Plenair De Lange bij behandeling Innovatie



Verslag van de vergadering van 18 maart 2014 (2013/2014 nr. 23)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 22.12 uur


De heer De Lange i (OSF):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun uitgebreide beantwoording. Ik wil echter niet zeggen dat ik op alle punten gelukkig ben geworden door de beantwoording, maar misschien is het kenmerk van een beleidsdebat wel dat het een beetje een debat is tussen de dove en de blinde. De dove vraagt daarbij aan de blinde: zie je wel wat ik bedoel? En de blinde vraagt aan de dove: maar je hoort toch wel wat ik zeg? Dat is al met al niet de beste manier om te communiceren. Het zij zo.

Ik wil nog iets zeggen over de topsectoren. Ik ben toch van mening dat de gevolgen van het topsectorenbeleid voor het fundamenteel onderzoek bijzonder onderbelicht zijn gebleven. Het fundamenteel onderzoek is de kip met de gouden eieren. Het onderbelicht blijven van het fundamenteel onderzoek zou helaas kunnen betekenen dat de kip met de gouden eieren zou kunnen ophouden met kakelen. Dat zou desastreus zijn, omdat het fundamenteel onderzoek in veel opzichten de aanjager is van alle innovatie. We zijn het erover eens dat we het van die innovatie in de toekomst moeten hebben.

In het WRR-rapport wordt onomwonden gesteld dat de universiteiten nu al bijzonder overstretcht zijn. Dat heeft te maken met problemen met funding uit alle mogelijke geldstromen. Het heeft echter ook te maken met het feit dat de universiteiten op allerlei terreinen bijzonder veel op hun bord krijgen. We zouden heel voorzichtig moeten zijn om de universiteiten nog verder te overstretchen door er nog meer eisen aan te stellen, waarvan sommige onrealistisch zijn.

Een vergelijkbare opmerking maak ik over het hbo. Er wordt veel gezegd over hbo-onderzoek. Ik wil nog een keer benadrukken dat het doen van onderzoek een zaak is waar aanmerkelijke training voor nodig is en dat voor het begeleiden van onderzoek nog veel meer nodig is. In hetzelfde WRR-rapport kunnen we lezen dat het met de kwaliteit van het docentenkorps op het hbo soms problematisch gesteld is. Dat is in omstandigheden waarbij de onderzoekstaak en de begeleidingstaak nog helemaal niet aan de orde zijn. Op het moment dat die wel aan de orde komen, hebben we een heel grote inhaalslag te maken bij het hbo-docentenkorps. Die inhaalslag zal uiteraard niet binnen een paar jaar gemaakt kunnen worden. Er zijn geweldige achterstanden goed te maken. Over dat argument, dat ik in het debat naar voren heb gebracht, heb ik verder niks gehoord. Het is nooit te laat om een goed debat te voeren. Ik ben erg benieuwd wat men in tweede termijn te zeggen heeft, juist over dit punt.

Ten slotte een boeiende ontwikkeling. We kunnen constateren dat de discussie over het sociaal leenstelsel uit de achterkamertjes gekomen is en nu voor een deel publiekelijk gevoerd wordt. Dat is vooruitgang. Wat geen vooruitgang is, is dat misschien al te gemakkelijk aangenomen wordt dat het sociaal leenstelsel in alle opzichten een goed idee is. Als we dat in dezelfde openbaarheid kunnen bespreken in de toekomst als de eerste aanzet die vanavond gegeven is, dan kan dat ook nog een mooi debat worden.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Postema. Pardon, het woord is aan de heer Ester. Neem mij niet kwalijk! Ik was even iets te snel. Excuus.