Plenair Reuten bij behandeling Modernisering universele postdienstverlening



Verslag van de vergadering van 19 mei 2015 (2014/2015 nr. 31)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 14.28 uur


De heer Reuten i (SP):

Voorzitter. Veertien dagen na mijn aantreden in deze Kamer in 2007 behandelde ik de gemoederen hoog doen oplopende ... Ik struikel over mijn eerste zin.

De voorzitter:

Dat komt wel goed.

De heer Reuten (SP):

In 2007 behandelde ik de gemoederen hoog doen oplopende afsplitsing van energienetten. Nu, veertien dagen voor mijn aftreden, gaat het bedaard om wat ik kortheidshalve het postnet noem. Ik kan de kern van het onderhavige wetsvoorstel weergeven door de parafrasering van een lied van cabaretier Sonneveld, zaliger gedachtenis: "En langs het tuinpad van mijn vader, zag ik de postman gaan." Dat "gaan" heeft twee betekenissen.

Ik draag deze regel uit dat lied voor, omdat we allemaal weten dat de postdienst van weleer wat betreft brieven steeds verder wegkwijnt door het elektronisch postverkeer. Maar er is een generatie die de wetgever naar mijn mening ten minste nog zo'n twintig jaar behoort te bedienen zoals zij dat gewend was. Het gaat hierbij om het infrastructurele netwerk van de fysieke post en de afweging van de belangen van kwetsbare gebruikers van de postdienst en de kostenefficiëntie van de laatste.

Het aanzienlijk beperken van in het bijzonder het aantal postafgiftepunten of afgiftebrievenbussen — ik wijs op artikel 16, lid 7 en de AMvB — brengt de basisinfrastructuur spoedig op een hellend vlak. Daar is net ook aan gerefereerd. Ik stel de minister voor, de belangen afwegende, om het aantal afgiftebrievenbussen te handhaven, doch in twee varianten. Brieven in bijvoorbeeld rode bussen worden snel geleegd en bezorgd, en voor brieven in blauwe bussen is dat bijvoorbeeld eenmaal per week. Dat houdt de basis van dit deel van het netwerk in stand. Daar kunnen twee postzegelprijzen aan vastzitten, maar daar gaat het mij nu niet om. Het gaat mij om dat deel van het basisnetwerk. Ik kan mij ook voorstellen dat boekhandels een gedeeltelijke netwerkfunctie krijgen voor de verkoop van postzegels en de afgifte van poststukken. Het gaat mij bij dat alles om de instandhouding van dat basisnetwerk.

De overheid is terecht in hoge mate verantwoordelijk voor de infrastructuur in dit land. Het bijzondere van de huidige vormgeving van het postnet is dat dit via de universele postdienst is toegewezen aan één commerciële quasimonopolist en dat andere bedrijven niet via dit net kunnen of mogen opereren. Dit maakt de vormgeving van het postnet anders dan die van andere infrastructurele netten, zoals voor wegen, spoor, water en energie.

Ik vraag de minister om de vormgeving van het postnet fundamenteel te heroverwegen en om daaraan voorafgaande door creatieve geesten op zijn ministerie en een universiteit een bescheiden studie te laten uitvoeren; creatief, omdat dit denken buiten de huidige kaders vergt. Ik vraag hem ook om de Kamer over die studie en zijn heroverweging te berichten. Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Reuten. We hebben genoten van uw zangkunsten.

De heer Reuten (SP):

Bij het koeiengeloei in mijn vorige bijdrage was het lastig om er een notenbalkje onder te zetten, maar hier kan er wel een notenbalkje onder.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Terpstra. Eens kijken wat hij voor zangteksten weet te produceren.