Debat over de Wet natuurbescherming



De Eerste Kamer heeft dinsdag 8 december 2015 gedebatteerd met staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) over de Wet natuurbescherming. Het voorstel vervangt het huidige wettelijke stelsel voor de natuurbescherming, zoals neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het voorstel regelt daarmee allereerst de taken en bevoegdheden ten behoeve van de bescherming van natuurgebieden en planten- en diersoorten. Daarnaast bevat het onder meer bepalingen over de jacht en over houtopstanden. Op dinsdag 15 december wordt er over het wetsvoorstel en over de 11 ingediende moties gestemd.

Wachten met invoering

Senator Van Kesteren (CDA) hield in het debat zijn maidenspeech. Hij stelde dat natuurbescherming een groot goed is. De mate waarin dit gebeurt, is een beschavingskenmerk van een land. Van Kesteren vroeg of de staatssecretaris kan garanderen dat er een evenwichtige belangenafweging plaatsvindt bij vergunningverlening. Hij merkte daarbij op dat er veel weerstand is tegen het wetsvoorstel, met name op het gebied van de jacht. Er is volgens de senator veel voor te zeggen om met de invoering van dit wetsvoorstel te wachten tot deze kan worden geïntegreerd met de Omgevingswet. "Wij gaan een wet invoeren waarop de mensen niet berekend zijn. En dat zonder dat het moet."

Nederland heeft geen ongerepte natuur

Ook senator Schaap (VVD) stelde dat de invoering van de Wet natuurbescherming beter kan worden gecombineerd met de invoering van de Omgevingswet. Hij betoogde dat de titel van de wet een verkeerde benadering uitdrukt: dat de natuur bedreigd wordt en dus beschermd moet worden. De senator betoogde dat Nederland - met uitzondering van de Waddenzee - geen ongerepte natuur meer kent. Hij vroeg de staatssecretaris om te erkennen dat onze natuur ofwel door mensen is aangelegd ofwel sterk beïnvloed.  Schaap maakte ook bezwaar tegen het begrip "intrinsieke waarde van de natuur". Verder vroeg de senator naar de stand van zaken in het overleg over de gevolgen van het wetsvoorstel voor de jacht en naar de gelijkberechtiging in de overdracht aan beheerorganisaties.

Natuur staat er slecht voor

Senator Vos (GroenLinks) betoogde dat de Nederlandse natuur er slecht voor staat, met name door de intensivering van de landbouw. De senator vroeg in dat kader wat de inzet van de staatssecretaris is bij de lobby van Nederland voor 'meer flexibiliteit' in de Vogel- en Habitatrichtlijn. Over het wetsvoorstel merkte zij op dat het onvoldoende duidelijk is of dit bijdraagt aan een eenvoudiger, transparanter en toegankelijker stelsel. Ook de uitvoering en handhaving zijn volgens Vos onvoldoende geregeld. De senator gaf aan dat haar fractie blij is met het begrip "intrinsieke waarde van de natuur" en met de inzet op actieve soortenbescherming. Het ontbreekt echter aan sterke sturingsmogelijkheden van het Rijk. Vos vroeg ook of het kabinet bereid is om het advies over te nemen van de Commissie Vollenhoven om beschermde natuurmonumenten te behouden. De senator betreurde dat de strikte regelgeving voor de jacht via een amendement uit het wetsvoorstel is gehaald.

Senator Vos diende een motie in die de regering verzoekt de kwaliteit en effectiviteit van de handhaving te monitoren. Staatssecretaris Van Dam gaf aan dat hij de motie ziet als ondersteuning van zijn beleid. Er wordt al in samenwerking met de provincies gekeken naar de kwaliteit en effectiviteit van handhaving. Er is volgens Van Dam overeenstemming dat er voldoende middelen zijn om dit wetsvoorstel uit te voeren.

Decentralisering

Senator Schnabel (D66) vroeg naar de overdracht van de verantwoordelijkheid voor toezicht en handhaving van de provincies naar de gemeenten. Gemeenten hebben volgens de senator aangegeven dat zij daar niet allemaal voldoende middelen voor hebben. Ook de verdeling van bevoegdheden tussen provincies onderling is onduidelijk. Verder vroeg senator Schnabel welke elementen er worden betrokken bij de evaluatie en monitoring van het wetsvoorstel. Hij vroeg of er hierbij in het bijzonder rekening kan worden gehouden met de in de maatschappij groeiende weerstand tegen de jacht. De senator vroeg ook of er mogelijkheden zijn om de trendtellingen te professionaliseren.

Golf van bewustwording

Senator Verheijen (PvdA) hield in het debat zijn maidenspeech. Hij betoogde dat er in de jaren '90 een golf van bewustwording van milieuthema's was. Voorraadbeheer en duurzame exploitatie van hulpbronnen zijn volgens Verheijen ook nu onverminderd nodig. De senator juichte de snelle verantwoordelijkheidsverdeling tussen provincies toe. Wel vroeg hij hoe er wordt omgesprongen met de programmatische aanpak van actieve soortenbescherming en of er een landelijk akkoord komt over de samenstelling van faunabeheereenheden. Ook vroeg de senator hoe de vergunningverlening van gemeenten is geregeld, aangezien er nog geen akkoord is over de uitvoeringskosten.

Senator Verheijen diende een motie in die de regering verzoekt om samen met provincies, landelijke natuurorganisaties en de faunabeheereenheden te bevorderen dat voldaan kan worden aan de gevraagde brede samenstelling van de faunabeheereenheden.  Staatssecretaris Van Dam liet het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Middelen voor gemeenten en provincies

Senator Meijer (SP) vroeg waarom er niet voor is gekozen om landelijk beleid in te voeren en versnippering te voorkomen. Zij vroeg ook of gemeenten en provincies voldoende middelen hebben om hun toezicht- en handhavingstaken naar behoren uit te voeren. Meijer vroeg onder andere hoe de aanwezigheid van expertise veilig wordt gesteld. De senator merkte verder op dat haar fractie vreest dat het niveau van bescherming omlaag gaat bij de herziening van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Ook betreurde zij dat het algeheel afschaffen van de jacht uit het wetsvoorstel is geschrapt. Volgens Meijer is er geen gebalanceerde samenstelling in de faunabeheereenheden en zorgt de jacht voor een onbalans in de wildstand. 

Senator Meijer diende een motie in, die de regering verzoekt om diervriendelijke vormen van preventie of schadebestrijding wettelijk verankerde voorrang te geven voor afschot. Staatssecretaris Van Dam betoogde dat dit reeds staand beleid is en ontraadde de motie.

Onvoldoende sturing door provincies en gemeenten

Senator Kuiper (ChristenUnie) betoogde dat de erkenning van de intrinsieke waarde van de natuur een winstpunt is van het wetsvoorstel. Hij vroeg wel of er bij gedecentraliseerd beleid voldoende sturingsmogelijkheden blijven en of de beschermingsniveaus voor dieren, planten en landschappen voldoende zullen zijn. De wet kent volgens Kuiper te weinig resultaatverplichtingen. Ook is het van belang dat het Planbureau voor de Leefomgeving niet de enige instantie is die informatie verzamelt en analyseert. De senator betoogde dat er onvoldoende samenhang van beleid is als provincies dit vanuit hun eigen visie mogen bepalen en als er weinig regie is op hun onderlinge samenwerking.

Omgevingswet

Senator Dercksen (PVV) stelde dat de rol van de burger in het natuurbeheer onvoldoende terugkomt in het wetsvoorstel. Ook de financiële middelen voor provincies en gemeenten om hun wettelijke taken uit te voeren zijn onvoldoende geregeld. Volgens de senator is er over het gehele maatschappelijke veld kritiek op dit wetsvoorstel. Bovendien is het onwenselijk om wetgeving te implementeren die op korte termijn mogelijk herzien moet worden. De senator haalde aan dat de in voorbereiding zijnde Omgevingswet uit gaat van een meer integrale benadering, terwijl dit wetsvoorstel uitgaat van een meer sectorale, gefragmenteerde aanpak.

Senator Dercksen diende een motie in die de regering verzoekt om de Wet natuurbescherming aan te houden en te integreren in de Omgevingswet. Staatssecretaris Van Dam ontraadde deze motie en betoogde dat het wetsvoorstel nodig is voor het decentraliseren van taken op het gebied van natuurbescherming.

Betere handhaving

Senator Teunissen (PvdD) betoogde dat betere handhaving van bestaande natuurwetgeving en aanscherping van natuurbescherming noodzakelijk zijn. Volgens Teunissen verhult de erkenning van de 'intrinsieke waarde van natuur' dat er een duidelijke achteruitgang is in het beschermingsniveau. Dit werd volgens de senator bevestigd in een rapport van de Commissie Van Vollenhoven. Zij betreurde dat de status van de beschermde natuurmonumenten is komen te vervallen en dat het aan provincies zelf is om te bepalen hoe zij met deze gebieden omgaan. Teunissen vroeg hoe de onduidelijke inspanningsverplichting van provincies zich verhoudt tot de internationale verplichtingen die Nederland heeft op het gebied van natuurbescherming. Ook de formuleringen 'opzettelijk doden of verontrusten' en 'overlast' (van beschermde diersoorten) maken handhaving uiterst complex.

Senator Teunissen diende een motie in die de regering verzoekt afrekenbare doelstellingen voor een gunstige staat van instandhouding van soorten en habitats op te stellen met provincies binnen een jaar na inwerkingtreding van de wet. Staatssecretaris Van Dam ontraadde deze motie.

