Veel vragen over Invoeringswet Omgevingswet



De Eerste Kamer debatteerde maandag 27 en dinsdag 28 januari met minister Van Veldhoven voor Milieu en Wonen over de Invoeringswet Omgevingswet. De Omgevingswet vormt samen met het Omgevingsbesluit, Besluit activiteiten leefomgeving, Besluit bouwwerken leefomgeving, Besluit kwaliteit leefomgeving en de Omgevingsregeling de basis voor het nieuwe stelsel van het omgevingsrecht. Om dit nieuwe stelsel goed te laten werken is deze Invoeringswet nodig. Dinsdag 4 februari stemt de Eerste Kamer met een hoofdelijke stemming over het wetsvoorstel en de drie in het debat ingediende moties.

Tijdens het debat werden door de Eerste Kamerleden veel vragen gesteld en zorgen uitgesproken. De fracties wilden meer weten over hoe de participatie van burgers wordt ingericht en of álle burgers actief worden betrokken. De borging van de rechtsbescherming van burgers was een ander punt van zorg voor veel fracties. Ook vroegen zij de minister of, en zo ja, hoe de invoering van de Omgevingswet wordt geëvalueerd.

Vrijwel alle fracties wilden weten hoever de voorbereidingen zijn gevorderd voor de invoering van het Digitaal Stelsel Omgevingswet. Het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) ondersteunt de uitvoering van de Omgevingswet. De Invoeringswet zorgt voor de juridische basis voor het DSO. De minister ging ervan uit dat het DSO op tijd op orde is, maar zegde toe dat als in de zomer blijkt dat dit toch niet het geval is dat de invoering alsnog zal worden uitgesteld. Deze zorgen golden ook de gemeenten die, zoals bleek uit onderzoek, nog niet allemaal klaar zijn voor de invoering.

Minister Van Veldhoven deed veel toezeggingen aan de Kamer, onder meer over het DSO. Van Veldhoven zei: "Als we er halverwege het jaar erachter komen dat we er toch niet klaar voor zijn, dan zullen we uitstellen. Alle gemeenten moeten er klaar voor zijn." Toch kon zij niet alle zorgen wegnemen. In de tweede termijn van het debat zijn daarom drie moties ingediend.

De eerste motie, van senator Nooren (PvdA), verzoekt de regering om in het Invoeringsbesluit Omgevingswet een regeling op te nemen die ervoor zorgt dat er een plicht ontstaat voor gemeenten, provincies en waterschappen om participatiebeleid op te stellen. De minister liet bij deze motie het oordeel aan de Kamer. Senator Nicolaï (PvdD) diende twee moties in. In de eerste wordt de regering verzocht te heroverwegen een conformiteitsverklaring op te nemen als na invoering van de wet uit de rechtspraak blijkt dat het aanvragen van een bouwvergunning niet leidt tot een voor beroep vatbare beschikking. Ook bij deze motie liet de minister het oordeel aan de Kamer. De tweede motie-Nicolaï verzoekt de regering te onderzoeken of bestuursorganen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid hun beoordelings- en beleidscriteria vast te leggen in beleidsregels. Deze motie werd door de minister ontraden.

Impressie van het debat

Inzicht door overzicht

Senator Dessing (FVD) zei dat zijn fractie het wetsvoorstel met een helikopterview benadert: inzicht door overzicht. Elke verandering van het systeem wordt grondig onderzocht, aldus Dessing. Deze wet is een transitieplan, zoals in de luchtvaart. Voor de FVD-fractie is van belang dat de huidige systematiek wordt vereenvoudigd, waarmee die ook inzichtelijker is. Dat is het geval met de Omgevingswet. Dessing is ook blij dat de wet maatwerk faciliteert en dat er vermindering van bureaucratie zal zijn door dit voorstel. De FVD-senator wilde van de minister weten hoe zij ervoor gaat zorgen dat de aanvrager ook goed geïnformeerd is. En ook wat volgens haar het grootste risico is bij het DSO.

DSO toegankelijk voor iedereen

PvdA-senator Nooren lichtte toe dat haar fractie in een eerder stadium vóór de Omgevingswet stemde vanwege de optimale balans tussen ecologie en economie. Maar nu worstelt de PvdA-fractie ten aanzien van de Invoeringswet Omgevingswet met de vraag of het niet te vroeg is om deze wet te aanvaarden. Nooren vroeg de minister of de gemeenten op koers zijn met de voorbereiding. Hoe wordt ervoor gezorgd dat gemeenteraden zich voorbereiden op hun nieuwe rol, vroeg Nooren. Zij bepleitte dat alle inwoners van de gemeenten worden betrokken bij de inrichting van hun leefomgeving. Nooren stelde voor de verplichting op te nemen dat gemeenten en waterschappen participatie vastleggen; zij diende daar in tweede termijn een motie over in. Ook vroeg zij om een toezegging van de minister dat het DSO een toegankelijk stelsel wordt voor iedereen. Tot slot vroeg zij de minister om een onafhankelijke commissie komt die de invoering van de omgevingswet monitort.

DSO biedt schijnzekerheid

Senator Baay (50PLUS) vroeg zich hardop af of alle bestuurslagen voldoende voorbereid zijn op de invoering in 2021. Volgens Baay zijn de vragen over rechtmatigheid en uitvoerbaarheid doorslaggevend. Voor 50PLUS staan de participatie van de burger, het DSO en de rechtsbescherming centraal. De Omgevingswet schrijft niet voor hoe participatie moet plaatsvinden. Dit schept hoge verwachtingen bij de burgers, waarbij het nog maar de vraag is hoe daarin wordt voorzien, aldus Baay. 50PLUS maakt zich zorgen hoe duidelijk wordt of aan de eis van participatie is voldaan. Volgens Baay vallen de digitaal minder handige burgers vaak buiten de boot. Ze vroeg de minister of zij de testtermijn van een jaar loslaat. Volgens de 50PLUS-senator geeft het DSO schijnzekerheid. Wat de rechtsbescherming betreft vroeg Baay de minister de bevestiging dat er geen inperking van mogelijke beroepsgronden tegen het omgevingsplan plaatsvindt.

Eerste Kamer laatste station

Wat GroenLinks-senator Kluit betrof, ontbrak er nog veel cruciale informatie. Zij vroeg hoe de minister wil omgaan met de risico's die onbekend zijn of onvoldoende in beeld zijn. Voor de rol van de Eerste Kamer als laatste station in het wetgevingstraject is het volgens Kluit van belang dat duidelijk is dat de nieuwe wet voor iedereen werkt, niet alleen voor indieners van een verzoek. Ze noemde het ontbreken van een landelijke implementatiestrategie naïef. Ze vroeg of de minister wil inzetten op een landelijke implementatie- en communicatiestrategie. Ook wilde de GroenLinks-senator van de minister weten welke harde waarborgen de wet biedt aan burgers dat de situatie er na de invoering van de Omgevingswet niet op achteruit gaat. Kluit sloot zich aan bij de verzoeken van andere senatoren voor een onafhankelijke evaluatie.

Too big to fail

Senator Janssen (SP) vroeg of de minister al extra geld heeft vrijgemaakt samen met de minister voor Rechtsbescherming voor juridische bijstand. Het is volgens Janssen een misvatting dat participatie het aantal gerechtelijke procedures zou terugdringen. Volgens Janssen hebben de algemene maatregelen van bestuur veel weg van de financiële producten in de kredietcrisis. De financiering is volgens hem nog niet geregeld. De SP-senator betoogde dat een onvoldoende ontwikkeld DSO kan leiden tot groter wantrouwen van burgers. Eenmaal ingevoerd wordt de Omgevingswet 'too big to fail', volgens Janssen. Voor de SP-fractie is er nog te veel onduidelijk, onaf en ongewis. Janssen was van mening dat de Eerste Kamer ontijdig wordt gevraagd in te stemmen.

Lerend proces

Senator Klip (VVD) had vertrouwen in de aanpak. Volgens haar gaat de snelheid niet ten koste van zorgvuldigheid. Wel vond ze dat er niet nog meer vertraging moet zijn. Omdat het gaat om een procesmatige ontwikkeling zullen we er volgens Klip rekening mee moeten houden dat niet alles meteen goed gaat. Het is een lerend proces, uitstel gaat niet het wondermiddel zijn om alles op te lossen, aldus Klip. Volgens haar zijn alle betrokken actoren, inclusief het Rijk, samen verantwoordelijk voor het doen slagen. Ze vroeg de minister welke afspraken worden gemaakt met het oog op continuïteit van dienstverlening via het DSO, storingen, onderbrekingen en dergelijke. Volgens Klip is het de expliciete taak van de gemeenteraad om participatie te organiseren. Tot slot wees zij nog op de verschillende onderzoeken (elke vijf jaar evaluaties plus nog een hele boel andere onderzoeken en monitoren). Klip vroeg de minister hoe de regering het overzicht denkt te houden.

Participatiedrempel verlagen

D66-senator Moonen vroeg de minister hoe zij aankijkt tegen het hebben van landelijke kaders en regie. De D66-fractie vraagt zich af hoe projecten op lokaal en regionaal niveau op elkaar aansluiten en wie hiervoor verantwoordelijk is. Ten aanzien van de rechtsbescherming wilde Moonen weten hoe de minister het verwijt beoordeelt dat met deze wet het recht van de sterkste zal prevaleren. Volgens de D66-senator zou een mogelijk effect kunnen zijn dat lokale overheden ter bescherming zullen kiezen voor strenge en stringent geformuleerde normen. Moonen noemde de wijze waarop de rijksoverheid de lokale overheden zal bijstaan in de versterking van hun bestuurskracht de wezenlijke vraag. Voor de D66-fractie is het van belang dat gemeenteraden en indieners van vergunningaanvragen rekening houden met een mogelijke participatiedrempel. Moonen vroeg hoe de minister belanghebbenden in een vroegtijdig stadium wil betrekken, indachtig de kritiek van de Staatscommissie Parlementair stelsel die van mening is dat de participatiedrempel hoog is aan het begin van het beleidsproces.

Voorstander van vereenvoudiging van wetten

PVV-senator Bezaan stelde dat de Omgevingswet een directe invloed zal hebben op de leefomgeving van de burgers en op de bedrijfsvoering van bedrijven. Van complexe vergunningaanvragen tot het simpel en eenvoudig kunnen melden van het plaatsen van een dakkapel op een woning, de Omgevingswet moet er wel klaar voor zijn. Juist aan het laatste twijfelt de PVV-fractie. De fractie repte over drie onderdelen die op orde moeten zijn voordat de wet in werking zal kunnen treden. Het betreft het digitaal stelsel, de participatie van belanghebbenden en het probleem van de toenemende werkdruk voor de rechterlijke macht op het moment dat de Omgevingswet wordt ingevoerd. De PVV hoopte dat de minister de zorgen kon wegnemen, omdat de partij een groot voorstander is van het vereenvoudigen van wetten. Vereenvoudiging van wetten zullen het democratisch stelsel ten goede komen, aldus Bezaan.

Integrale monitor

Senator Rietkerk (CDA) noemde het belangrijk voor mensen en ondernemers dat er duidelijkheid en daadkracht is. Wat de CDA-fractie betreft is het cruciaal dat de ontwikkelde software voor het DSO werkt. Er is een transitieperiode tot 2029 die gemeenten de tijd geeft om alles op orde te brengen. Daarvoor moeten zij een aantal stappen zetten. Wat gaat de minister doen met de gemeenten die de ambitie wel hebben, maar niet kunnen waarmaken, vroeg Rietkerk. Is er bijvoorbeeld een adequaat scholingsprogramma voor gemeenten en omgevingsdiensten? Ook Rietkerk wees op de verwachting dat de werklast voor de rechtspraak zal toenemen. Hij vroeg de minister of zij het voortouw zal nemen als hiermee gemoeide kosten verdeeld moeten worden. Tot slot zei Rietkerk behoefte te hebben aan een integrale monitor. Hij vroeg of de minister zo'n monitor snel digitaal beschikbaar kan stellen en of zij wilde toezeggen dat er een onafhankelijke commissie komt die de wet zal evalueren.

Zorgvuldigheid boven snelheid

SGP-senator Van Dijk toonde zich voorstander van samenwerking om grote opgaven op te pakken, maar het mag volgens hem niet zo zijn dat daarmee verantwoordelijkheden en bestuurlijke aansprakelijkheid afgeschoven worden. Experts vragen zich af of gemeenten het aankunnen steeds de gewenste integraliteit voor ogen te houden. Van Dijk vroeg de minister of het niet beter zou zijn om gemeenten de ruimte te geven om het omgevingsplan grondig aan te pakken en in de tussentijd de mogelijkheid te houden om het oude bestemmingsplan aan te passen. Ten aanzien van het digitaal stelsel wilde de SGP-senator weten waarom de minister denkt dat het verantwoord is om het in te voeren, terwijl nog zoveel werk verzet moet worden. Van Dijk bepleitte zorgvuldigheid boven snelheid.

Opgejaagd

Senator Nicolaï (PvdD) noemde de Omgevingswet een wetgevingsoperatie die je kunt vergelijken met totstandkoming van het nieuwe Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet bestuursrecht. Daar gingen decennia overheen, aldus Nicolaï. Bij de Omgevingswet worden we daarentegen opgejaagd, zei de PvdD-senator. Hij heeft zorgen om de positie van de gemeenten die voor een enorme opgave komen te staan. Volgens Nicolaï is de allereerste vraag eigen waarom deze wet nodig was. Er is een bouwwerk in elkaar gezet dat op de tekentafel goed oogt, maar het gaat nu om de uitvoerbaarheid, over de dingen die eruit getrokken zijn. Nicolaï heeft zelf een dertigtal gemeenten aangeschreven. Gemeenten die wel reageerden, onderschreven in het algemeen de doelstellingen van de wet, maar hun reacties waren in meerderheid weinig bemoedigend, vooral waar erop gewezen werd hoe zwaar de gevolgen zijn van deze wetgevingsoperatie voor de gemeenten. Hij vroeg de Kamer om een hoofdelijke stemming over het wetsvoorstel. Wie volgende week gaat stemmen, moet de burgers en de lokale overheden recht in de ogen kunnen kijken, zei Nicolaï tot besluit. Nicolaï diende in tweede termijn twee moties in.

