Plenair Reuten bij behandeling Programmatische aanpak stikstof



Verslag van de vergadering van 9 september 2014 (2013/2014 nr. 39)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.26 uur


De heer Reuten i (SP):

Voorzitter. De staatssecretaris heeft de garantie afgegeven dat de stikstofdepositie voldoende omlaag zal gaan om de Natura 2000-doelen te halen. Daar ben ik blij om. Ik denk dat we dat ook moeten kunnen monitoren. Dat geldt niet alleen voor deze staatssecretaris maar ook voor haar opvolgers. Daarom dien ik de volgende motie in.

De voorzitter:

Door de leden Reuten, Vos en Koffeman wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Natura 2000 voorwaarden stelt aan de staat van de instandhouding van de natuur;

vraagt de regering om de Kamer ten minste eenmaal per twee jaar te informeren over het verloop en de stand van de stikstofemissie en -depositie, onderscheidenlijk naar emissie en depositie van ammoniak en stikstofoxiden, gerelateerd aan de verplichtingen die resulteren uit de Natura 2000-afspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter G (33669).

De heer Reuten (SP):

Het is goed om te laten weten dat mijn fractie geen principieel tegenstander is van het wetsvoorstel, mits hetgeen het wetsvoorstel beoogt ook binnen het wetsvoorstel voldoende is gegarandeerd. Daar blijken op dit moment toch nog wat problemen mee te zijn.

Er zijn een aantal uitspraken van de staatssecretaris die ik niet kan rijmen. De staatssecretaris zegt, en ik dacht dat we het daarover eens waren: cruciaal voor dit wetsvoorstel is het al dan niet toekennen van ontwikkelingsruimte. Vervolgens is voor de berekening van die ontwikkelingsruimte weer het model AERIUS cruciaal. Ik denk dat we het tot zover eens zijn, maar als dat niet zo is ... De staatssecretaris knikt; dat is fijn. Ik heb de staatssecretaris ook horen zeggen: AERIUS klopt, want TNO heeft het bekeken en zegt dat het model klopt. Niettemin laat de staatssecretaris ons in de memorie van antwoord op bladzijde 8 weten dat er een afwijking is tussen wat het model berekent c.q. voorspelt ten aanzien van de uitstoot van ammoniak en de feitelijke meting van ammoniak. Nu wil ik in de eerste plaats graag weten wat het percentage is van de gemiddelde afwijking. Dat heb ik ook in mijn eerste termijn gevraagd. Met andere woorden: hoe groot is de foutenmarge precies? De heer Koffeman noemde in zijn eerste termijn marges van tussen de -30% en +30% afwijking. Dat is samen een foutenmarge van 60%. Dat waren cijfers van ... Ik weet niet meer van welk instituut, maar dat zal hij dadelijk zeggen. Het staat in zijn eerste termijn.

Ik wil graag van de staatssecretaris weten of het inderdaad gemiddeld genomen in die orde van grootte ligt. Als het inderdaad in die orde van grootte ligt en als die afwijking niet systematisch zou zijn, hebben we een heel groot probleem. Zo'n grote afwijking kun je niet bij-kalibreren. Welke ontwikkelingsruimte gaan we dan toewijzen? Als een model er 5% of 10% naast zit, alla, maar als het om deze orde van grootte gaat, wordt het wel heel problematisch. Mijn eerste vraag gaat dus over de feitelijke foutenmarge voor de ammoniak, en dan zowel de droge als de natte dispositie. En ik wil …

De voorzitter:

De heer Koffeman gaat nu even de feitelijke informatie geven, denk ik.

De heer Koffeman i (PvdD):

Jazeker. De foutmarge van plus en min 30%, inderdaad 60% dus, is vastgesteld in het rapport "Actualisering ammoniakemissiefactoren rundvee: advies voor aanpassing in de Regeling ammoniak en veehouderij" van de WUR uit februari 2014.

De heer Reuten (SP):

Goed. Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris en ik ga daarin nog iets verder dan mevrouw Vos. De staatssecretaris heeft vandaag die quickscan ontvangen. Dat is informatie die beschikbaar is. Ik vraag de staatssecretaris om dat rapport morgen naar de Kamer te sturen. Dan wachten wij graag af welke politieke conclusies zij daaraan gaat verbinden. Ik begrijp dat zij daar misschien een week voor nodig heeft. Dat rapport is echter gewoon informatie. Ik vraag de staatssecretaris dus om toe te zeggen dat zij dat rapport morgen naar de Kamer zal sturen. Zij mag ons morgen ook een brief schrijven als zij die informatie niet ogenblikkelijk kan geven.

Ik wil nog iets weten. We hadden het net over ammoniak. De andere belangrijke component zijn de stikstofoxiden. Ook daarvan wil ik weten of er een foutenmarge is en hoe groot die is. Dat wil ik voor de natte en de droge. Ook daarvan wil ik graag weten of het om systematische afwijkingen gaat. We hebben het er zojuist al kort over gehad. Dit is nogal belangrijk, want die systematische afwijkingen bepalen of je het verschil tussen de modeluitkomst en de meting kunt kalibreren.

De heer Schaap i (VVD):

Ik doe mijn uiterste best om de heer Reuten te volgen, maar wat moet ik me precies voorstellen bij natte en droge ammoniak en bij natte en droge stikstofoxide? Het gaat toch gewoon om moleculen, neem ik aan?

De heer Reuten (SP):

De informatie komt uit de memorie van antwoord, van bladzijde 20. De stikstofdepositie op een punt wordt berekend op basis van vier onderdelen: droge en natte depositie van ammoniak en droge en natte depositie van stikstofoxide. Het een zit in de lucht en het ander zit in de ondergrond. Die berekeningen worden gekalibreerd op basis van metingen. Dat staat op bladzijde 20 in de memorie die de heer Schaap volgens mij voor zich heeft liggen. Ik wil dus ook van die stikstofoxide weten of er afwijkingen zijn en of die systematisch zijn.

Ik had ook gevraagd om een sterkte-zwakteanalyse van het model. Eigenlijk is dat heel belangrijk voor de evaluatie van het model. Zo'n model heeft natuurlijk niet alleen sterke kanten. De staatssecretaris zegt dat TNO het heeft bekeken en dat het klopt. Maar "kloppen" is geen methodologisch verantwoorde term. Ik wil toch van de staatssecretaris weten wat de sterke en zwakke kanten van het model zijn. Maar ook dat mag zij morgen in een brief aan ons schrijven als zij dat nu niet paraat heeft.