Plenair De Lange bij debat voorgehangen ontwerpbesluit grondgebonden groei melkveehouderij



Verslag van de vergadering van 28 april 2015 (2014/2015 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.10 uur


De heer De Lange i (OSF):

Voorzitter. Op 16 december 2014 werd de Wet verantwoorde groei melkveehouderij (33979) in de Eerste Kamer met spoed behandeld en nog op diezelfde dag aangenomen. Daarmee werd deze wet op 1 januari 2015 van kracht. In december 2014 was er een lange reeks last minute

spoedeisende wetsvoorstellen aan de orde. In een brief van 15 december 2014 aan de Voorzitter van de Eerste Kamer heb ik me onder meer afgevraagd of het opgelegde tijdschema mij als volksvertegenwoordiger voldoende voorbereidingstijd bood om mijn controlerende rol zorgvuldig, dus naar behoren, te vervullen. Bovendien heb ik de vraag gesteld of de vermeende haast in alle gevallen terecht was. Als eenmansfractie was ik in elk geval niet in de positie om mij op verantwoorde wijze een mening te vormen over een aantal van die al dan niet terecht spoedeisende voorstellen, waaronder 33979. Inmiddels is overduidelijk gebleken dat lang niet alle wetsvoorstellen die in december 2014 als spoedeisend gepresenteerd werden, dat ook werkelijk waren.

Als van de Eerste Kamer ten aanzien van een wetsvoorstel grote spoed wordt gevraagd, mag uiteraard van de regering verwacht worden dat zij in de verdere afhandeling minstens dezelfde spoed betracht. Was dat hier het geval? Daarover bestaat bij mijn fractie de grootst mogelijke twijfel. Het ging in dit geval om een lege kaderwet, met de belofte om uiterlijk 1 maart 2015 met een Algemene Maatregel van Bestuur te komen ter nadere invulling van de uitvoering van deze kaderwet. Deze ongebruikelijke procedure werd onder druk van het verlies van derogatie door de Eerste Kamer geaccepteerd. De in het vooruitzicht gestelde termijn voor de AMvB voor de melkveewet van 1 maart werd echter niet gehaald.

Op verzoek van collega Koffeman vond op 17 maart 2015 een interpellatie met de staatssecretaris plaats over de ontstane situatie. Zelf heb ik tijdens dat debat naar voren gebracht dat het vooralsnog ontbreken van de toegezegde AMvB, waarvan het de bedoeling is dat deze met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015 zijn werking zal hebben, problematisch is. Hoe kunnen al die ondernemers die totdat de AMvB uitkomt niet weten waar ze aan toe zijn, rekening houden met maatregelen die ze nog niet kunnen kennen? Uiteindelijk maakte de regering op 29 maart 2015 in een brief aan beide Kamers de AMvB wereldkundig.

In de AMvB staat grondgebondenheid centraal, een belangrijke maatschappelijke randvoorwaarde voor de sector om te kunnen blijven produceren. Althans, dat lijkt zo. De melkveehouders die verenigd zijn in Koeien & Kansen zien volop mogelijkheden tot uitbreiding zonder de aanschaf van grond. En uit onderzoek van het Centrum voor Landbouw en Milieu blijkt dat de sector al een voorschot genomen heeft op extreme groei via vroegtijdig gerealiseerde uitbreidingsvergunningen.

Ik heb nu even een vraag aan de voorzitter. Ik wil graag in het verslag twee links opnemen naar deze zaken. Hoe krijg ik die links in het verslag? Ik kan ze voorlezen, maar dat lijkt me niet zo'n praktische methode. We kunnen ook afspreken dat die links via de door mij ingediende schriftelijke bijlage alsnog in het verslag komen. Daarover wil ik graag de mening van de voorzitter horen.

De voorzitter:

Ze staan vermeld op uw spreektekst, die is overgelegd en die ook bij de stenograaf aanwezig is, zo neem ik aan. Daarin staan, op bladzijde 2, twee noten met een website, een vindplaats. Ik neem aan dat die door deze opmerking integraal deel kunnen uitmaken van uw betoog.

De heer De Lange (OSF):

Dat was exact mijn bedoeling, voorzitter. Dank u wel.

Voorzitter. Waar staan we nu? In elk geval onderkent mijn fractie een tweetal zwaarwegende problemen.

Ten eerste is in sterke mate de indruk gewekt dat dezelfde haast die van de Eerste Kamer gevraagd is, niet in vergelijkbare mate door de regering zelf gevoeld en betracht is. Het zou toch echt een stuk eleganter zijn geweest als de regering zelf de gebleken bereidheid van de Eerste Kamer om met spoed mee te werken, gehonoreerd zou hebben met vergelijkbare urgentie, voortvarendheid en daadkracht.

Ten tweede is er het feit dat een zo belangrijke zaak als de toekomst van de melkveehouderij in Nederland geregeld wordt bij AMvB en niet bij wet. Een dergelijke aanpak staat de regering in meer gevallen voor ogen. En laat me pijnlijk eerlijk zijn: bij mijn fractie rijst zo af en toe de gedachte dat door deze regering voor een AMvB gekozen wordt om de nogal moeizaam en tijdrovend geachte behandeling van een wetsvoorstel in beide Kamers te ontlopen. Vanuit oogpunt van democratische controle lijkt mij dat een slecht idee, waar in elk geval de Eerste Kamer zich niet kritiekloos voor zou moeten lenen.

Samenvattend. De behandeling van het wetsvoorspel en met name het beweerde spoedeisende karakter dat aan de Eerste Kamer is voorgehouden, lijkt niet te sporen met het werktempo van de staatsecretaris nadien. Dat roept de vraag op hoe serieus de regering de Eerste Kamer neemt. Tevens is mijn fractie nadrukkelijk van mening dat een AMvB in dit geval niet een aanpak is die de voorkeur verdient. Omdat diverse collega's in de Eerste Kamer zullen spreken over de meer inhoudelijke aspecten van de AMvB, wil ik me, om tijd te sparen, in eerste termijn beperken tot deze meer procedureel getinte vragen. Ik zou graag van de staatssecretaris willen weten of ze bereid is de inhoud van de voorliggende AMvB alsnog bij wet te regelen op zodanige wijze dat die wettelijke regeling op 1 januari van 2016 van kracht zal zijn, dus op de gekozen datum van inwerkingtreding van de AMvB. De staatssecretaris is zich bewust van het feit dat vijftien leden van dit huis haar AMvB kunnen stuiten, waardoor ze dus gedwongen zou kunnen worden tot een wettelijke regeling als ze daar niet vrijwillig voor kiest.

Tot slot wil mijn fractie van de staatssecretaris weten of ze, mocht Nederland het Europese fosfaatplafond doorbreken, van de ene dag op de andere een stelsel van dierrechten zal invoeren, zoals dat ook gebruikelijk is bij gewijzigde btw-tarieven. Collega Vos heeft daar uitgebreid en welsprekend over gesproken en ik sluit mij daar graag bij aan. En als dat zo is, ligt zo'n stelsel van dierrechten voor de melkveehouderij dan al in concept klaar? Ik wacht met belangstelling de reactie van de staatssecretaris af.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer De Lange. Dan is nu het woord aan … Er liggen nu allerlei papieren voor mij, omdat ik even uw opmerking onderzoek over de vijftien leden die schriftelijk een AMvB kunnen stuiten. Ik kom daar straks zo nodig nog op terug.

Het woord is aan de heer Schaap.