9 december 1974, motie

In deze motie, die door het PvdA-Tweede-Kamerlid De Vries werd ingediend tijdens de Openbare commissievergadering over de nota Grondwetsherziening, werd de mening neergelegd dat de Eerste Kamer geen functies vervulde in het staatsbestel die haar voortbestaan wenselijk maakten.

Verder werd uitgesproken dat handhaving van de indirecte verkiezing uit democratisch oogpunt ongewenst was en dat introductie van rechtstreekse verkiezingen van de Eerste Kamer een ongewenste dubbelganger van de Tweede Kamer zou maken.

De motie was mede-ondertekend door Jurgens (PPR) en Van Thijn, Stoffelen en Haas-Berger (PvdA).

Op 28 januari 1975 verwierp de Tweede Kamer de motie bij zitten en opstaan. Vóór stemden PvdA, D'66, PPR en PSP.