Verbeteren van verbindingen

ChristenUnie-senator Verkerk die zijn maidenspeech hield, betoogde dat deze wet bijdraagt aan het in stand houden en verbeteren van verbindingen. Tussen de burger en overheid, tussen burgers, tussen ambtenaren en tussen overheden. Een stelsel waarin vertrouwen, ruimte voor initiatief en bescherming van de schepping fundamentele uitgangspunten zijn. Verkerk noemde het belangrijk dat er een goede evaluatie van de Omgevingswet komt. De ChristenUnie-fractie staat voor sterk bestuur en wil dat op alle manieren bewerkstelligen. Verkerk vroeg aandacht voor laaggeletterden. Hij wilde weten of de burger ook nog naar een fysiek loket kan. Een van de belangrijkste succesfactoren bij de invoering is volgens de ChristenUnie-senator de cultuur binnen de overheid. Hij vroeg hoe de minister de vinger aan de pols houdt van de overheidscultuur. Tot slot wilde Verkerk weten of het nieuwe stelsel ervoor zorgt dat we een beter omgeving aan onze kinderen en kleinkinderen kunnen doorgeven.

Stop dit project

Senator Otten (Fractie-Otten) vroeg voor welk probleem de Omgevingswet een oplossing is. Alles wijst er volgens hem op dat dit integratieproject gaat mislukken. De Omgevingswet brengt grote risico's met zich mee, aldus Otten. Er zijn onvoldoende waarborgen en er is onduidelijkheid over ieders rol. Zijn voorspelling is dat als de wet wordt ingevoerd er eerst jurisprudentie zal moeten komen om uit te zoeken wie waarvoor verantwoordelijk is. Otten onderschrijft de zorgen met betrekking tot het DSO over de uitvoerbaarheid. Het track record van de Nederlandse overheid bij dergelijke grote ICT-trajecten geeft daartoe ook aanleiding, volgens Otten. Hij besloot zijn betoog met de oproep 'Stop dit kansloze project, nu het nog kan'.

Niet over één nacht ijs

Minister Van Veldhoven voor Milieu en Wonen antwoordde de Kamer dat keuzes moeten worden maken en dat keuzes kunnen knellen. Dat verandert niet met de Omgevingswet. Op dit moment zijn we er nog niet, erkende Van Veldhoven. Met betrekking tot het digitaal stelsel (DSO) gaat ze niet over één nacht ijs. Als we er halverwege het jaar erachter komen dat we er toch niet klaar voor zijn, dan zullen we uitstellen, aldus Van Veldhoven. Het meetpunt daarvoor zal 1 juli 2020 zijn. Dan moet het DSO echt werken.

Alle gemeenten moeten er dan klaar voor zijn, ze moeten allemaal zijn aangesloten, en bij alle gemeenten moet het DSO werken, zei de minister. Ze zegde toe dat er een onafhankelijke evaluatiecommissie komt. Ook zegde zei toe dat er een aanscherping van de NOVI, de nieuwe Omgevingsvisie, komt. Ook zal er speciale aandacht zijn voor die groepen die niet vanzelfsprekend bereikt worden of die niet makkelijk mee kunnen komen. Van Veldhoven zegde toe dat gemeenten zelf een participatieregeling moeten opstellen.

De minister zegde verder toe dat zij de gevolgen voor de rechtsbescherming zal monitoren, met daarbij een onderscheid tussen de structurele effecten en de transitiekosten. Er is extra geld voor vrijgemaakt. Met betrekking tot de gefinancierde rechtsbijstand verwacht Van Veldhoven dat er niets verandert. Als uit de monitor toch blijkt dat er meer gefinancierde rechtsbijstand moet komen, dan zal ze daarover in gesprek gaan met de Raad voor de Rechtspraak.

Over het DSO zei de minister dat burgers niet verplicht zijn gebruik te maken van het digitale stelsel, een aanvraag kan nog steeds op papier worden ingediend. In december 2019 is al voldoende opgeleverd. Dit jaar is het implementatiejaar. De bedoeling is dat het zo is opgeleverd dat aan het eind van dit jaar alle overheden zijn aangesloten. Gemeenten die achterblijven, worden gericht benaderd om te zien wat nodig is om hen ook klaar te krijgen voor de invoering.


Deel dit item: