Plenair Engels bij voortzetting behandeling Voorstel van wet van het lid Schouw



Verslag van de vergadering van 21 april 2015 (2014/2015 nr. 29)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 16.50 uur


De heer Engels i (D66):

Voorzitter. Ik dank de initiatiefnemer en de minister voor hun reacties op onze inbreng. Ik ben zelden zo content geweest met de reacties in een parlementair debat als vandaag. Ik heb daar niets op aan te merken. Ik heb ook geen nadere vragen. Dat zult u ook niet vaak hebben meegemaakt. Er is echter nog een punt over, namelijk het voorstel dat mevrouw Huijbregts heeft gedaan. Dat is een heel relevant punt in haar bijdrage. Dat gaat over de vraag: wat gaan wij doen tussen de eerste en de tweede lezing? Ik heb het even precies opgeschreven: de VVD wil graag een debat over de context en de positie van de burgemeester, inclusief de aanstellingswijze. Het moet daarbij ook gaan over de kwaliteit van de lokale democratie in de context van actief burgerschap, nieuwe domeinen, het dualistische bestuursmodel, het hoofdschap van de raad en de verhouding tussen raad en college met als uitkomst een eindbeeld na die gerealiseerde deconstitutionalisering, hoe die verder ook wordt ingevuld. Met al deze elementen is dat een voorstel met nogal veel ambitie. Dat gaat ook veel verder dan alleen de burgemeester. Het betreft dan eigenlijk alle aspecten van de burgemeester, niet alleen de institutionele kant maar ook de hele functionele kant. De vraag is of dat verstandig is, of we dat gaan doen.

Wij discussiëren in Nederland ontzettend veel. Wij hebben eindeloze rapporten, onderzoeken, studies en evaluaties, zeker als het gaat om ons constitutionele bestel. Die leiden meestal tot mooie rapporten, die echter minimaal worden uitgevoerd. Ik vind dat de uitkomst van de door de VVD beoogde exercitie niet moet zijn dat die nergens toe leidt. Daarmee hebben we dan in ieder geval één punt, al zal de voortduring van de status quo in het staatsbestel waarschijnlijk voor het CDA goed uitkomen.

Nog eens nadenkend over het voorstel van mevrouw Huijbregts — dat had ik beloofd — zie ik interessante raakvlakken met de gemaakte notitie over hoofdstuk 7. Overigens zijn die er niet met alle aspecten; het aspect van de lokale autonomie is een wat ander onderwerp. Ik hoorde de minister ook noemen dat hij bezig is met een reflectie op de Gemeentewet. Dat is ook een interessant punt en dat brengt mij op de vraag of wij dat voorstel van de VVD-fractie niet iets zouden moeten aanscherpen zodat het een betere rol kan vervullen in wat de VVD beoogt, namelijk tussen de eerste en de tweede lezing meer helderheid scheppen, niet alleen over de positie van de burgemeester, maar in de context van het lokaal bestuur. Wat mij betreft, gaat dat vooral om de institutionele aspecten waarover de Grondwet spreekt. Daar hoort artikel 125 bij over het hoofdschap, zonder dat ik daarmee de opvatting van de heer De Vries bevestig dat in het hoofdschap nu al de aanstelling van de burgemeester besloten ligt. Ook artikel 129 heeft daarmee te maken, en voor een deel ook artikel 124.

Als de uitkomst van de discussie zou zijn dat die betrokken moet worden bij het constitutionele proces, dan moeten we wel met een eerste lezing beginnen. Dat is natuurlijk wel even een probleem. Mijn punt is dat wij naar mijn mening in die context voor een wat meer afgebakende en meer probleemgerichte insteek in dat debat moeten kiezen. Dan kijk ik ook naar de minister. Er moet dan een goede procedure volgen. Ik vraag hem of hij bereid is om in zijn regierol — dus niet als toneelknecht — op korte termijn een voorstel te maken van hoe hij dat debat ziet. Wat mij betreft kan hij daarin ook een zekere afbakening meenemen. Ik zou er niet voor zijn om het hele functioneren van de lokale democratie daarin te betrekken; dat zou de zoveelste evaluatie van de dualisering zijn. Hij mag dat vooral toespitsen op de verhoudingen binnen het lokaal bestuur als wij overgaan tot veranderingen in het ambt van de burgemeester. Ik vraag hem om voor ons een voorstel daartoe te maken dat wij kunnen bespreken in beide Kamers. Wat mij betreft hoeft dat niet te leiden tot een eindbeeld, want ik weet niet zeker wat het eindbeeld zou moeten zijn en of een debat wel kan uitmonden in een eindbeeld. Ik heb de minister ook uitdrukkelijk niet horen zeggen dat hij uit is op een eindbeeld. Dat zou wel aansluiten bij eerdere debatten die wij met hem hebben gevoerd. Ik zou zeker tegen mijn fractie willen zeggen dat het de moeite waard is om op die manier, dus meer gefocust, een dergelijk debat te gaan voeren als deze eerste lezing kan worden volbracht.

Ook zonder dat hele traject zou mijn fractie zeker bereid zijn om het wetsvoorstel te steunen. Dat wil ik gezegd hebben. Ik heb nu de indruk dat ik even moet blijven staan.

Mevrouw Huijbregts-Schiedon i (VVD):

Het kan aan mijn plaats in de zaal liggen dat de heer Engels mij aankeek. Daarom wil ik toch even via u, voorzitter, op hem reageren. Ik ben blij met zijn toevoeging. Ik loop ook lang genoeg mee om te weten dat als iets, een onderzoek of een discussie, in te ruime zakken zit, het uiteindelijk nergens toe leidt en dat de zak uiteindelijk alleen maar leger wordt. Een afbakening is heel belangrijk; ik heb ook niet alle punten genoemd die hij noemt. Ik heb de minister gevraagd om met een voorstel te komen. Ik denk dat wij samen de reactie van de minister met belangstelling afwachten.

De heer Engels (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer De Vries.