Debat over Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel



De Eerste Kamer heeft dinsdag 19 januari 2016 gedebatteerd over de eventuele instelling van een Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel. Aanleiding voor het debat was de toezegging van de minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2014 om steun te verlenen aan een eventuele staatscommissie die zal kijken naar parlementaire herbezinning (Toezegging T02033).

Senator Duthler (VVD) diende tijdens het debat een motie in (EK 34.000, Q), die uitspreekt dat het wenselijk is om in overleg met de Tweede Kamer te komen tot een verzoek aan de regering tot het instellen van een staatscommissie die een antwoord geeft op de vraag of het parlementair stelsel voldoende toekomstbestendig is en zo nodig aanpassing doet voor aanpassingen. Deze staatscommissie kan worden begeleid door een begeleidingsgroep die is samengesteld uit leden van beide Kamers, onder waarborging van de onafhankelijkheid van de staatscommissie. Op dinsdag 2 februari 2016 wordt over deze motie gestemd.

Toekomstbestendig

Senator Duthler (VVD) stelde dat aan de hand van de resultaten van dit debat kan worden bepaald of er een staatscommissie moet komen en welke opdracht die commissie meekrijgt. De senator betoogde dat ontwikkelingen in (digitale) communicatie en grootschalige machtsverschuivingen op lokaal, nationaal en internationaal niveau nopen tot een toekomstvisie op het parlementair stelsel. Duthler voerde verder aan dat de betrokkenheid van burgers sterk is toegenomen en dat het kiezersgedrag snel verandert, evenals de politieke samenstelling van de Tweede Kamer. Hierdoor wijkt de samenstelling van de Eerste Kamer sterker en vaker af van de samenstelling van de Tweede Kamer. Daarnaast heeft het parlement een andere rol gekregen in Europese besluitvorming. Volgens Duthler functioneert het parlementair stelsel momenteel goed maar is het desalniettemin verstandig om te bekijken of dit voldoende toekomstbestendig is. Dit moet niet alleen gebeuren uit staatsrechtelijk perspectief. Er moet vooral ook worden gekeken naar trends in de samenleving. De staatscommissie zou zich volgens Duthler niet moeten richten op het functioneren op lagere overheden. De commissie zou moeten bestaan uit vooraanstaande oud-politici, staatsrechtsdeskundigen, politicologen en ICT-experts. Volgens de senator moet de commissie eerst grondig analyseren welke trends er zijn en daarna bezien welke opties er zijn om aan deze trends tegemoet te komen.

Politieke (on)wenselijkheid

Senator Van Bijsterveld (CDA) haalde aan dat er sinds het bestaan van het tweekamerstelsel discussie is over diens functioneren. De aanleiding voor de discussie over de staatscommissie werd volgens Van Bijsterveld gevormd door het feit dat het kabinet geen politieke meerderheid in de Eerste Kamer. De senator betoogde dat er voldoende analyses van de werking van het parlementair stelsel voor handen zijn. Het enige wat nodig is voor een eventuele wijziging is politieke wenselijkheid.

Over het functioneren van de Eerste Kamer merkte Van Bijsterveld op dat de Eerste Kamer zeer zelden een wetsvoorstel verwerpt. Volgens de senator is het goed dat er een Kamer is die tegenwicht biedt en niet gebonden is aan een regeerakkoord. Bovendien kunnen door het tweekamerstelsel kleine gebreken in wetgeving worden hersteld. De senator haalde aan dat een verandering in de verkiezing van de Eerste Kamer geen oplossing biedt voor wisselende meerderheden in de Tweede Kamer. Volgens Van Bijsterveld moet er wel worden gekeken naar veranderingen in de relatie politiek bestuur - kiezer. De oplossing hiervoor is volgens de senator niet staatsrechtelijk, maar ligt bijvoorbeeld in de selectie van kandidaat-volksvertegenwoordigers en de samenstelling van een verkiezingsprogramma.

Noodzaak van een tweekamerstelsel

Senator Kox (SP) juichte toe dat er een discussie wordt gevoerd over de werking van het parlementair stelsel. De ontwikkeling van dit stelsel is volgens Kox "niet van een leien dakje gegaan". Telkens was er een politieke crisis of machtsverschuiving. Er moet volgens de senator onder andere onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn voor inbedding van digitale communicatie in het politiek proces. Dit kan de kloof tussen burgers en politiek verkleinen. Dat er in het verleden weinig terecht is gekomen van voorstellen voor staatsrechtelijke herbezinning, is volgens Kox voornamelijk te wijten aan het parlement zelf. De senator betoogde dat het stemgedrag van kiezers in de laatste 15 jaar steeds sterker en sneller wisselt. Het vertrouwen in representatieve democratie neemt helaas steeds sterker af. Volgens Kox moet er worden gekeken of er in deze tijd nog steeds voldoende noodzaak is voor een stelsel met twee Kamers. Het nationale parlement verhoudt zich immers anders ten opzichte van het Europese en het lokaal bestuur dan voorheen. Dat het tweekamerstelsel kritisch moet worden bekeken neemt volgens de senator niet weg dat de Eerste Kamer momenteel goed functioneert. Kox gaf verder aan dat de staatscommissie ook zou moeten kijken naar de verhouding publiek - privaat.

Verbetering en verkiezing

Senator Kuiper (ChristenUnie) betoogde dat er bij de vorige kabinetsformatie te weinig is gekeken naar een vruchtbare samenwerking tussen regering en beide Kamers van de Staten-Generaal. Dit gaf aanleiding tot een versterkte discussie over de positie van de Eerste Kamer. De senator betoogde dat de Eerste Kamer hier zelf onvoldoende over heeft gedebatteerd. Het is volgens Kuiper echter nog niet duidelijk of er een staatscommissie moet komen en welke specifieke opdracht die commissie meekrijgt. Volgens de senator is het van groot belang dat een dergelijke commissie een duidelijke, afgebakende opdracht meekrijgt. Deze opdracht kan bijvoorbeeld zijn dat er gekeken wordt naar de wijze van verkiezing van de Eerste Kamer. Hier is al lange tijd een brede discussie over.

Los van een eventuele staatscommissie kan er volgens Kuiper worden gekeken naar lichtere mogelijkheden voor verbetering, bijvoorbeeld door een bijzondere Eerste Kamercommissie. Deze commissie kan bekijken welke mogelijkheden er zijn voor versterking van de informatiepositie van de Kamer. Ook kan er gekeken worden naar de instrumenten die de Eerste Kamer heeft om nationale en Europese wetgeving te toetsen op kwaliteit.

Functioneren van de Staten-Generaal

Senator Verheijen (PvdA) betoogde dat er niet alleen naar het functioneren van de Eerste Kamer moet worden gekeken, maar naar de hele Staten-Generaal. Over het algemeen heeft de parlementaire democratie zich meebewogen met de eisen van de tijd. Sinds de jaren '70 zijn er echter geen essentiële aanpassingen in het stelsel geweest. Er is volgens Verheijen veel behoefte aan grotere inspraak en zeggenschap van burgers. Ook moet er volgens de senator worden gekeken naar de invloed van de EU en de volatiliteit van de kiezer. Verder is het volgens Verheijen van groot belang dat er wordt bekeken hoe de twee Kamers zich tot elkaar verhouden. Volgens de senator zoekt de huidige Eerste Kamer te vaak de concurrentie met de Tweede Kamer, terwijl zij een geheel andere constitutionele positie heeft. Verheijen stelde dat dit laatste onderwerp ook heel goed een plaats kan krijgen naast het werk van een staatscommissie.

Vraagtekens

Senator Nagel (50PLUS) plaatste vraagtekens bij de politieke opportuniteit van het instellen van de staatscommissie en bij de noodzaak van het opnieuw bestuderen van het parlementair stelsel. De senator betoogde dat er ook op een andere manier oplossingen kunnen worden gevonden voor praktische problemen. Er is volgens Nagel bovendien een groot risico dat ook de aanbevelingen van deze commissie worden genegeerd. Nagel betoogde dat het de vraag is of het instellen van een staatscommissie zin heeft als van tevoren vaststaat dat er voor een bepaald onderwerp geen meerderheid is. Mocht er een staatscommissie komen, dan zou deze zich volgens Nagel moeten buigen over de nieuwe digitale democratie en de mogelijkheden voor inspraak van burgers op lokaal en nationaal niveau.

Kloof tussen burger en politiek

Senator Van Weerdenburg (PVV) stelde dat haar fractie elk voorstel toejuicht dat beoogt om de kloof tussen burger en politiek te verkleinen. Volgens Van Weerdenburg is het echter niet duidelijk dat dit de daadwerkelijke reden achter het voorstel is Het gaat eerder om de machtsverhoudingen tussen Eerste en Tweede Kamer. Er wordt volgens de senator alleen verwezen naar het politieke primaat van de Tweede Kamer als dit gunstig uitkomt. Het huidige staatsbestel is volgens de senator niet meer van deze tijd. Er moet worden gekeken naar manieren waarop burgers (eventueel via digitale communicatie of een Zwitsers referendum-model) meer inspraak krijgen. Alleen zo kan de kloof tussen burger en politiek echt worden gedicht.

Relatie tussen samenleving en politiek

Senator Lintmeijer (GroenLinks) betoogde dat er duidelijke signalen zijn dat de relatie tussen samenleving en politiek niet volmaakt is. Er is veel kritiek op gekozen politici en veel behoefte aan meer inspraak van burgers. Reflectie op het eigen functioneren van het parlement is volgens Lintmeijer goed en noodzakelijk. De toegenomen volatiliteit onder de kiezer en de toegenomen invloed van Europese besluitvorming moeten volgens Lintmeijer buiten de opdracht van de staatscommissie vallen. Ook de vertrouwensregel en de bevoegdheidsverdeling tussen de beide Kamers moeten er buiten vallen. Wel moet er gekeken worden naar de verkiezing van de Eerste Kamer en de wijze waarop zij wetsvoorstellen beoordeelt. Hier moeten bovendien de constitutionele toetsing van wetsvoorstellen en mogelijkheden voor directe democratie bij worden betrokken. Als een staatscommissie deze aspecten bekijkt, kan er worden bijgedragen aan het systeem van checks and balances .

Kwaliteit van wetgeving

Senator De Graaf (D66) betoogde dat het niet uitgesloten is dat het toegenomen ongemak over de politieke machtsverhoudingen tussen Eerste en Tweede Kamer aanleiding vormde voor het aanzwengelen van de discussie over een staatscommissie. De senator haalde aan dat er geen staatsrechtelijke regel is die de Eerste Kamer verplicht om zich apolitiek op te stellen. De Kamer mag zelf besluiten hoe zij haar rol vervult. De verhouding tussen Eerste en Tweede Kamer is volgens De Graaf niet het grootste probleem in onze democratie. De Eerste Kamer neemt doorgaans een gematigde en onafhankelijke positie in. Bovendien is het goed dat er een Kamer is die extra aandacht heeft voor de kwaliteit van wetgeving. Het wijzigen van de manier waarop de Eerste Kamer wordt gekozen vormt volgens De Graaf geen oplossing voor de verhouding tussen de beide Kamers.

