Senator Kox interpelleert minister BZK over tijdelijke huurstop



Senator Kox (SP) interpelleerde minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) over het niet uitvoeren van een motie voor een tijdelijke huurstop, nadat de Kamer hem daarvoor tijdens de vergadering van 2 juni toestemming verleende.

De tevoren ingediende interpellatievragen van Kox stonden centraal in het debat. Senator Kox diende tijdens de interpellatie een nieuwe motie in waarin hij een dringend beroep doet op de regering om alsnog de aangenomen motie-Kox c.s. uit te voeren door, op enigerlei wijze, een tijdelijke huurstop mogelijk te maken, of de Kamer mee te delen dat de regering het dictum van de motie niet wil uitvoeren.

Minister Ollongren vroeg de Kamer de motie aan te houden. Zij wees op de spoedwet die is aangekondigd voor een tijdelijke huurkorting. In haar stap-voor-stap-benadering is niet voorzien dat er per 1 juli een tijdelijke huurstop is. De Eerste Kamer stemt dinsdag 9 juni over de motie.

Dinsdag 21 april debatteerde de Eerste Kamer met minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het wetsvoorstel waardoor verhuurders en huurders in verband met de maatschappelijke beperkingen na de uitbraak van het coronavirus een tijdelijke verlenging van een tijdelijke huurovereenkomst overeen kunnen komen en zo voorkomen dat huurders op straat komen te staan.

De zogenoemde Tijdelijke wet verlenging tijdelijke huurcontracten werd nog diezelfde avond met algemene stemmen aanvaard. Een motie van senator Kox (SP) voor een tijdelijke huurstop werd eveneens aanvaard. De motie verzoekt de regering als noodmaatregel een tijdelijke huurstop mogelijk te maken voor zowel de sociale als de vrije sector. Hoewel de minister de zorg van de indieners van de motie begreep, was zij van mening dat een algemene huurstop zijn doel voorbijschiet. Daarom ontraadde Ollongren de motie.

De afgelopen weken voerde de Eerste Kamer schriftelijk overleg met de minister over de uitvoering van de motie. Omdat uit dat overleg niet duidelijk werd of de minister de motie zou uitvoeren, diende senator Kox het interpellatieverzoek in.

Volgens Kox is een generieke regeling waartoe de motie oproept toepasselijk omdat veel Nederlanders financieel getroffen worden door de coronacrisis. De aangenomen motie biedt mensen ademruimte, aldus Kox. Voor alle huurders helpen alle beetjes. Kox vroeg de minister daarom of zij kon toezeggen dat ze gehoor geeft aan de motie van de Eerste Kamer.

Minister Ollongren betoogde dat een generieke maatregel niet doeltreffend is. Ze lichtte toe dat ze voor een stapsgewijze aanpak heeft gekozen en die wil monitoren. In augustus moet dan worden gekeken of er aanvullende maatregelen nodig zijn. Zo'n stapsgewijze aanpak kost tijd, aldus de minister.

Dit antwoord was onvoldoende voor Kox en daarom diende hij een nieuwe motie in waarin hij een dringend beroep doet op de regering om alsnog de aangenomen motie-Kox c.s. uit te voeren door, op enigerlei wijze, een tijdelijke huurstop mogelijk te maken, of de Kamer mee te delen dat de regering het dictum van de motie niet wil uitvoeren.

Ollongren zei rond Prinsjesdag met een samenhangend pakket te komen waarin ze ook hieraan tegemoet wil komen door zoveel mogelijk proberen mensen te helpen, via de huur maar ook via de koopkracht. Ook zegde de minister toe een brief aan de Kamer te sturen waarin zij ingaat op de door haar ingezette stapsgewijze werkwijze in relatie tot de uitvoering van de motie voor een tijdelijke huurstop.

De Eerste Kamer maakt zelden gebruik van het recht van interpellatie. De afgelopen tien jaar is het vijf keer voorgekomen. Een van de eerste interpellaties was op 8 april 1850 van senator Hoffman (Conservatief) met minister Johan Rudolf Thorbecke (Binnenlandsche Zaken) over de laatste burgemeestersbenoemingen, de laatste van senator Koffeman op 21 november 2017 met minister Carola Schouten (LNV) over berichten in de media over georganiseerde grootscheepse mestfraude.


Deel dit item: