Plenair Oomen-Ruijten bij behandeling Wet algemeen pensioenfonds



Verslag van de vergadering van 21 december 2015 (2015/2016 nr. 14)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 18.05 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Oomen-Ruijten i (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Voor een maidenspeech mag de inleiding wat langer zijn, omdat je daarmee ook een visitekaartje kunt afgeven. Dat ik hier mag staan, ervaar ik als een grote eer, ook al is het zijn van volksvertegenwoordiger voor mij niet nieuw, in Nederland en heel lang in Europa.

Met alle kracht en energie heb ik mij vele jaren mogen inzetten voor de opdracht waarvoor wij hier allen staan, het mede vormgeven aan een samenleving die het beste voor heeft met de burgers van dit land. Het mogen zijn van volksvertegenwoordiger is voor mij nog steeds een voorrecht. Je wordt gekozen, je krijgt vertrouwen en ook al is dat voor de senaat wat meer op afstand van de burgers, met het afleggen van de eed aanvaard je jouw persoonlijke dienende opdracht.

De senaat zet de politieke agenda niet. Wij hebben niet het politieke primaat, want dat ligt aan de overkant. Onze taak is het reflecteren zonder de waan of wellicht de meerderheid van de dag op legitimiteit, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en effectiviteit van wetgeving en dat dan te laten doorklinken in het stemgedrag. Het mooie van de senaat is dat we bij die reflectie allen onze eigen achtergrond en, als ik kijk naar de samenstelling van dit huis, heel rijke ervaring meebrengen. De discussie en het samenwerken in zo'n mooi verband vind ik een voorrecht.

In de jaren tachtig kwam ik met enige regelmaat in dit huis. Als lid van het CDA-fractiebestuur van de Tweede Kamer vergaderden we enkele keren per jaar bij heikele thema's met het bestuur van de CDA-senaatsfractie om, zoals wij dat noemden, de klokken gelijk te zetten. Onze Eerste Kamerfractie stond onder leiding van de heer Ad Kaland, een heel markante persoonlijkheid. Wij leverden als leden van het bestuur van de Tweede Kamerfractie van het CDA onze inbreng, maar de conclusie van het overleg was dat de senaat geen kopie van de Tweede Kamer was en dat ook niet wilde zijn. De Eerste Kamer, zo zei hij dan, velt een eigenstandig oordeel. Dat deden ze toen heel regelmatig, zonder dat dit tot een discussie tot opheffing van de senaat heeft geleid, zo zou ik eraan willen toevoegen.

In de senaat zijn wij in die zin geen partijpolitieke vertegenwoordigers, maar wij hebben en houden als volksvertegenwoordigers wel onze identiteit, onze achtergrond en ons waarden- en normenpatroon. Mijn wortels als christendemocraat liggen ten diepste in een sociale markteconomie waar een overheid nodig is, maar dan een overheid die verantwoordelijkheden spreidt en mensen stimuleert om met en voor elkaar verantwoordelijkheid te nemen. Voor mij komt daar nog bij dat ik, redenerend vanuit de wortels van de christendemocratie waarbij het er zijn voor de ander en de solidariteit die geen fysieke grenzen kent, mij ervoor zal inzetten om onze Nederlandse rol in Europa te ontdoen van de nu in de Nederlandse samenleving ontstane lauwheid en desinteresse. Mijn goede vriend, René van der Linden, die mij op dit dossier is voorgegaan, zal ik zeker niet kunnen evenaren. Ik beloof echter dat ik de footprint die hij achterliet, in stand probeer te houden. Over Europa wil ik de Eerste Kamer een compliment maken. Ik doe dat uit mijn ervaring en wetenschap dat er in dit huis altijd een warme belangstelling was voor Europa en de Europese wet- en regelgeving. Ik betuig daarover mijn waardering, voorzitter.

Laten wij ook met de pensioenen Europees beginnen. Ik mocht jarenlang als rapporteur voor het pensioendossier optreden. Dit is in feite de coördinator die ervoor zorgt dat de teksten waarover gestemd wordt en die doorgaan, naar Europa worden doorgevoerd. Niet alleen wetgeving, maar ook groen- en witboeken mocht ik op een goede manier door het Europees Parlement geleiden. Wij moeten vaststellen — wij doen dat hier, maar deden dat ook daar — dat de oudedagsvoorziening voor een Europese bevolking, die overal verzilvert, echt onder druk staat. Demografische factoren, waardoor een krimpend aantal jonge werkenden de gelukkig en veel langer levende gepensioneerden moet voorzien van een adequaat inkomen, vormen overal in Europa een grote uitdaging. Waar op veel plekken in Europa, ook bijvoorbeeld bij onze Belgische buren, "pay as you go"-systemen worden gehanteerd, zal er opwaartse druk zijn op de overheidsfinanciën of neerwaartse druk op de pensioenuitkeringen. Wij hebben gezien wat er in Griekenland, Portugal en andere landen gebeurde. Voor de landen die het betreft, maar ook voor ons, wanneer wij gezamenlijk prudent moeten zijn in het kader van de EMU-criteria, is dit geen aanlokkelijk perspectief. Sparen voor het pensioen, waarin wij in Nederland echt een voorbeeld zijn, is de meest duurzame oplossing. Naast duurzaam en sustainable is er ook safe en adequate. Met het nftk heeft de regering getracht om invulling te geven aan veiligheid en houdbaarheid. De adequaatheid van dit individuele pensioen is daardoor ook in Nederland fors onder druk komen te staan. Ik stel dat nu gewoon maar vast. De Kamer komt hierover nog terug in het begin van het nieuwe jaar. Het is belangrijk om de kosten van onze pensioensystemen te drukken door de te beheren pensioengelden meer efficiënt en vaak ook in grotere eenheden ergens onder te brengen.

Ik kom daarmee bij het dossier dat wij vandaag onderhanden hebben en geef een oordeel over de wet en over de novelle, dat de vorming van een algemeen pensioenfonds mogelijk maakt. Laat mij vooraf stellen dat de CDA-fractie sympathiek staat tegenover het doel dat wij met deze wet willen bereiken. Wij zien het op te richten apf als een instrument om het voor kleine ondernemingspensioenfondsen mogelijk te maken om de krachten te bundelen. Dat is een goede zaak. Krachten bundelen kan natuurlijk ook door de fusering van fondsen. Dat ligt vaak lastig, omdat partijen in een fusie de eigen identiteit en de eigen regeling moeten opgeven. Bovendien verhinderen andere regels vaak een voornemen tot fusie. Denk aan de eisen die er zijn met betrekking tot de dekkingsgraad. Dat is dus niet nodig bij een apf. Immers, door de voorgestelde ringfencing, het afschermen van vermogen per solidariteitskring, wordt de cultuur, de eigenheid en het risico dat men heeft in die kring, bewaakt. De grotere apf-omgeving kan zorgen voor een meer efficiënt en goedkoper beheer. De bedoeling van het apf is ingegeven door de bij de kleine fondsen levende behoefte tot schaalvergroting en kostenvermindering met behoud van de eigen cultuur. Het in te stellen belanghebbendenorgaan bewaakt en vertegenwoordigt de belanghebbenden van een collectiviteitskring.

Zo ver, zo goed, maar kloppen al die mooie verwachtingen wel? Worden de kosten nu werkelijk lager? Alleen al als ik kijk naar de governance hebben we binnenkort naast de organen van belanghebbenden ook nog een onafhankelijk bestuur van het algemeen pensioenfonds. Ik heb daar niets op tegen, maar bij het ons rijk rekenen met besparingen op dat punt heb ik in elk geval grote vraagtekens. Ik vraag me af of de kosten echt lager worden.

Een vraag die ik mij verder altijd als eerste stel, zeker in de pensioendiscussie is: wat wordt de deelnemer hier beter van? Het gaat hier immers om de deelnemers. Iedereen in de pensioenwereld, inclusief de overheid, zou zich overigens deze vraag moeten stellen. Het zou ook mooi zijn als de staatssecretaris dat, terugkijkend, wil doen. Hebben we namelijk niet te veel de focus gelegd op de lange termijn, de veiligheid, de duurzaamheid? Hebben we die ook nog eens beoordeeld aan de hand van de maatstaven van vandaag om vervolgens op het punt van adequaatheid van het pensioeninkomen toch wat steken te laten vallen?

Het verdienmodel van een algemeen pensioenfonds zit in het vermogensbeheer. Hoe zit dat nu precies? Kan het afgescheiden vermogen door een aparte fiduciair worden beheerd? Waar ligt dan de zeggingsmacht over zo'n beheerder? Als op het vermogensbeheer kosten bespaard kunnen en moeten worden, is dat dan ook niet te bereiken door gebruik te maken van veel meer passieve en simpele beleggingsstrategieën?

Bij het oprichten van een algemeen pensioenfonds moet het fonds een weerstandskas hebben. Dat kapitaal mag niet komen uit de voor pensioenen bestemde gelden; dat kapitaal komt elders vandaan. Als ik het goed zie, staat er nu eigenlijk maar één echt algemeen pensioenfonds van ondernemingspensioenfondsen op de rol, namelijk het voorgenomen algemeen pensioenfonds in de financiële sector. En als ik kijk naar de website van verzekeraars, wordt het algemeen pensioenfonds straks voornamelijk door verzekeraars opgericht. Is dat de reden waarom het algemeen pensioenfonds dus slechts bij hoge uitzondering een fonds zal zijn dat kleine ondernemingsfondsen bundelt? Kan de staatssecretaris reflecteren op wat er nu lijkt aan te komen? Verzekeraars bieden geen verzekerde regeling meer aan. Zodra de verzekerde regeling afloopt, wordt de werkgever geconfronteerd met hetzij het moeten betalen van een hogere premie, hetzij het moeten meegaan naar een algemeen pensioenfonds. Voordeel ten opzichte van de verzekerde regeling bij de verzekeraar is dat voor die verzekeraar de solvabiliteitsopslag vrijvalt en dat er dus ook een verandering is in de toezegging naar de deelnemers. Zij gaan van 99,5% zekerheid bij de verzekeraars naar 97,5%, met alle consequenties van dien, ook voor belanghebbenden. Kan de staatssecretaris zich voorstellen dat met de huidige lage rentestand verzekeraars maar wat graag ruimte maken op hun balans en verzekerde regelingen in het nieuwe vehikel algemeen pensioenfonds onderbrengen? Ik denk dat hier ook een punt ligt voor de toezichthouder, de Nederlandsche Bank. Die moet mijns inziens streng toezien op de gevolgen voor de deelnemers en moet zich er dus van vergewissen dat de deelnemers, die immers individueel toestemming moeten geven, in een dergelijke situatie adequaat geïnformeerd zijn. Wat gebeurt er als een deelnemer nee zegt? Dat hebben we niet geregeld. In de nota naar aanleiding van het eindverslag wordt daarop niet meer voortgeborduurd.

Dan de novelle. Na het advies van de Raad van State is de mogelijkheid voor fuserende bedrijfstakpensioenfondsen om ringfencing toe te passen, ingebracht met het amendement Lodders-Vermeij, weer uit de wet gehaald. Namens mijn fractie heb ik in de stukken gemeld dat wij de bezwaren van de Raad van State ten dele begrijpen. Het uitgangspunt van het amendement was dat fondsen die willen fuseren, gebruik kunnen maken van het apf. De Raad van State ziet de gevolgen voor de marktwerking en Europa als belangrijke bezwaren. Zijn wij er nog? Dat vraag ik me af, omdat in het amendement wordt uitgegaan van een fusie van reeds verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen. Waarom heeft de regering niet gekozen voor het mitigeren van de onbedoelde effecten van dit amendement? De regering zegt toe om met een nieuw wetsontwerp te komen, daarbij zeer waarschijnlijk geïnspireerd door het SEO-onderzoek. Het is een wet die het probleem ondervangt en ervoor zorgt dat solidariteit en verplichtstelling binnen de collectiviteit streng geregeld worden. De consequentie daarvan is dat de pensioenregeling voortaan verplicht wordt gesteld en niet langer het bedrijfstakpensioenfonds. Ik weet dat de pensioenfederatie ervoor pleit om keuzevrijheid te hebben tussen verplichtstelling aan het fonds en verplichtstelling aan de regeling, maar wat halen we hiermee overhoop?

Zijn we er dan? Een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds kent vele regelingen en sleept deze jarenlang met zich mee. Overigens zijn dat allemaal goed bedoelde resultaten uit cao-onderhandelingen. Zou de staatssecretaris zich kunnen voorstellen dat men besluit om voor elke regeling, elk met zijn eigen goede of slechte risico's, een aparte collectiviteitskring te maken? Daarmee wil ik aangeven dat bedrijfstakpensioenfondsen weliswaar van een apf gebruik moeten kunnen maken, maar dat er heel intensief overleg nodig is om oneigenlijk gebruik te voorkomen. Dat oneigenlijk gebruik kan ontstaan door het afbakenen en verplichtstellen van regelingen en dus ook van de risico's. De solidariteit die nu in het hele fonds zit, zou op deze manier kunnen uithollen. Als we serieus zijn met het vooropstellen van de belangen van deelnemers, vind ik dat een cruciale vraag. Overigens, als fondsen geen eigen pensioenvermogen in de apf-buffer mogen steken, welke oplossingen gaan we daar dan voor bedenken?

Ik eindig met de btw-problematiek. Ik heb heel goed gekeken naar de stellingname van de meerderheid van de fracties in dit huis. Ik stel vast dat de argumenten, de citaten en het verweer van de leden op de uitleg van de arresten die de regering aanhaalt, blijkbaar aan dovemansoren gericht zijn. Wat is een gemeenschappelijk beleggingsfonds? De regering blijft dat in de engste zin interpreteren. Alle landen om ons heen zien dat een tikje anders. Toch houdt onze regering vol dat het gelijk aan haar kant is. Ze ziet de problemen wel, maar doet er niets aan. Het zou aan Europa zijn om daar iets aan te doen. Nee, mevrouw de staatssecretaris, dat is aan Nederland zelf. Nederland is baas in eigen huis en is zelf verantwoordelijk voor het feit dat er een Nederlands kopje op de btw-wetgeving wordt gezet, waarmee men pensioendeelnemers in een DB-stelsel circa 100 miljoen ontneemt. Door geen gebruik te maken van de beleidsvrijheid die er volgens deskundigen bestaat binnen de btw-richtlijn, creëert de regering binnen Nederland een ongelijk speelveld. Uitvoerders van DB-regelingen moeten immers btw betalen over hun uitbestede diensten en uitvoerders van DC-regelingen niet. Ik vind dat onbegrijpelijk, omdat de regering zelf in de stukken aangeeft dat bij de huidige Nederlandse DB-regelingen het pensioenresultaat wordt bepaald door de hoogte van de ingelegde premie en het daarop behaalde beleggingsresultaat. Laat dat laatste, het beleggingsresultaat, nu net het belangrijkste zijn in het ATP-arrest voor een gemeenschappelijk beleggingsfonds. Waarom bestaat toch deze hardnekkigheid, vraag ik mij af. Ik wil nu al melden dat wij als CDA-fractie hechten aan een oplossing voor dit probleem.

Ik kom tot een afronding. De Nederlandse pensioensector wordt Europees altijd ten voorbeeld gesteld. Ik heb dat zelf ook met liefde gedaan. In onze pensioensector hebben we de risico's gespreid over een eerste, een tweede en een momenteel minder gebruikte, maar ook minder gestimuleerde derde pijler. Het mooie stelsel dat we hebben, verdient onze trots en onze steun. Bij het lange leven van de deelnemers in een periode van lage rentes moeten we alle zeilen bijzetten om dat mooie stelsel toekomstbestendig te houden. Een veilig en duurzaam systeem moet echter ook bijdragen aan adequate inkomens en een rechtvaardige welvaartsontwikkeling voor gepensioneerden. Dat vergeten we soms. Ik zie de antwoorden van de regering met spanning tegemoet.

De voorzitter:

Mevrouw Oomen, mijn hartelijke gelukwensen met uw maidenspeech. Het is op zijn zachtst gezegd bijzonder dat een Kamerlid met 33 jaar parlementaire ervaring een maidenspeech houdt. Ik kan mij goed voorstellen dat u een lichte cultuurschok hebt ervaren bij uw komst naar de Eerste Kamer. In tegenstelling tot het Europees Parlement hebben wij slechts één vergaderplek, één officiële taal en een tiende van het aantal leden dat u gewend bent. Maar wij hebben ook een groot aantal rituelen en tradities, die recentelijk zijn beschreven in ons jubileumboek en waar de maidenspeech er een van is.

Hiermee wil ik overigens niet impliceren dat u een vreemde bent op het Binnenhof. Het is immers de plek waar u uw loopbaan als volksvertegenwoordiger in 1981 begon, nadat u een aantal jaar had gewerkt in public relations bij de Provinciale Limburgse Elektriciteits-Maatschappij. U was indertijd het jongste Kamerlid en u hield u vooral bezig met sociale zaken, milieu, consumentenbeleid, monumentenbeleid en gehandicaptenbeleid. U had toen al politiek-bestuurlijke functies vervuld bij de Katholieke Volkspartij en werd ook bij het Christen Democratisch Appèl lid van het fractiebestuur en het partijbestuur.

In 1989 werd u gekozen tot lid van het Europees Parlement, waar u de langstzittende Nederlandse Europarlementariër ooit zou worden. Vier keer bent u herkozen, waarbij u het presteerde om tot twee keer toe met voorkeurstemmen een zetel te bemachtigen. In 1999 brak u met circa 100.000 stemmen alle records. Dit feit alleen al bewijst dat u altijd een sterke band hebt onderhouden met uw constituency, uw Limburgse achterban.

De provincie heeft uw enorme inzet voor Limburg, maar ook voor de Euregio Maas-Rijn, op 19 januari jongstleden beloond met de erepenning van de provincie, nadat u eerder de medaille van verdienste had ontvangen. Bij deze uitreiking werd u onder meer geroemd voor uw inzet op het gebied van grensarbeid. Namens het Europees Parlement hebt u er met succes voor gepleit dat burgers die in een ander EU-land werken, hun aanvullende pensioenrechten gemakkelijker kunnen meenemen over de grens. Ook hebt u zich sterk ingezet voor onderwerpen als misleidende reclame, grensoverschrijdende gezondheidszorg en sociale voorzieningen voor studenten en stagiaires. Grote aandacht kreeg uw advieswerk over de betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije.

In het Europees Parlement was u onder meer eerste vicevoorzitter van de EVP, de christendemocratische fractie. U was ook vicevoorzitter van de commissie Milieu, Volksgezondheid en Consumentenbescherming, vicevoorzitter van de tijdelijke commissie Genetica, lid van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, lid van de commissie Gelijke Rechten van de Vrouw en voorzitter en lid van de parlementaire delegatie Zuid-Afrika. Bij uw afscheid van het Europees Parlement kreeg u voor uw werk voor de EVP-fractie de eervolle Robert Schuman-medaille uitgereikt.

U hebt een fijn gevoel voor communicatie en weet altijd scherp uit te leggen wat het belang van de politiek of van een bepaalde politieke kwestie is. Dat doet u op een open, toegankelijke manier. Dat wordt ook wel "pütsbaar" genoemd in het Limburgs. Wellicht spreek ik het verkeerd uit, want ik kom niet uit Limburg, zoals u waarschijnlijk allang had begrepen door mijn harde g. "Pütsbaar" lijkt mij ook voor een Eerste Kamerlid een bijzondere kwaliteit.

Ik wens u veel succes met uw verdere bijdrage aan het werk van deze Kamer. Voordat ik schors, vraag ik u alleen wel om, als u zich inschrijft met een bepaalde spreektijd, u daar ook aan te houden. U had voor vijftien minuten ingeschreven, maar ging er vier minuten overheen.

Ik schors de vergadering om de collegae de gelegenheid te geven, u geluk te wensen met uw maidenspeech, nadat ik dat eerst ook zelf heb gedaan.