Wet modernisering stelsel landelijke publieke omroep aanvaard



De Eerste Kamer heeft op 5 november het voorstel Wijziging Mediawet 2008 inzake modernisering stelsel landelijke publieke omroep zonder stemming aangenomen. PVV en SP is daarbij aantekening verleend. Het wetsvoorstel werd aangenomen na een plenair debat met staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.  Het voorstel  voert per 1 januari 2016 een aantal wijzigingen door die de landelijke publieke omroep volgens de regering in staat stellen om met minder geld efficiënt en slagvaardig te opereren. Dit houdt onder meer in: bundeling van omroepverenigingen, betere samenwerking in het belang van de programmering als geheel en een daarbij passende budgetsystematiek.  Over de tijdens het debat ingediende motie-Kuiper (CU) c.s. over het budget voor levensbeschouwelijke programma's wordt op 12 november 2013 gestemd.

Lastigere programma's

Senator Thissen (GL) stelde dat er bij de publieke omroep vooral aandacht moet zijn voor het maken de wat 'lastigere' programma's, die anders niet gemaakt zouden worden. Thissen gaf aan dat hij voorstander is vaneen breed aanbod in de programmering, maar vroeg zich wel af of publieke omroepen tegenwoordig niet te veel programma's fabriceren die bij commerciële zenders thuishoren. De senator vroeg de staatssecretaris naar wat in zijn ogen de aard en het wezen van de publieke omroep is. Ook stelde hij dat netcoördinatoren steeds meer het karakter van programma's en het profiel van Nederland 1, 2 en 3 bepalen. 

Toekomst van de publieke omroep

Senator Knip (VVD) haalde het advies van Raad van Cultuur over de toekomst van de publieke omroep aan en uitte zijn teleurstelling dat het parlement niet in de gelegenheid is gesteld om zich uit te laten over deze adviesaanvraag. Ook plaatste Knip vraagtekens bij de in de adviesaanvraag genoemde randvoorwaarden. In deze aanvraag vroeg het kabinet de Raad welke keuzes de publieke omroep moet maken en hoe hij vorm kan geven zijn maatschappelijke worteling. Deze afweging is volgens Knip bij uitstek voor de wetgever in plaats van de Raad van Cultuur. Volgens de senator dient de overheid een leidende rol te hebben bij het bepalen van de positie en functie van de publieke omroep.

Senator Vlietstra (PvdA) uitte kritiek op het feit dat dit wetsvoorstel vooruitloopt op een door het kabinet aangekondigde toekomstvisie die vervolgens gebaseerd is op een nog te publiceren  advies van de Raad van Cultuur. Zij gaf aan dat het inhoudelijk debat over de positie van de publieke omroep op een later moment moet volgen. Ook pleitte de senator ervoor dat omroeporganisaties voldoende tijd krijgen om de fusie en de bezuinigingen de realiseren.

Senator Engels (D66) ondersteunde het voornemen van het kabinet voor het moderniseren en efficiënter maken van de publieke omroep. De in het Herfstakkoord van kabinet en vijf partijen in de Tweede Kamer opgenomen verlaging van de structurele bezuinigingen van 100 naar 50 miljoen euro acht hij een verbetering. Engels stelde dat het over tien jaar niet meer mogelijk is om een omroepbestel te baseren op ledenaantallen van omroepverenigingen. Ook constateerde hij een toename in het (digitale) aanbod van binnen- en buitenlandse media. De senator vroeg of de regering al op dit soort ontwikkelingen anticipeert.

Senator Gerkens (SP) uitte bezorgdheid over de afname van onderzoeksjournalistiek in relatie tot de toename van gratis nieuws op het internet. Ook haalde zij aan dat de recente technologische ontwikkelingen (smart- televisie, radio en televisie op internet) vragen om een aanpassing van een aanbod en een aangepaste toekomstvisie. Gerkens betoogde dat de publieke omroep  door alle belastingbetalers wordt gefinancierd en dus in een gevarieerd aanbod moet voorzien. Ook vroeg de senator of er niet te veel geld gaat naar randzaken wanneer de publieke omroep op termijn ook eigen inkomsten kan genereren.

