T03343

Toezegging Reactie op adviezen Onderwijsraad (35.671)



De minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Fiers (PvdA) en Van Apeldoorn (SP), toe om in het voorjaar, uiterlijk voor het zomerreces van de Kamer, een inhoudelijke reactie op de adviezen van de Onderwijsraad "Later selecteren, beter differentiëren" en “Publiek karakter voorop” aan de Kamer te doen toekomen, alsmede deze reactie te betrekken in een bredere schets over de ambities in het regeerakkoord.


Kerngegevens

Nummer T03343
Status voldaan
Datum toezegging 1 februari 2022
Deadline 1 augustus 2022
Verantwoordelijke(n) Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
drs. M.C.T. Fiers (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen adviezen
commercialisering
differentiatie
Onderwijsraad
reactie
Kamerstukken Aanpassingen in de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en wijziging van de stelselinrichting van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen in het basisonderwijs (35.671)


Uit de stukken

Handelingen I 2021-2022, nr. 15, item 5, blz. 1-2

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik ga toch verder. De Onderwijsraad adviseert heel concreet om het schooladvies in groep 8 te laten vervallen en de selectie voor de specifieke onderwijsvorm uit te stellen tot na de eerste drie leerjaren van het voortgezet onderwijs. Leerlingen gaan dus door na groep 8 zonder selectie en met een, zoals dat dan genoemd wordt, warme overdracht naar het voortgezet onderwijs. Het voortgezet onderwijs start vervolgens met een driejarige brugperiode met leerlingen met uiteenlopende capaciteiten die samen het onderwijs volgen. En dan zijn we weer terug bij Leonardo da Vinci. Het demissionaire kabinet heeft het standpunt over het advies van de Onderwijsraad "Later selecteren, beter differentiëren" overgelaten aan het nieuwe kabinet. Wij zijn daarom natuurlijk zeer benieuwd naar wat deze nieuwe minister vindt van dit concrete maar toch redelijk fundamentele advies. We verzoeken de minister om bij zijn beantwoording uiteraard ook in te gaan op de passage in het nieuwe regeerakkoord. Ik citeer: "We verbeteren de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs. We stimuleren

brede en verlengde brugklassen met het oog voor de talenten van elke leerling."

Graag horen we van de minister wat precies bedoeld wordt met deze stimulerende tekst in het regeerakkoord. Het is een hele mooie ambitie, maar de grote vraag is natuurlijk: hoe dan? Kan de minister aangeven hoe hij die brede en verlengde brugklassen gaat stimuleren? Want de afgelopen jaren is er al best wel wat geprobeerd en gestimuleerd in

het kader van het bestrijden van kansenongelijkheid. Denk aan het Actieplan gelijke kansen, 2016, en de gelijke kansen coalitie, 2020. Het maatschappelijk probleem van kansenongelijkheid is helaas nog onverminderd groot. Het oplossen hiervan is zeer urgent. Graag horen we van de minister of hij die grote urgentie met ons deelt. De fracties van

GroenLinks en de PvdA zijn in dit kader ook benieuwd naar de persoonlijke ambitie van deze minister. Wat gaat hij al stimulerend concreet doen om het verschil te maken? Zoals

Da Vinci ooit stelde — daar heb je hem weer —: "Succesvolle mensen leunen zelden achterover en laten zich dingen overkomen; zij treden naar voren."

Handelingen I 2021-2022, nr. 15, item 5, blz. 5-6

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ten slotte, voorzitter. Als het gaat om de groter wordende kansenongelijkheid in het onderwijs, is misschien wel het grootste probleem dat van de commercialisering en privatisering van het onderwijs en de manier waarop die het onderwijs als publiek goed ondermijnen. Ook hier heeft de Onderwijsraad onlangs nog scherp voor gewaarschuwd met opnieuw een heel gedegen advies. Mijn fractie is ook benieuwd naar de reactie van de minister op dit rapport. Deelt hij onze zorgen over de oprukkende commercialisering

van het onderwijs? Ook al blijft het zo, als dit wetsvoorstel wordt aangenomen, dat het schooladvies vóór de eindtoets — dan doorstroomtoets geheten — wordt gegeven en niet

daarna; er zullen nog altijd meer vermogende ouders zijn die commerciële trainingen voor hun kinderen betalen in de hoop dat ze dan hoger scoren op die nieuwe doorstroomtoets. Dat geldt ook voor eerdere toetsen in het leerlingvolgsysteem. De commercialisering draagt zo bij aan een tweedeling tussen leerlingen met ouders die extra privéonderwijs voor hun kinderen willen en kunnen betalen, en ouders van wie de portemonnee daarvoor niet dik genoeg is. Dat is pas kansenongelijkheid. Is ook niet hier wetgeving nodig om deze ontwikkeling tegen te gaan, zo vraag ik de minister.

Handelingen I 2021-2022, nr. 15, item 5, blz. 13-15

Minister Wiersma:

Voorzitter. Dan het advies van de Onderwijsraad om later te selecteren en beter te differentiëren. Daar zijn vragen over gesteld door een aantal van u. De verbetering van de

overgang van primair naar voortgezet onderwijs is een speerpunt voor het kabinet. Dat zei ik al. Er is ook al een start gemaakt, bijvoorbeeld met "kansrijk adviseren". Dat is een campagne die wij doen om op scholen aandacht te besteden aan de vraag hoe je dat op een zo goed mogelijke manier doet. Dat doen we via handreikingen en hulp aan de ouders. Daarnaast zijn er ook subsidieregelingen voor bijvoorbeeld de heterogene brugklas. Vanuit het Nationaal Programma Onderwijs maken we daar nu ook geld voor vrij. Er zijn inmiddels al 500 aanvragen voor gedaan. Binnenkort kunnen er weer nieuwe aanvragen ingediend worden. Er wordt in het kader van dat programma heel massaal gebruik van gemaakt.

De Onderwijsraad stelt daarnaast een verdergaande stelselwijziging voor. In de overgang van p.o. naar vo wil de Onderwijsraad wijzigingen aanbrengen die wel heel forse

consequenties hebben als je ze volledig volgens die gedachte zou doorvoeren. Dat vereist nog wel wat debatten in deze Kamer, zou ik willen zeggen, want die consequenties raken heel nadrukkelijk de inrichting van het voortgezet onderwijs en ook de aansluiting naar het vervolgonderwijs daarna. Dit wetsvoorstel neemt al wel enkele van de knelpunten weg — dat is het goede nieuws — met name in de procedures en het tijdpad rondom het schooladvies. Dat draagt ook bij aan een stelsel, waarin de eindtoets die

belangrijke waarborgfunctie, wat het objectief tweede geven wordt genoemd, kan blijven vervullen. Die waarborg is juist weer belangrijk voor heel veel leerlingen en draagt ook bij

aan de gelijke kansen in de overgang van p.o. naar vo. Hoe moet je dit wetsvoorstel wegen, werd een aantal keren gevraagd. Het is een stap in de goede richting, zou ik willen

zeggen. Het wetsvoorstel staat toekomstige veranderingen ook niet in de weg. Dat is ook belangrijk. We slaan hiermee geen pad in waardoor iets anders niet meer kan. Het laat

juist ruimte voor andere, soms meer ingrijpende, wijzigingen in de toekomst. Ik kom nog met een inhoudelijke reactie op dit rapport. Dat is goed voor de Kamer. Ik zal het rapport

de Kamer doen toekomen. Ik betrek het overigens ook in een wat bredere schets over de ambities in het regeerakkoord. Op een gegeven moment heeft u er ook wel zin in en behoefte aan om te weten hoe het kabinet vorm gaat geven aan het regeerakkoord. Dat neem ik gelijk mee in die reactie.

(…)

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mooi om te horen over de persoonlijke ambitie van de minister. Bij de uitvoering van die persoonlijke ambitie krijgt hij alle steun, in ieder geval van mijn fractie, maar ook van

meerdere fracties in deze Kamer. Wij zien ook uit naar de reactie op het advies van de Onderwijsraad over later selecteren en intern en beter differentiëren. Concreet: wanneer kunnen we dat ongeveer verwachten? Zoals ik in mijn eerste termijn al heb aangegeven, heeft het kabinet maar drie jaar om te bereiken dat er van die ambities toch iets concreet wordt. Ik wil de minister niet onder druk zetten, maar ik was gewoon even benieuwd wanneer dat ongeveer onze kant op gaat komen.

Minister Wiersma:

Dat is toch een nette manier van de heer Van Apeldoorn om mij niet onder druk te zetten, maar toch wel onder druk te zetten; waarvoor op zich veel begrip. Dit is terecht, zoals ik ook al tegen mevrouw Fiers zei: het is duidelijk, er staat een regeerakkoord vol ambities, maar het gaat erom die te realiseren. Dan doen we ook echt wat aan de belangrijke uitdagingen. We zijn bezig met de reactie op dat advies, maar ik wil daar tegelijkertijd heel graag de door u gestelde vraag bij betrekken; dat zou ik ook willen toezeggen. U vraagt om daar ook de visie en de uitwerking van plannen van het kabinet bij te betrekken, en in ieder geval een proces of een lijn aan te geven: wat past waarin en wanneer kunt u wat verwachten? Dan is dat ook het moment waarop we daarover misschien, later, nog met elkaar kunnen wisselen. Dat kunnen we ook doen in een kennismaking met uw Kamer; die hebben we nog niet gehad. Dat zou in ieder geval wat mij betreft ook op een informele manier kunnen. Maar de reactie op het advies zijn we in ieder geval aan het opstellen. Daar zal ik de ambities in het regeerakkoord bij betrekken. Dan komt dat naar de Kamer toe, en kunnen we daar vervolgens verder naar kijken.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mijn tweede vraag was inderdaad: kan de minister toezeggen daarin ook het geven van de bredere visie rondom het vraagstuk van het terugdringen van de kansenongelijkheid als het gaat om de doorstroming van p.o. naar vo. te betrekken, alsmede de vraag wat dat dan impliceert in termen van concrete wetgeving? Het is mooi dat de minister dat toezegt. Maar mijn eerste vraag staat nog steeds: wat is ongeveer de tijdlijn? Hebben we het over in de loop van dit jaar, voor de zomer, na de zomer? Hebben we het over volgend jaar? Wanneer kunnen we die bredere visie plus de reactie op het advies van de Onderwijsraad, dat er toch ook alweer een tijdje ligt — volgens mij is het van het voorjaar van vorig jaar —verwachten van deze minister en van deze regering?

Minister Wiersma:

Dat rapport ligt er al een tijd. Volgens mij is dat bewust even verdaagd om te wachten op een nieuw kabinet. Dat zit er nu. Het nieuwe kabinet is hard aan het werk om daar een visie over op te stellen. Dus ja, dat gaan we sturen. Ik snap ook de vraag wanneer we dat gaan doen. Dat is altijd een beetje een lastige vraag, want de Tweede Kamer heeft het ons ook gevraagd. Daar komen we binnen drie weken — dat is nu nog maar twee weken of misschien wel een week — ook met een overzicht van hoe we vorm gaan geven aan al die plannen. Maar hoe sneller je het wilt krijgen, hoe minder erin staat; dat is ook een risico. We zijn een gedegen inhoudelijke reactie aan het maken en daarmee ook de verbinding met het regeerakkoord aan het leggen. In ieder geval krijgt de Tweede Kamer op heel korte termijn een brief over hoe we dat proces globaal zien. Ik stel mij voor dat we zeker in het voorjaar, in ieder geval voor de zomer, natuurlijk op zicht, die reactie ook hiernaartoe kunnen sturen. Laat mijn ambitie zijn dat dat snel is, dus in het voorjaar.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mooi. Dan is dat bij dezen genoteerd. Wij zien zeer uit naar de gedegen reactie van de minister op het rapport, met ook de bredere visie, rond het voorjaar. Daar kijken we naar uit.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Ik weet niet of het punt nog aan de orde komt, maar anders stel ik mijn vraag alvast vooruit. Het regeerakkoord zegt dat we gaan stimuleren. In mijn bijdrage heb ik gezegd dat er de afgelopen jaren al best wel veel gedaan is om te stimuleren en uit te proberen. Dus ik ben eigenlijk op zoek naar een reactie van de minister op de balans tussen stimuleren en regelen. Hoe kijkt hij daarnaar, ook reflectief op wat er allemaal gebeurd is? Het is ons samen nog niet gelukt om die kansengelijkheid in het onderwijs echt op niveau te krijgen. Dus ik vraag de minister om iets meer in te zoomen op die passage in het regeerakkoord.

Minister Wiersma:

Dat zou ik dan graag meenemen bij wat ik net heb toegezegd. Ik snap dat mevrouw Fiers meer wil, maar ik heb ook even ruimte nodig om onder elkaar te zetten wat de ervaringen zijn. Wat zij zegt is waar, maar voor je het weet kom je op een heel containerdebat over kansengelijkheid. Bijvoorbeeld die rijke schooldag is weer iets heel anders dan meer mogelijkheden bieden om met een bredere advisering in een bredere brugklas op verschillende momenten te kunnen instromen op een manier die bij je past. We zien

daar echt wel voorbeelden van. Tegelijkertijd zie je de voorbeelden die ik heb ervaren in mijn tijd nu weer minder. Het is ook op een rij zetten van wat we doen: wanneer gaan we selecteren en wat betekent dat voor het meer differentiëren? Ik denk dat hoe vroeger je selecteert, hoe meer je moet differentiëren. Dat is precies de kern van het advies, maar daar zitten ook heel nadrukkelijk een aantal ambities van het regeerakkoord in. Dus ik wil dat graag op een rijtje zetten. Ik zou hier graag een heel groot visionair betoog houden over hoe zich dat in de afgelopen tien jaar heeft verhouden tot wat we nu gaan doen en of het nu wel gaat werken, waarbij we dan de garantie moeten geven dat het nu wel gaat werken, maar ik denk dat we daar nog wat debatten in deze Kamer voor nodig hebben.

Mevrouw Fiers (PvdA):

Nog één vervolgvraag. Oké, de reflectie op tien jaar is misschien iets te veel gevraagd voor dit debat, maar er is vast voorafgaand aan het regeerakkoord veel over gesproken hoe dat moet worden opgeschreven. Het had er op heel veel verschillende manieren kunnen staan. Er staat: wij gaan stimuleren dat die overgang beter is. Ik neem aan dat er toch iets van een beeld tussen de partijen is ontstaan over "hoe dan?". Dus ik zoek toch naar iets meer toelichting op die ene zin in het regeerakkoord.

Minister Wiersma:

Die vraag begrijp ik goed, want daar zit natuurlijk een grotere gedachte achter en een invulling. De grotere gedachte die erachter zit is waar we het net eigenlijk ook over hadden, namelijk dat het dus uitmaakt waar je vandaan komt, wat je achtergrond is voor de kansen die je vervolgens krijgt. Er wordt in het onderwijs ongelofelijk hard aan gewerkt om dat niet uit te laten maken. Laat dat even buiten kijf staan, want ik kan hier ook alleen maar staan door de kansen die ik kreeg en door de steun in de rug van goede docenten.

Dat gebeurt nog elke dag. Dus elke dag doen docenten dit. De vraag is alleen: hoe kunnen we hen nog beter helpen om dat nog makkelijker te maken? Naarmate je dat concreter maakt, kom je in een politiek debat terecht, maar dan staat voorop dat we willen dat het beter wordt. Dat is het grote verhaal. Dat is de bijna Nederlandse belofte dat je met hard werken en met goed onderwijs verder komt en dat je erop kunt vertrouwen dat je een mooie toekomst opbouwt. Zowel als het gaat over de basis — lezen, rekenen en schrijven — als over de kansen — waar kom je vandaan — zien we dat dat niet goed genoeg is. Dus daar zit heel nadrukkelijk de grote ambitie. Vervolgens heb je de invulling. Aan welke knoppen kun je draaien? Je hebt de omgeving. Ik noemde de thuisomgeving en als voorbeeld de rijke schooldag. Maar het gaat ook over de momenten waarop je selecteert. Dus dan gaat het over de brede brugklas, over het mogelijk maken van meerdere

momenten om te differentiëren in het onderwijs. Die voorbeelden staan er. Ik noemde ook niet voor niets de brede brugklas heel nadrukkelijk als voorbeeld waar we nu in het

Nationaal Programma Onderwijs al extra geld voor uittrekken. Er zijn al 500 aanvragen voor die regeling gedaan omdat die ook in een behoefte van scholen voorziet. De scholen zien al heel vaak wat nodig is of doen het al. Het mooiste zou zijn als wij dan kunnen helpen om dat sneller groter te maken. Er zijn heel veel goede voorbeelden, maar we moeten ze soms nog meer de ruimte geven en soms ook sneller groter maken. Dus dat zou ik willen proberen met die voorbeelden. Een aantal daarvan staan in het regeerakkoord, maar ik zal er uitgebreider op ingaan in wat ik net heb toegezegd.

Handelingen I 2021-2022, nr. 15, item 5, blz. 20-21

Minister Wiersma:

Tot slot had de heer Van Apeldoorn een vraag over de reactie van de minister op het rapport van de Onderwijsraad over publiek/privaat: deelt de minister de zorgen over de

oprukkende commercialisering van het onderwijs? We hebben dat net een beetje aangeraakt. Ik vind dat ook een interessant rapport, juist omdat we het publieke karakter van het onderwijs willen garanderen. Dat is ook essentieel in het kader van kansengelijkheid. Dat wordt onderstreept in dat rapport, maar ook in het andere rapport dat eerder genoemd is. Zeker in het licht van het Nationaal Programma Onderwijs ben ik extra goed aan het bekijken waar dat geld zo meteen voor gebruikt wordt, of we iets zien oprukken wat we juist niet willen, en of het ten goede komt aan het publieke onderwijs, waar we het ook voor bedoeld hebben. Dat komt terug in de monitor.

De concrete vraag is wanneer de inhoudelijke reactie komt. Ook die zal ik in het voorjaar delen, want ook daar zou het nieuwe kabinet opnieuw naar willen kijken. Dan kom ik

daarop terug met een inhoudelijke reactie, maar iets breder is het mijn ambitie om naar de hele rol van het aanvullend onderwijs in ons stelsel te kijken. Dat is een punt dat terecht vaak terugkomt in de politieke arena en dat ook gevolgen kan hebben voor kansengelijkheid. In dat kader neem ik die mee. Dus u krijgt van twee rapporten van de Onderwijsraad een appreciatie met daarbij een aanvulling over het stuk in het coalitieakkoord over kansengelijkheid. Die komen beide in het voorjaar.


Brondocumenten


Historie