De Graaf betoogde dat er grote zorgen zijn over het afnemend vertrouwen in staatsrechtelijke instituties en de democratie. Er is slechts een zeer indirect verband tussen kiezersuitspraak en machtsvorming. Volgens de senator lopen staatscommissies die op grote afstand van de politiek opereren het risico dat er te weinig commitment is om hun aanbevelingen uit te voeren. De staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel zou volgens De Graaf dan ook moeten bestaan uit politici uit Eerste en Tweede Kamer. De opdracht van deze commissie moet volgens de senator breder zijn dan alleen de verhouding tussen beide Kamers en de vertrouwensregel. Er moet een substantiële opdracht zijn om de verbinding tussen het electoraat en het mandaat van de volksvertegenwoordiging en om de plek van de politieke democratie in de moderne communicatie-maatschappij.

Nut Eerste Kamer lijdt geen twijfel

Senator Ten Hoeve (OSF) betoogde dat het instellen van een staatscommissie geen oplossing biedt voor de manier waarop politici met elkaar omgaan en de harde toon in de debatten. Verder is het volgens Ten Hoeve onvoldoende bewezen dat de parlementaire democratie niet meer in staat is om de volkswil uit te drukken. Er kan weliswaar worden gekeken naar mogelijkheden voor meer inspraak van burgers, maar daar is geen staatscommissie voor nodig. Zo moet er bijvoorbeeld binnenkort een politieke keuze worden gemaakt of er een correctief referendum komt. De versplintering in de politiek kan volgens Ten Hoeve weliswaar lastig zijn, maar leidt tot een redelijk stabiele gemene deler voor politieke beslissingen. Het nut van de Eerste Kamer is volgens Ten Hoeve boven twijfel verheven. Zij leent zich uitstekend voor het wegen van het algemeen belang en het meewegen van het deelbelang. Dat neemt niet weg dat de centraal aangestuurde eenheidsstaat heroverwogen zou moeten worden. Zolang de staatscommissie hier geen concrete opdracht voor krijgt, heeft zij volgens Ten Hoeve niet veel nut.  

Wegsaneren van de tegenmacht

Senator Schalk (SGP) betoogde dat het wegsaneren van een onderdeel van de tegenmacht - zoals de Eerste Kamer - een zeer sterke argumentatie behoeft. Als er bij de vorige kabinetsformatie meer aandacht was besteed aan de vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal, was er nu geen discussie over een staatscommissie. Volgens de senator moet de Koning in de toekomst weer betrokken worden in de kabinetsformatie. Hier is echter geen staatscommissie voor nodig.

Over de rol van de Eerste Kamer merkte de senator op dat de getrapte verkiezing haar een zelfstandige, onafhankelijke positie geeft. Dit is buitengewoon waardevol en effectief, mits de Kamer zich aan haar (aan zichzelf opgelegde) taak om wetsvoorstellen te beoordelen op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Dit laatste is onderdeel van het ongeschreven staatsrecht en zou niet door een staatscommissie onder de loep genomen moeten worden. Als er geen meerderheid is voor het instellen van een staatscommissie, moet de Eerste Kamer volgens Schalk de moed hebben om de discussie hierover te stoppen. Als alternatief kan er een motie worden ingediend die vraagt om een advies van de Raad van State.

Eerder zelfreflectie dan stelselherziening

Senator Teunissen (PvdD) betoogde dat het zeer de vraag is of er behoefte is aan een discussie over de staatkundige bouw van het parlementair stelsel. Wel moet er gekeken worden naar de onderlinge verhoudingen. Staatscommissies hebben volgens Teunissen in het verleden (te) weinig tot stand gebracht. Ook nu behoeft de huidige vertrouwenskloof tussen publiek en politiek en het gebrek aan draagvlak in de samenleving voor politieke partijen volgens Teunissen eerder zelfreflectie dan stelselherziening. Er moet binnen de politiek worden gestopt met aanvoeren van gelegenheidsargumenten. Ook moet er gekeken worden naar meer inspraak van burger en verlaging van de kiesdrempel. De herziening van het stelsel biedt daar volgens Teunissen echter geen oplossing voor.  



Deel dit item: