een ijkpunt voor bestaanszekerheid, dat dan afgeleid zou moeten worden van het minimumloon. Wij hebben daar met deze minister eerder over gesproken en toen ook al geconstateerd dat zo het paard achter de wagen wordt gespannen, want natuurlijk moet niet het minimumloon de norm wezen voor de bestaanszekerheid, maar hoort de bestaanszekerheid de norm te wezen voor de beoordeling van het minimumloon. Het is dus te vroeg om nu al te kunnen roepen, zoals we eerder wel gedaan hebben over een toenmalig rijksdeel: daar is wat groots verricht! Dat moet nog. Met dit begin van de procedure voor grondwetsaanpassing onderstrepen we wel weer uitdrukkelijk onze verantwoordelijkheid voor de drie eilanden, de verantwoordelijkheid voor hun veiligheid, ook dus voor hun bestaanszekerheid en ook voor hun mogelijkheden om vanuit eigen autonomie zichzelf te kunnen zijn en te blijven.

Ook in de beoogde grondwetswijziging wordt de mogelijkheid gegeven om middels aparte regelgeving rekening te houden met bijzondere omstandigheden, waardoor deze openbare lichamen zich onderscheiden van het Europese deel van Nederland. Het lijkt mij zinvol deze mogelijkheid om verschil te maken niet vooral te willen gebruiken om daar met sociale regelingen goedkoper uit te zijn dan hier. De Raad van State heeft er in 2012 nog eens speciaal op gewezen dat er misschien wel vooral in cultureel opzicht onderscheid is ten opzichte van het Europese deel van Nederland. Dat de beoogde grondwetstekst mogelijkheden geeft om daar rekening mee te houden, lijkt mij een beter uitgangspunt.

Ik ben blij dat we met deze wetten de drie eilanden op termijn een grondwettelijke plaats in ons land kunnen geven. Ik zal graag voor het wetsvoorstel en de novelle stemmen, in de hoop dat we later echt met recht kunnen constateren dat er wat groots werd verricht.