Staatssecretaris Dekker gaf aan dat het wettelijke systeem niet toelaat dat er publiek geld gaat zitten in nevenactiviteiten en dat dit dus altijd verenigingsactiviteiten zijn. Ook stelde de staatssecretaris dat de technologische ontwikkelingen inderdaad snel gaan, maar dat het moeilijk is om hier met regelgeving op te anticiperen. Wel kan er volgens Dekker veel buiten de wet om worden geregeld.   

Pleidooi voor variatie

Senator Kuiper (CU) betoogde dat het gevarieerde cultuurleven in Nederland gekoesterd moet worden. Kuiper: "Dit is geen land van eenheidsworsten of keurslijven; dat maakt onze cultuur juist zo boeiend."De senator pleitte voor een sterke positie van omroepverenigingen als ledenorganisaties met invloed op de programmering en een bescheiden rol van de NPO in de programmering en toewijzing van zendtijd. Ook vroeg hij de mogelijkheid voor nieuwe omroepen om een plaats te bemachtigen bij de zes omroeporganisaties. Kuiper pleitte evenals senator De Vries-Leggedoor (CDA) voor een sterkere positie van levensbeschouwelijke programma's  en diende een motie in die de regering verzoekt het budget hiervoor te verhogen naar 12 miljoen euro.

Staatssecretaris Dekker ontraadde deze motie, omdat een dergelijke zekerstelling naar zijn idee niet nodig is. Wel gaf de staatssecretaris aan dat hij in de aanloop naar het concessiebeleidsplan het gesprek aan zal gaan met de Nederlandse Publieke Omroep over mogelijke verhoging van het budget. Voor de zomer 2014 zal hij de Kamer over deze discussie informeren. Over de nieuwe toetreders merkte Dekker op dat deze niet op hoeven te gaan in de zes omroepverenigingen maar ook onafhankelijk kunnen samenwerken.

Senator De Vries-Leggedoor (CDA) gaf aan dat haar fractie het een goede wet vindt. Zij stelde dat er ook onder omroepen zelf draagvlak is voor hervorming. Wel gaf de senator het kabinet mee dat haar fractie hecht aan een kwalitatief goede omroep, die vrij toegankelijk is. Zij haalde aan dat in het huidige regeerakkoord het budget voor zendgemachtigde kerkgenootschappen en genootschappen op geestelijke grondslag is geschrapt. De senator pleitte er voor dat de positie van levensbeschouwelijke programma's een herkenbaar onderdeel blijft van het programmabeleid.

Wiens brood men eet

Senator Sörensen (PVV) stelde dat de publieke omroepen een verlengstuk zijn van de regerende politieke partijen. Volgens de senator gebruiken de vigerende politieke partijen de publieke omroep voortdurend om de samenleving te bestoken met hun politieke mening. Sörensen: "Wiens brood men eet, wiens woord men spreekt". Hij noemde de publieke omroep een bron van ergernis en gaf aan van het hele systeem af te willen. 

Structuur volgt functie

Staatssecretaris Dekker gaf aan dat dit wetsvoorstel de eerste is in een reeks van hervormingen. De discussie over de publieke omroep moet volgens Dekker niet zo zeer institutioneel zijn, maar gericht op keuzes voor programma's en inhoud.  Eerst moet worden bepaald wat de functie van de publieke omroep is, voordat er een nieuwe structuur wordt neergelegd. De staatssecretaris gaf aan dat hij nog geen duidelijk beeld heeft van de toekomst van de publieke omroep en dat hij op dit moment niet vooruit wil lopen op het advies van de Raad van Cultuur.

Verder merkte Dekker op dat omroeporganisaties weliswaar zowel Nederland 1, 2 als 3 bedienen; maar dat de omroeporganisaties geen 'productiehuizen' zijn. Dekker gaf aan dat het kabinet niet bepaalt hoeveel geld er precies naar wat voor soort programma's gaat, maar dat er wel bepaalde prestatieafspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld levensbeschouwelijke programma's.


Deel dit item: