Minister terug naar kabinet voor beraad rentemaatstaf



De Eerste Kamer debatteerde verspreid over twee dagen, op maandag 27 en dinsdag 28 mei, met minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het wetsvoorstel Wijziging van de rentemaatstaf voor de lening hoger onderwijs. De regering stelt hiermee voor de rente op studieleningen onder het studievoorschot te baseren op de 10-jaarsrente in plaats van op de 5-jaarsrente. Na de tweede termijn van de Kamer zei de minister dat zij naar aanleiding van de bezwaren van de Kamer het wetsvoorstel mee terugneemt naar de ministerraad op woensdag 29 mei voor beraad. Uiterlijk voor de stemming op dinsdag 4 juni zal zij de Kamer laten weten wat er verder met het wetsvoorstel gebeurt.

De belangrijkste kritiek van met name de oppositiepartijen was dat de inkomsten die de renteverhoging oplevert niet direct in het onderwijs worden geïnvesteerd, maar terugvloeien naar de staatskas. De oppositiepartijen maakten zich verder zorgen of de toegankelijkheid tot het hoger onderwijs hierdoor zal worden verkleind. Tevens vroegen zij zich af of met deze wijziging van het sociaal leenstelsel de deur open wordt gezet voor verdere wijzigingen.

Volgens GroenLinks-senator Ganzevoort wordt stap voor stap verder getornd aan de opbouw van het stelsel, senator Nooren (PvdA) noemde het middel 'erger dan de kwaal' en SP-woordvoerder Gerkens zei dat het een 'goed voorbeeld van een slecht plan was'. Senator Schalk (SGP) zei dat de kans groot is dat lenen voor studie achteraf toch duurder wordt. 50PLUS-senator Baay maakte zich grote zorgen over de uitkomsten uit diverse onderzoeken naar de druk waaronder studenten staan. Dit voorstel voert de druk wellicht nog verder op, zo stelde zij. Senator Teunissen (PvdD) noemde het wetsvoorstel 'niet een leven lang leren, maar een leven lang lenen'. De Fractie-Duthler vroeg de minister voor welk probleem dit wetsvoorstel een oplossing biedt. PVV-senator Van Kesteren noemde de verhoging van de rentemaatstaf een 'gebroken belofte'.

De coalitiepartijen waren minder kritisch, maar hadden ook veel vragen aan de minister. Zo wilde senator Martens (CDA) weten wat de gevolgen zijn voor de onderwijsbegroting als dit voorstel het niet gaat halen. Senator Bikker (ChristenUnie) vroeg of de minister nog steeds van mening is dat het belangrijk is het wetsvoorstel door te voeren nu de staatsfinanciën er goed voor staan en D66-senator Rinnooy Kan deelde veel van de bezwaren van de oppositie en wilde aanvullend weten of voorzien is in goede medezeggenschap. Senator Bruijn (VVD) stelde dat zoveel mogelijk zekerheid van belang is.

Minister Van Engelshoven antwoordde dat de 10-jaarsrente altijd iets hoger zal zijn dan 5-jaarsrente. Op termijn zal dat meer geld opleveren. Volgens de minister was het goede nieuws dat dat geld niet bij studenten vandaan hoeft te komen, maar bij de goedverdienende oud-studenten. Een oud-student hoeft nooit meer dan 4% boven het minimumloon te betalen aan de aflossing. De overheid geeft op deze manier de eigen kredietwaardigheid door aan de studenten, aldus de minister, op basis van positie van de overheid op de kapitaalmarkt. Van Engelshoven liet weten geen andere wijzigingen van het leenstelsel voor te zullen stellen.

De Eerste Kamer stemt normaal gezien dinsdag 4 juni over het wetsvoorstel.

Over het wetsvoorstel

Studenten die vallen onder het studiefinancieringsstelsel in het hoger onderwijs kunnen, naast de reisvoorziening en een eventuele aanvullende beurs, gebruikmaken van de mogelijkheid om tegen gunstige voorwaarden te lenen voor de kosten van studie en levensonderhoud. Dit geldt voor studenten die op of na 1 september 2015 aan een bachelor of master begonnen zijn.

Om de financiële houdbaarheid van het stelsel te verbeteren is in het regeerakkoord de maatregel opgenomen om de rente op studieleningen onder het studievoorschot te baseren op de 10-jaarsrente in plaats van op de 5-jaarsrente. Dit wetsvoorstel voorziet daarin. De gemiddelde rentesubsidie van de overheid aan de student wordt hiermee verkleind.

Het stelsel blijft toegankelijk voor iedereen omdat de leenmogelijkheden tijdens de studie voor iedereen beschikbaar blijven en de sociale voorwaarden waarborgen dat studenten ook in de toekomst alleen bij voldoende inkomen een (klein) deel van dat inkomen hoeven te besteden aan het aflossen.

De 10-jaarsrente gaat gelden voor studenten die op of na 1 januari 2020 beginnen aan een opleiding in het hoger onderwijs.


Deel dit item: