Plenair Ten Hoeve bij behandeling Internationale veiligheidsstrategie



Verslag van de vergadering van 31 mei 2016 (2015/2016 nr. 32)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 23.04 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Ten Hoeve i (OSF):

Voorzitter. Ik bedank beide ministers natuurlijk van harte voor hun uitgebreide beantwoording van de vragen. Een vrij groot deel van de discussie vandaag was gewijd aan de situatie van Rusland en onze verhouding met Rusland. Ik moet zeggen dat ik het zeer vergaand eens ben met de houding die de minister hier verdedigd heeft. Mijn enige opmerking daarbij is dat ik toch het gevoel heb dat het Westen in de jaren negentig te weinig oog heeft gehad voor de elementen van redelijkheid die toen in de opvattingen en het optreden van Rusland zaten. Ik denk dat dat een element is dat nog steeds doorwerkt in de verdere escalatie van de verhoudingen tussen Rusland en het Westen. Dat mogen wij ons wel aantrekken.

Daarnaast heb ik twee of eigenlijk drie elementen die ik de minister nog graag even zou willen voorleggen. Een. Frontex wordt omgebouwd tot een echte Europese grenswacht. Kan de minister erop ingaan wat wij ons daarbij moeten voorstellen, ook voor onze eigen positie in Europa? Twee. Aan het eind van mijn inbreng heb ik erop gewezen dat de tegenstelling in het Midden-Oosten zich hoe langer hoe meer ontwikkelt tot de meest fundamentele en gevaarlijke tegenstelling, namelijk die tussen soennieten en sjiieten. Die tegenstelling zie je heel uitdrukkelijk in Irak. Die speelt ook een grote rol in het conflict in Syrië en ontwikkelt zich steeds meer in de uitdrukkelijke tegenstelling tussen Saudi-Arabië en Iran. Ik heb het gevoel dat wij die tegenstelling alleen maar aanwakkeren door Saudi-Arabië in grote mate te voorzien van westelijke wapens. Die wapens gaan naar een bewind waar wij op zichzelf geen enkele sympathie voor hoeven te hebben maar dat wij op deze manier sterk maken en steunen in zijn ontwikkeling, waarmee wij zijn vorm van islam de baas laten zijn in het Midden-Oosten tegenover de sjiitische tegenstander en grootmacht Iran. De wapens worden op het ogenblik ook gebruikt, uitdrukkelijk tegen sjiitische groepen. Moeten wij wel wapens leveren in zulke gevallen?

Als laatste koppel ik daar het volgende punt aan. Wij willen nu ook wapens gaan leveren aan Libië, aan een regering waarvan wij weinig overtuigd zijn dat zij daar echt wat te vertellen heeft. Waar komen die wapens terecht en wat bereiken we daarmee? Daar wil ik de minister graag nog over horen.