Eerste Kamer steunt ratificatie VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap



De Eerste Kamer heeft dinsdag 12 april 2016 met staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) gedebatteerd over de ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Het VN-verdrag bestaat uit een opsomming van bestaande rechten van personen met een handicap met een nadere uitwerking van die rechten en omvat tevens de verplichting dat verdragsstaten alle passende maatregelen nemen om te waarborgen dat redelijke aanpassingen worden verricht. Bij 'personen met een handicap' moet gedacht worden aan personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen.

Voor de ratificatie van het verdrag waren twee wetsvoorstellen ingediend:

Beide wetsvoorstellen werden zonder stemming aanvaard. Over door senator Van Dijk (SGP) en door senator Teunissen (PvdD) ingediende moties wordt op 19 april 2016 gestemd.

Waardigheid

Senator Oomen-Ruijten (CDA) betoogde in het debat dat het VN-verdrag al tien jaar geleden tot stand is gekomen. Oomen-Ruijten: "Waardigheid moet het startpunt zijn van alle beleid." Zij gaf aan dat haar fractie sterk voorstander is van het ratificeren van het verdrag. Oomen-Ruijten stelde dat elk mens het recht heeft om volledig te participeren in de maatschappij. Er moet volgens de senator consequenter aandacht worden besteed aan toegankelijkheid, vooral in het openbaar vervoer. Discriminatie kan volgens Oomen-Ruijten ook bestaan uit het niet treffen van specifieke voorzieningen. Het is goed dat er door middel van een stappenplan wordt gekeken naar naleving van het verdrag in het Caribisch deel van het Koninkrijk.

Sluier van onwetendheid

Senator Bredenoord (D66) stelde dat er bij het vaststellen van beleid altijd moet worden beoordeeld met de zogeheten 'sluier van onwetendheid' van filosoof John Rawls: los van de eigen uitgangspositie, niet wetend in welke situatie men zich begeeft. Bredenoord betoogde dat het niet ondertekenen en ratificeren van het facultatieve protocol van het VN-verdrag geen goed signaal is naar de ruim twee miljoen Nederlanders met een beperking. Zij haalde hiertoe de motie-Strik c.s. (EK 33.750 VI, M) aan, die de regering oproept om de protocollen zo snel mogelijk te ondertekenen. Verder stelde de senator dat er in het plan van aanpak voor de implementatie van het verdrag te weinig concrete maatregelen worden voorgesteld. Zo zijn bijvoorbeeld nog veel stembureaus en overheidsgebouwen niet of beperkt toegankelijk. Bredenoord vroeg of de staatssecretaris op de hoogte is van de "participatieladder" die gebruikt wordt bij wetenschappelijke studies en of er in de toekomst op dit soort kaders gestuurd gaat worden. Verder vroeg zij of de staatssecretaris een onderbouwd beeld heeft van de positie van mensen met een beperking op de BES-eilanden en welke rol hij ziet weggelegd voor de overheid om toegankelijkheid te faciliteren.

Wil tot uitvoering         

Senator Ganzevoort (GroenLinks) stelde dat het verdrag zo snel mogelijk moet worden geratificeerd. Het succes van de ratificatie ligt volgens de senator vooral in de "wil tot uitvoering". Ganzevoort vroeg hoe de staatssecretaris dit gaat bevorderen en wat de regering er aan doet om het verdrag te laten gelden in alle landen en delen van het Koninkrijk. Het Caribisch deel van het Koninkrijk onderscheidt zich op dit punt immers niet wezenlijk van het Europese deel. Het is een morele verantwoordelijkheid om de rechten van gehandicapten ook daar te laten gelden. Over het facultatieve protocol bij het verdrag merkte de senator op dat dit (conform de motie-Strik) zo snel mogelijk moet worden ondertekend.

Krachtig en weerbaar  

Senator Van Dijk (SGP) stelde dat een gemeenschap die serieus omgaat met mensen met een handicap zichzelf krachtig en weerbaar maakt. Van Dijk vroeg naar de precieze uitwerking van het amendement Van Dijk c.s. (TK 33.990 / 33.992, nr. 47PDF-document) en het subamendement Van der Staaij en Keijzer (TK 33.990 / 33.992, nr. 57PDF-document). Zo vroeg hij wat er kan worden verstaan onder een "redelijke en billijke belasting" en welke specifieke maatregelen er worden getroffen voor toegankelijkheid in bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Van Dijk vroeg ook of de staatssecretaris bereid is om samen met de VNG en het Platform Inclusie een modelplan op te stellen voor gemeentes. De senator betoogde verder dat beëindiging van een zwangerschap vanwege een gevreesd handicap een ontoelaatbare discriminatie is van gehandicapt leven.

Senator Van Dijk (SGP) diende een motie in, die de regering verzoekt om de ratificatie van het VN-verdrag aan te grijpen om de bescherming van de rechten van mensen met een beperking aan te merken als één van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Deze motie werd ontraden door de staatssecretaris. Mensenrechtenbeleid kent volgens de Van Rijn geen specifieke doelgroepen. Bescherming van rechten van mensen met een beperking valt volgens de staatssecretaris onder het non-discriminatiebeginsel waar Nederland zich in het kader van de Europese Unie sterk voor maakt.

Mondiale overwinning

Senator Kuiper (ChristenUnie) noemde het VN-verdrag een mondiale overwinning voor wie in ieder mens de waarde van het leven telt. Ondanks het wijdverspreide gelijksheidsdenken zijn mensen met een handicap vaak niet zo gelijk als anderen. Het verdrag getuigt van een gemeenschappelijke wil om mensen met een handicap in te sluiten. Kuiper vroeg welk onderdeel van uitvoering prioriteit heeft voor de regering. Zo is de overheid bijvoorbeeld zelf een slecht voorbeeld van het doen van de noodzakelijke aanpassingen op de werkplek. Kuiper vroeg ook of de regering van mening is dat het VN-verdrag een grotere zorgvuldigheid oplegt met betrekking tot het afbreken van zwangerschappen. Het recht om te overleven betreft immers ook het gehandicapte leven na de geboorte.           

Mijlpaal voor gelijkheid             

Senator Don (SP) noemde de ratificatie een mijlpaal voor gelijke kansen en rechten en vroeg waarom dit zo lang op zich heeft laten wachten. De ratificatie vereist volgens de senator een maatschappelijk veranderproces waarbij er redelijke aanpassingen in concrete situatie komen. Dit proces staat niet los van het decentralisatieproces. Don vroeg hoe de staatssecretaris aankijkt tegen systeemverantwoordelijkheid bij de implementatie van het verdrag en of er voldoende aandacht is voor de financiële positie van mensen met een beperking. Verder vroeg de senator welke concrete maatregelen er worden getroffen om toegankelijkheid te bevorderen en hoe deze maatregelen gefinancierd worden. Don vroeg de staatssecretaris om toe te zeggen dat er in het plan van aanpak wordt gekeken naar onder andere: handelsbekwaamheid, zelfstandig wonen, dwang en drang binnen GGZ-instellingen en inspraak van ervaringsdeskundigen. De senator stelde verder dat het belangrijk is om (nationale en lokale) maatschappelijke tegenspraak te organiseren.

Belangrijk symbool

Senator Barth (PvdA) betoogde dat het goed zou zijn als de Eerste Kamer al op de dag van het debat haar eindoordeel over de ratificatie zou geven. Zij stelde dat het amendement Van Dijk c.s. en het subamendement Van der Staaij en Keijzer de toets der kritiek zowel inhoudelijk als wetstechnisch prima kunnen doorstaan. Barth stelde dat er geen enkele reden is om het facultatieve protocol niet te ondertekenen; symbolisch is dit echter wel degelijk van belang. Over de interpretatieve verklaringen merkte de senator op dat zij alle acht begrijpelijk zijn. Het gaat om het beschermen van typisch Nederlandse of Noordwest Europese verworvenheden. Het VN-verdrag is volgens Barth een symbool van de vernieuwing van de verzorgingsstaat. Niet langer worden mensen met een beperking apart gezet. Zij worden behandeld als volwaardige burgers die een integraal deel uitmaken van de samenleving. Mensen zonder beperking zullen volgens Barth moeten inschikken om ruimte te geven aan de vrijheid van mensen met een beperking. Ook het onderwijs moet volgens de senator in hoog tempo inclusiever worden gemaakt.

Werkelijke gelijkheid

Senator Teunissen (PvdD) betoogde dat het inclusief denken zich lijkt te beperken tot de groep mensen zonder beperking. In winkels, hotels, restaurants en zelfs op scholen is toegankelijkheid nog onvoldoende geregeld. Er moet volgens Teunissen niet alleen wettelijke maar vooral ook werkelijke gelijkheid komen voor mensen met een beperking. Zij vroeg onder meer wat er gedaan wordt om de openbare ruimte voor hulphonden toegankelijk te maken. Teunissen vroeg ook in hoeverre ervaringsdeskundigen worden betrokken bij het plan van aanpak voor implementatie. Verder merkte zij op dat de meeste bewustwording en beeldvorming tot stand komt doordat mensen in aanraking komen met goede voorbeelden in de praktijk. Ook stelde de senator dat een steeds groter deel van het geld voor ontwikkelingssamenwerking naar bedrijven gaat in plaats van de zeer armen. In deze groep zijn vooral mensen met een lichamelijk of verstandelijk handicap oververtegenwoordigd.

Senator Teunissen diende een motie in die de regering verzoekt een plan van aanpak te maken voor een inclusieve samenleving, ook in termen van ontwikkelingssamenwerking. Staatssecretaris Van Rijn ontraadde deze motie. Hij gaf aan dat landen wel in VN-verband kunnen worden aangesproken op het niet ratificeren van een verdrag dat zij hebben ondertekend.

Volwaardig deel van de samenleving

Staatssecretaris Van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) stelde dat het ratificeren van het verdrag duidelijk maakt dat mensen met een beperking een volwaardig onderdeel van de samenleving zijn. Onze samenleving is nu nog onvoldoende inclusief. Van Rijn: "Als je je verplaatst in de positie van iemand met een beperking, ervaar je hoeveel belemmeringen er nog steeds zijn." Om dit te veranderen is niet alleen regelgeving maar vooral ook praktisch handelen nodig. De staatssecretaris merkte op dat er onderzoek wordt gedaan naar de mogelijkheden voor implementatie op de BES-eilanden. Dit is uiterlijk juli 2016 gereed. De andere landen binnen het Koninkrijk (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) maken een zelfstandige beslissing over het al dan niet implementeren van het verdrag.

Staatssecretaris Van Rijn stelde verder dat er bij het plan van aanpak voor implementatie zo concreet mogelijke maatregelen en doelstellingen worden opgenomen. Hier moet echter wel draagvlak voor zijn: overhaaste implementatie werkt averechts. Er moet volgens Van Rijn voldoende ruimte zijn voor lokale autoriteiten om hun eigen prioriteiten te kiezen. Van Rijn verwacht dat gemeenten hun verantwoordelijkheid hierin zullen nemen. Als er ruimte ontstaat voor de staatssecretaris om in formele zin druk uit te oefenen, dan zal hij dat niet nalaten.

Over de ontwerp-AMvB merkte de staatssecretaris op dat er stapsgewijs worden ingezet op de verbetering van de algemene toegankelijkheid. Bij de vraag of iets onevenredig belastend is, speelt een rol wat het nut is van de maatregel en hoeveel mensen gebruik maken van een bepaalde voorziening. De ontwerp-AMvB wordt naar verwachting in september voorgelegd aan het parlement. Er wordt bekeken of er een internetconsultatie komt om meerdere groepen bij de implementatie van het verdrag te betrekken.

Over het facultatieve protocol merkte de staatssecretaris op dat de regering voorstander is van de uitgangspunten, maar eerst concreet wil kijken hoe het protocol concreet uitwerkt in de praktijk en welke gevolgen het heeft voor bestaande wet- en regelgeving. Voor de zomer zal de regering het parlement informeren over het ondertekenen van dit protocol en een aantal andere VN-protocollen. Over het al dan niet afbreken van een zwangerschap merkte de staatssecretaris op dat dit moet worden gedaan in lijn met alle wettelijke waarborgen en met respect voor de vrije keuze van vrouwen hierin. 


Deel dit item: