Plenair Knapen bij behandeling Elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst



Verslag van de vergadering van 6 oktober 2015 (2015/2016 nr. 3)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 17.31 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Knapen i (CDA):

Voorzitter. Laat ik allereerst de staatssecretaris danken voor de uitvoerige en gedetailleerde beantwoording van de vragen, die ook wij hadden. Laat ik daar meteen iets aan toevoegen: ik proef bij mezelf en mijn fractie een zekere aarzeling over dit onderwerp. Wij willen immers niet op de stoel van het management gaan zitten. Als parlementen dat doen, zijn er aan het end van de dag meestal alleen maar verliezers. Dat gezegd zijnde: het gaat hier om belastheffing, een kernfunctie van de staat. Volgens sommige geleerden is die zelfs hét kenmerk van een functionerende staat. Dat rechtvaardigt zorgvuldigheid en behoedzaamheid en dat verzet zich eigenlijk tegen experimenten.

Onze fractie juicht de richting waar de staatssecretaris met dit wetsontwerp heen wil, van harte toe. Als het goed loopt, werkt het slagvaardigheid en flexibiliteit in het verkeer tussen burger en Belastingdienst in de hand. Dat is wat we allemaal zouden willen zien. Het precaire zit hem evenwel in de overgang van het een naar het ander. We weten allemaal hoezeer de Belastingdienst richting schipbreuk is geduwd door allerlei oneigenlijke neventaken. Daarom letten we extra op wrijvingsrisico's in overgangsperiodes.

Onze fractie had gevraagd of de staatssecretaris niet een wat langere gewenningsperiode dan één jaar zou kunnen betrachten waarin zowel op papier als digitaal kan worden gecommuniceerd. Daarop antwoordt hij: voor de Belastingdienst is het onmogelijk tot in lengte van jaren twee processen naast elkaar te laten lopen. Dat begrijp ik, en daarom hadden we dat ook niet gevraagd. Er is een verschil tussen wat we hadden gevraagd, namelijk wat langer, en wat de staatssecretaris antwoordt, namelijk tot in lengte van jaren. Graag ontvang ik een reactie van de staatssecretaris.

Tot slot nog de HUBA, de hulp bij aangifte. Ik zou zelf zulke afkortingen nooit in de mond nemen, want ambtelijke afkortingen zijn altijd het begin van vervreemding tussen overheid en burger, maar dat terzijde. We hebben het alleen al over 120.917 personen van 71 en ouder die in het peiljaar 2013 op papier aangifte deden. Zij moeten allemaal naar balies van belastingkantoren, of krijgen hulp van ouderenbonden of, als ze geluk hebben, van hun kinderen. Natuurlijk heeft de staatssecretaris gelijk wanneer hij schrijft dat deze groep jaarlijks in omvang afneemt. Dat is nu eenmaal bij uitstek een kenmerk van deze leeftijdscategorie. Maar toch, we hebben het over mensen van vlees en bloed, over belastingbetalers. Is een wat langere overgangsperiode voor zo'n groep technisch onuitvoerbaar? Is het duur, misschien te duur? En zo ja, wat mag zoiets dan eigenlijk kosten? Daarom doe ik nogmaals de oproep om behoedzaamheid te betrachten. Wat voor u en voor mij misschien een kleinigheid is, kan voor vele eerzame burgers immers een horde zijn, die niet als een horde maar als diepe onrechtvaardigheid wordt gevoeld.