T02859

Toezegging Monitoren ontwikkeling aantal, kwaliteit en onafhankelijke toetsing van milieueffectrapportages en m.e.r.-beoordelingen (34.986)



De minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kluit (GroenLinks), toe dat in de loop van de inwerkingtreding van de Omgevingswet en daarna gemonitord zal worden op de ontwikkeling van het aantal, de kwaliteit en de onafhankelijke toetsing van milieueffectrapportages (m.e.r.). Deze monitoring heeft ook betrekking op m.e.r.-beoordelingen.


Kerngegevens

Nummer T02859
Status openstaand
Datum toezegging 28 januari 2020
Deadline 1 januari 2025
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister voor Milieu en Wonen
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden drs. S.M. Kluit (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
Invoeringswet Omgevingswet
m.e.r.-beoordeling
milieu-effectrapportage
Omgevingswet
Kamerstukken Invoeringswet Omgevingswet (34.986)


Opmerking

Zie ook toezegging T02446

Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 17, item 3, blz. 21

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

(…)

Ik ga door naar de positie van de MER. De bescherming van kwetsbare waarden staat of valt met de gerealiseerde balans tussen beschermen en benutten. Bij GroenLinks bestaan twijfels of met de huidige voorstellen voorkomen kan worden dat er wordt doorgeslagen naar de kant van het benutten. Het instrument projectbesluit zal een aantal bestaande plannen en besluiten in het huidige instrumentarium vervangen, zoals bijvoorbeeld het tracébesluit en de inpassingsplannen. Het projectbesluit is bedoeld voor complexe en ingrijpende projecten, projecten waarin de overheid vaak zelf ook een actor is, omdat ze iets willen realiseren, en waarbij verwacht kan worden dat burgers extra behoefte hebben aan onafhankelijke, getoetste informatie. Juist bij deze projecten is het van belang dat er een extra waarborg, een onafhankelijke toets is ingebouwd. Kan de minister aangeven dat bij een onafhankelijke toetsing van de MER, dit gekoppeld zit aan het instrument projectbesluit, ongeacht de inhoud van het project? Zo niet, kan de minister dan vanuit het perspectief van milieubescherming toelichten waarom een bepaald type project meer waarborgen moet krijgen dan de ander, en welke grondslagen ze daarvoor hanteert?

Dat onafhankelijke toetsing van de MER geen overbodige luxe is, is recent weer gebleken uit de jaarlijkse cijfers van de Commissie voor de m.e.r. waaruit bleek dat twee derde van de getoetste MER's in eerste instantie grote gebreken vertoonde. Dat is ook in lijn met de ontwikkeling van de verscherpte vereisten voor de MER ten aanzien van de kwaliteit van de MER en de objectiviteit van het bevoegd gezag. We hebben dus al gezien dat dit een probleem is en we proberen dit te repareren.

Een hiermee samenhangende zorg is dat uit recente signalen blijkt dat het instrument MER aanzienlijk minder vaak gebruikt wordt. We hebben bijvoorbeeld aan de Commissie voor de m.e.r. gevraagd hoeveel aanvragen ze hebben voor een onafhankelijke toets voor de omgevingsvisies. Tot mijn schrik is dat aantal op twee handen te tellen. De reden daarvoor is dat dat volgens de gemeenten globale visies betreft. Daardoor zien zij geen noodzaak om een milieueffectenrapport te maken. Als je vervolgens kijkt naar de gemeentelijke omgevingsplannen, die toch een concreter niveau zouden moeten hebben, dan zie je dat die ook niet of nauwelijks worden voorgelegd. Daarbij is de argumentatie dan dat het een stapeltje oude bestemmingsplannen met een nietje erdoorheen is. Onze vraag is dus dat dit geborgd moet worden. Is de minister bekend met deze cijfers over de gerealiseerde en onafhankelijk getoetste MER? Is ze ook bekend met de cijfers van Investico over het percentage plan-MER-beoordelingen, dat leidt tot een daadwerkelijke MER? Dat is namelijk minder dan 1%. Is de minister bereid om het gebruik van de milieueffectrapportage na invoering van de Omgevingswet op decentraal niveau bij omgevingsvisies, omgevingsplannen en projectbesluiten verplicht te stellen? Of is zij bereid om in ieder geval het gebruik te stimuleren vanuit het perspectief dat dat belangrijk is? Zou zij ook willen monitoren hoe dat gaat verlopen in de praktijk? Zo ja, wil zij dat delen met ons als Eerste Kamer?

(…)

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Ja. Wij zouden ook graag een onafhankelijke evaluatie zien. Mijn collega's gaan daar nog verder op in. Graag ook aan ons antwoord op de vraag of die er komt.

Handelingen I 2019-2020, nr. 18, item 6, blz. 20

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Voorzitter. Dan de milieueffectrapportage, voor met name de fractie van GroenLinks maar ook voor een aantal andere belangrijk. De zorg van GroenLinks was, als ik hem even vrij vertaal, dat er straks gewoon geen milieueffectrapportages worden gedaan, of misschien niet van voldoende kwaliteit, daar waar dat wel zou moeten voor het maken van een zorgvuldige afweging. Laat ik het zo zeggen dat mijn conclusie is dat we in ieder geval moeten monitoren hoe dat zich ontwikkelt. Want we kunnen van tevoren allerlei beelden hebben, en ik kan daar allerlei dingen tegenover zetten, maar ik denk dat bij veel van dit soort punten waar we met elkaar constateren dat er misschien vragen leven, we moeten zorgen dat we daar in de monitoring goed zicht op houden. Maar misschien is er nog een iets meer inhoudelijk antwoord op hoe het nu geregeld is. Voor alle plannen en projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben, moet een MER worden gemaakt. Het type projecten en plannen waarvoor een MER-plicht geldt, is onder de Omgevingswet hetzelfde als onder de Wet milieubeheer. Het is daarom niet de verwachting dat er minder of meer MER's gemaakt worden onder de Omgevingswet in vergelijking met de Wet milieubeheer. Voor plannen en programma's blijft het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. verplicht. Dit sluit ook aan bij de Europese richtlijn die hierover gaat. Het bevoegd gezag kan bij een project, dus niet bij een programma of plan maar bij een project, zelf de kwaliteit van de MER beoordelen. Uiteraard kunnen ze altijd nog vrijwillig de wettelijk geborgde Commissie m.e.r. inschakelen. Mijn collega, de minister van Infrastructuur en Waterstaat, heeft onderzoek laten uitvoeren naar de kwaliteit en kwantiteit van de MER en zal de Kamer binnenkort over dit onderzoek informeren. Maar zoals ik al heb gezegd, ben ik graag bereid om dit ook in de loop van de inwerkingtreding van de Omgevingswet goed te blijven volgen.

Mevrouw Kluit (GroenLinks):

Dank voor deze toezegging. Ik heb nog één verduidelijkende vraag. Monitoren en evalueren we daar dan ook de onafhankelijke toetsing bij, dus in hoeverre dat nog gebeurt en zich ontwikkelt?

Minister Van Veldhoven-van der Meer:

Ja, dat kunnen we doen. Kijk, het is daarnaast ook nog interessant om te zien of het Planbureau voor de Leefomgeving, dat de uiteindelijke effecten voor de leefomgeving en dergelijke monitort, ook nog verschillen in de praktijk ziet, of wat het uiteindelijk oplevert in de leefomgeving.


Brondocumenten


Historie