Plenair De Lange bij behandeling Verslag tijdelijke commissie GRECO-rapport



Verslag van de vergadering van 17 juni 2014 (2013/2014 nr. 34)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 14.22 uur


De heer De Lange i (OSF):

Mevrouw de voorzitter. Ik zou u bijna verzoeken om een korte time-out te nemen zodat we met elkaar, collectief, kunnen zuchten. Voor velen zou de overgang van de vorige bijdrage naar mijn bijdrage anders mogelijk te groot zijn om rustig te kunnen verwerken.

Mevrouw de voorzitter. De Group of States against Corruption (GRECO) van de Raad van Europa heeft in juni 2013 een evaluatierapport met betrekking tot Nederland vastgesteld over de preventie van corruptie onder parlementariërs, rechters en leden van het Openbaar Ministerie. Het GRECO-rapport bevat aanbevelingen die onder andere betrekking hebben op het functioneren van de Eerste Kamer. De Eerste Kamer heeft daarom op 8 oktober 2013 een bijzondere tijdelijke commissie ingesteld en heeft deze opgedragen een reactie van de Eerste Kamer op het GRECO-rapport voor te bereiden. Vandaag bespreken we het verslag en de aanbevelingen van

deze tijdelijke commissie.

Laat me allereerst de commissie complimenteren voor het snelle en degelijke werk en voor het evenwichtige verslag dat zij geleverd heeft. Allereerst stelt de commissie vast dat het GRECO-rapport over Nederland complimenten bevat die tot vreugde stemmen. Daarnaast zijn een aantal aanbevelingen gedaan. De tijdelijke commissie is op die aanbevelingen ingegaan en in het verslag staan vervolgens de eigen aanbevelingen van de commissie aan de Eerste Kamer. Zij behelzen onder meer de toevoeging van een apart hoofdstuk in het Reglement van Orde over integriteit. Daarin dienen bepalingen te worden opgenomen over: belangenconflicten, het registreren van geschenken en bepaalde reizen, het geven van gedetailleerdere informatie over de functies naast het lidmaatschap van de Eerste Kamer, en het omgaan met vertrouwelijke informatie. De commissie beseft dat bepalingen in het Reglement van Orde niet alles kunnen regelen. Ook benadrukt de commissie de belangrijke rol die fracties kunnen spelen ten aanzien van de problematiek, door het opstellen en handhaven van eigen interne richtlijnen. Veel van de aanbevelingen moeten gezien worden in het licht van het feit dat het lidmaatschap van de Eerste Kamer een functie in deeltijd is. De voordelen van de deeltijdconstructie worden door de commissie benadrukt en door mijn fractie gedeeld. Zonder in detail op alle aanbevelingen apart in te gaan, is mijn fractie van oordeel dat zij logisch en verstandig zijn, en dus integraal overgenomen moeten worden.

Eigenlijk wil ik in het korte debat van vandaag een nogal teer punt aan de orde stellen. De commissie gaat in het verslag uitsluitend in op kwesties van integriteit die direct verbonden zijn met het lidmaatschap van de Eerste Kamer. Dat is begrijpelijk, want daar lag ook de taak van de commissie. Maar juist omdat het lidmaatschap van de Eerste Kamer in deeltijd vervuld wordt, speelt ieder lid van de Eerste Kamer via zijn nevenfunctie — die dus doorgaans gewoon zijn hoofdfunctie is — een maatschappelijke rol waarbij issues op het gebied van integriteit eveneens zwaarwegend kunnen zijn. Voor de burger die de politiek van de nodige afstand beziet, is het erg lastig om onderscheid te maken tussen integriteit die direct verbonden is met het functioneren van iemand in zijn hoedanigheid van lid van de Eerste Kamer en integriteit die te maken heeft met zijn andere maatschappelijke functies. Het is voorstelbaar dat iemand zich in zijn functie als Eerste Kamerlid integer gedraagt, maar dat in zijn nevenfunctie niet doet. Dan ontstaat een dilemma, omdat het niet-integere gedrag in aangelegenheden die losstaan van de activiteiten in de Eerste Kamer niettemin zeer negatief kan bijdragen aan de publieke meningsvorming over de Eerste Kamer. Helaas is wat ik beschrijf geen theoretische fictie, maar een situatie waarbij iedereen helaas concrete voorbeelden kan bedenken. Een beperkt aantal rotte appels in de politieke fruitmand kan gemakkelijk de politiek als geheel in diskrediet brengen.

Het is eenvoudiger het probleem aan de orde te stellen dan het is om adequate oplossingen aan te dragen. Men kan betogen dat het aan de politieke partijen zelf is om aan allen die een politieke functie vervullen intern heldere eisen op het punt van integriteit te stellen en die zorgvuldig te handhaven. Vaak gebeurt dat natuurlijk ook, maar helaas niet altijd. Men kan zijn vertrouwen stellen in de media en in de kritische onderzoeksjournalistiek die op dit punt een evidente taak heeft. Helaas moeten we constateren dat de financiële middelen die voor diepgravende onderzoeksjournalistiek beschikbaar zijn, in de afgelopen jaren bepaald niet gegroeid zijn, evenmin als de broodnodige pluriformiteit van diezelfde media trouwens. Wat overblijft, is een situatie die ernstige zorgen oproept, maar waar geen definitieve oplossing voor bestaat. Er rest ons weinig anders dan de ogen open te houden. Aan ieder van ons persoonlijk legt het de verantwoordelijkheid op om problemen met integriteit, of ze zich nu binnen of buiten de Eerste Kamer voordoen, aan de kaak te stellen. Nalatigheid om dit te doen, vormt op zichzelf al een ernstig integriteitprobleem. Dank u wel.