Plenair Engels bij behandeling Wijziging begrotingsstaten Veiligheid en Justitie



Verslag van de vergadering van 5 juli 2016 (2015/2016 nr. 37)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 20.36 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Engels i (D66):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik stel dat op prijs. Ik zal het maar eerlijk zeggen in deze fase van het tweede debat dat wij voeren over de begroting: het is wel een beetje gegaan zoals ik het niet had gehoopt, maar wel had gevreesd. De minister en de Kamer zitten ook vandaag niet helemaal op één lijn, zo veel is duidelijk. Naar mijn smaak is de minister te terughoudend. Laat ik nog wel één positieve opmerking maken. De minister benadrukt dat er heel belangrijke stappen zijn gezet. Miljarden zijn gepasseerd. Die hulde komt hem toe; daar wil ik niets aan afdoen.

Daarmee is het verhaal echter niet uit, want vervolgens heeft de minister erkend dat er ook in het lopende begrotingsjaar sprake is van tekorten. Hij beschouwt die echter niet als risico's, omdat die tekorten kennelijk uit het eigen vermogen van het Openbaar Ministerie en de rechtspraak zouden kunnen worden opgehoest. Dat is voor mijn fractie echter absoluut geen aantrekkelijk perspectief. Ik heb ook niet de indruk dat wij de keten daarmee serieus nemen. Het gaat hier immers om een essentiële rechtsfunctie in een belangrijke periode in de samenleving, waarbij die samenleving er ook baat bij heeft dat het rechtsbedrijf goed functioneert en dan is dit niet het goede signaal. Dat is het niet voor het Openbaar Ministerie en de rechtspraak zelf en evenmin voor de politie. Wanneer je verplichtingen oplegt om uit het eigen vermogen tekorten te dekken, blijven de geïdentificeerde risico's eigenlijk in de begroting bestaan. Dat is precies wat wij niet willen in deze Kamer.

De minister geeft er opnieuw vurig blijk van dat hij in grote mate bereid is om een inspanningsverplichting aan te gaan. Dat kan ik zeker waarderen. Er zijn heel veel dingen die wij met elkaar kunnen wisselen in de waarderende sfeer, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat de minister na het debat dat wij in december hebben gehad, zijn kans heeft verspeeld om te kunnen vertrekken met de toezegging dat hij een maximale inspanning kan verrichten. Toen hebben wij gezegd "oké, u bent strijdvaardig, u gaat die inspanningen aan en wij vertrouwen daarop", maar de uitkomst is buitengewoon teleurstellend geweest. Daarom zal de Kamer nu waarschijnlijk niet opnieuw zeggen: wij geven u een kans om met een inspanningsverplichting alsnog te proberen om in de Najaarsnota iets te regelen. Het risico is dan natuurlijk dat we bij de behandeling van de Najaarsnota hetzelfde verhaal krijgen als nu bij de behandeling van de Voorjaarsnota. Dan zijn de rapen gaar, want dat betekent dan dat we al voorgesorteerd staan voor een nieuwe behandeling van de begroting voor 2017. Dat wil ik eigenlijk voorkomen. Wij kunnen hier niet jaar na jaar op deze manier over de Justitiebegroting praten. Het gaat hier om essentiële staatsfuncties. Na één jaar moet het helder zijn. Dan is het uit en klaar. Dan moeten we het hebben geregeld en moeten we kwaliteit gaan leveren.

Wij vragen dus nadrukkelijk om een resultaat. Ik heb bewust geen bedragen willen noemen — dat doe ik ook nu niet — hoewel die wel gepasseerd zijn. Ik wil de minister niet fixeren op zo'n bedrag. Het is van belang voor de mogelijke agendering van de begroting voor 2017 dat er in de najaarsnota niet met het bedrag 0 wordt teruggekomen, om het heel simpel te formuleren. Wij krijgen signalen. De minister krijgt die ook, maar interpreteert die kennelijk anders. Een aantal woordvoerders heeft hier heel uitvoerige analyses laten passeren over waar de knelpunten zitten bij het OM, bij de politie en de rechterlijke macht. Die signalen hebben wij ook. Ik denk dat het onmogelijk is om vol te houden dat we die gewoon kunnen negeren omdat we het in een goed gesprek kunnen oplossen. Die tijd is voorbij.

Omdat ik vind dat de minister te terughoudend is geweest en ik nu in tweede termijn spreek, dien ik opnieuw een motie in om de minister — laat ik dat toch oprecht zeggen — een steun in de rug te geven. Zo kan hij deze keer, wanneer hij in gesprek gaat in het kabinet en in de ministerraad — ik zeg dat ook zeker in de richting van de minister van Financiën — en aan de minister van Financiën duidelijk maken dat het het zeer foute antwoord zal zijn wanneer er weer een verhaal terugkomt in de trant van "ik heb het gehad met dat geklaag uit het rechtsbedrijf". Met deze motie in de hand kan de minister zeggen: wij als kabinet kunnen dit niet doen; wij zullen naar de Eerste Kamer moeten gaan met een ander verhaal dan het verhaal over klagen enzovoorts.

De voorzitter:

Door de leden Engels, Strik, Diederik van Dijk, Bikker, Ruers, Backer, Rombouts en Van Bijsterveld wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

onverminderd van oordeel dat in de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie voor 2016 de risico's voor mogelijke tekorten en achterblijvende prestaties bij rechtspraak, OM en politie tot een minimum moeten worden gereduceerd;

verzoekt de regering, met genoemde ketenpartners te inventariseren welke de meest noodzakelijke maatregelen zijn om aan de meest noodzakelijke financiële problemen nog dit jaar tegemoet te komen en daaraan vervolgens bij de Najaarsnota met behulp van financiële instrumenten als onderuitputting, kasschuif of herschikking van middelen tegemoet te komen, en de Kamer daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

Zij krijgt letter C (34485-VI).

De heer Engels (D66):

Daarmee ben ik klaar, voorzitter, zoals u zult begrijpen.