Senator Teunissen diende een tweede motie in die de regering verzoekt van een categoriale vrijstelling voor het doden van beschermde diersoorten af te zien en dit te verbinden aan een vergunningplicht. Staatssecretaris Van Dam ontraadde deze motie en stelde dat deze vrijstelling niet in strijd is met de Vogel- en Habitatrichtlijn.

Senator Teunissen diende een derde motie in die de regering verzoekt te komen tot een wettelijk kader dat beter handhaafbaar is en de Kamer hierover binnen een half jaar te berichten. Staatssecretaris Van Dam ontraadde ook deze motie.

Jacht is apart onderdeel

Senator Koffeman (PvdD) uitte kritiek op het feit dat de oorspronkelijke bepalingen over de jacht per amendement in de Tweede Kamer zijn gewijzigd. Dit onderdeel van het wetsvoorstel is volgens de senator dermate belangrijk dat het apart moet worden ingediend. Hij haalde hiertoe de met algemene stemmen aanvaarde motie-Hoekstra c.s. aan, die de regering oproept niet langer eigenstandige wetsvoorstellen te clusteren. Bovendien is het onderdeel sterk in tegenspraak met de rest van het wetsvoorstel. Verder betoogde de senator dat maatschappelijke organisaties onvoldoende bij het amendement zijn betrokken. De faunabeheereenheden spelen volgens de senator hierdoor geen enkele rol meer in de jacht en schadebestrijding door grondgebruikers. Ook zijn er geen duidelijke eisen voor het beheer van dieren.

Senator Koffeman diende een motie in die de regering verzoekt met een novelle te komen waarin de jacht op de vijf soorten zoals genoemd in de jachtlijst af te zonderen van de Wet natuurbescherming en separaat aan de Kamer voor te leggen. Staatssecretaris Van Dam ontraadde deze motie.

Senator Koffeman diende een tweede motie in die de regering verzoekt de jachtopzichter de enkelvoudige taak toe te kennen van buitengewoon opsporingsambtenaar. Staatssecretaris Van Dam ontraadde ook deze motie.

Senator Koffeman diende een derde motie in die de regering verzoekt de vos van de landelijke vrijstellingslijst af te halen. Staatssecretaris Van Dam haalde aan dat de vos op verzoek van de Tweede Kamer op deze lijst is gezet en liet het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Senator Koffeman diende een vierde motie in die de regering verzoekt het gebruik van kunstlicht bij de vossenjacht te verbieden. Staatssecretaris Van Dam ontraadde deze motie. 

Natuur en maatschappij

Staatssecretaris Van Dam (Economische Zaken) betoogde dat het doel is om natuur mét de maatschappij te beschermen en niet tegen de maatschappij. De kracht van het wetsvoorstel ligt in het vaststellen van de waarde van natuur op zichzelf. De staatssecretaris heeft er veel vertrouwen in dat de provincies het beleid ambitieus zullen vormgeven. Natuur en cultuur zijn in Nederland sterk met elkaar verweven zijn. De opname van het begrip 'intrinsieke waarde van de natuur' heeft geen juridische betekenis, maar wel een normatieve. De eerste evaluatie zal de staatssecretaris eind 2016 aan de Kamer toezenden. Hij zegde toe dat er in de verantwoording komt te staan op welke criteria er is getoetst.

Provincies hebben niet alleen een individuele verantwoordelijkheid, maar ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het voldoen aan de eisen van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Hier worden met het Rijk wel afspraken over gemaakt. Het beschermingsniveau zal volgens de staatssecretaris niet dalen. De flexibilisering is juist bedoeld om de maatregelen effectiever te maken.

Over de jacht merkte de staatssecretaris op dat dit een maatschappelijk doel moet dienen: de handhaving van een redelijke wildstand en het voorkomen van schade. Van Dam betoogde dat er in het bestuur van de faunabeheereenheden altijd natuurbeschermingsorganisaties moeten zitten. Zij hebben daardoor een sterke positie in het tot stand brengen van het faunabeheerplan. Dit plan is volgens Van Dam alleen geldig als het breed gedragen is. Provincies kunnen nadere eisen stellen aan de samenstelling van de faunabeheerorganisaties.

De staatssecretaris is nog in gesprek met gemeenten en provincies over de middelen die zij krijgen voor toezicht en handhaving. De benodigde middelen worden momenteel in kaart gebracht. Naar verwachting ligt er in het voorjaar van 2016 een akkoord. De staatssecretaris achtte het onwenselijk om te wachten tot de invoering van de Omgevingswet. Wel worden de uitkomsten van de evaluaties meegenomen in het voorbereiden van de Omgevingswet.



Deel dit item: