Jaarbericht Eerste Kamer 2018-2019



Op maandag 6 april 2020 heeft de Eerste Kamer der Staten-Generaal het Jaarbericht Eerste Kamer 2018-2019PDF-document gepubliceerd. Het Jaarbericht is een overzicht van de werkzaamheden van de Eerste Kamer van Prinsjesdag 2018 tot Prinsjesdag 2019.

In de inleidende beschouwingen blikt Eerste Kamervoorzitter Jan Anthonie Bruijn terug op het parlementaire jaar, dat in meerdere opzichten een bijzonder jaar was. Op 20 maart 2019 vonden de directe verkiezingen voor Provinciale Staten plaats en daarmee indirect voor de Eerste Kamer. Op 4 juni 2019 is afscheid genomen van de 'oude' Kamer en een week later, op 11 juni 2019, trad de 'nieuwe' Eerste Kamer aan. Ook vierden de Staten-Generaal dat het algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen in 2019 honderd jaar bestond.

"Elke Kamerwisseling stelt de continuïteit van het werk van de fracties, de commissies, de interparlementaire delegaties en de Kamer als geheel op de proef. Dat is inherent aan verkiezingen. Dat vervolgens de wetgevende en controlerende arbeid van de Kamer gewoon doorgaat, is een teken van de vitaliteit, het vernieuwend vermogen, maar vooral de continuïteit en stabiliteit van onze parlementaire democratie," aldus de Kamervoorzitter.

Van de 280 wetsvoorstellen die de Eerste Kamer in het parlementair jaar 2018-2019 behandelde, heeft zij drie wetsvoorstellen verworpen. Het eerste voorstel betrof een initiatiefwetsvoorstel dat in de Grondwet wilde vastleggen dat voor de parlementaire goedkeuring van EU-verdragen een meerderheid van ten minste twee derden van het aantal uitgebrachte stemmen nodig is. De Kamer was van mening dat het voorstel enerzijds te ruim was: het zou ook gelden voor eenvoudige EU-vragen. Anderzijds noemde de Kamer het voorstel te beperkt: ingrijpende verdragen die niet als EU-verdrag kunnen gelden zouden bij gewone meerderheid aanvaard blijven worden.

Het tweede wetsvoorstel dat werd verworpen, beoogde de woonplaatsvereiste voor burgemeester en gedeputeerden te verruimen. Een Kamermeerderheid vond dat daardoor de hoofdregel van ingezetenschap zou worden uitgehold. Het derde verworpen wetsvoorstel ging over de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten. Zorgen over de uitvoerbaarheid, met name de korte termijn waarvoor mensen werden gesteld om hun asbestdak te vervangen, leidden ertoe dat een meerderheid van de Kamer tegen het voorstel stemde.


Deel dit item: