T02749

Toezegging Betrokkenheid vertegenwoordigende organen opnemen in beleidsregel (35.013)



De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Flierman (CDA), Meijer (SP), Verheijen (PvdA), en Baay-Timmerman (50PLUS) toe in de beleidsregel vast te leggen dat projecten alleen voor aanwijzing in aanmerking komen als de betrokkenheid van de vertegenwoordigende organen geborgd is.


Kerngegevens

Nummer T02749
Status openstaand
Datum toezegging 21 mei 2019
Deadline 1 september 2019
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Kamerleden Mr. M.H.H. Baay-Timmerman (50PLUS)
Dr. A.H. Flierman (CDA)
M.P. Meijer (SP)
Drs. L.H.J. Verheijen (PvdA)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Crisis- en herstelwet
duurzaamheid
Omgevingswet
Kamerstukken Wijziging Crisis- en herstelwet in verband met versnelling woningbouw en faciliteren duurzame ontwikkeling (35.013)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 29 item 4 - blz. 4

De heer Flierman (CDA):

Dat vinden we mager, in twee opzichten. In de eerste plaats is daarmee dus het besluit om een project aan een lopend experiment toe te voegen, niet expliciet onderhevig aan goedkeuring of een andere vorm van bespreking in een gekozen vertegenwoordiging. En in de tweede plaats vinden we dat woordje "veelal" niet prettig, want dat betekent dus niet "altijd". Op dit punt zouden wij graag zien dat de procedure wordt aangescherpt, bijvoorbeeld zo dat toevoeging aan een experiment altijd expliciet ter goedkeuring aan de betrokken gemeenteraad of Statenvergadering wordt voorgelegd, die daarbij ook kan aangeven hoe ze bij het concrete besluit wil worden betrokken. De minister kan dit dan bijvoorbeeld via een beleidsregel als een criterium bij de beoordeling van haar instemming met de toevoeging aan het experiment betrekken. Graag hoor ik welke mogelijkheden de minister hiervoor ziet.

Handelingen I 2018-2019, nr. 29 item 4 - blz. 9

Mevrouw Meijer (SP):

Voorzitter. De SP verwacht geen heil van deze wet. Wanneer deze wordt gepubliceerd in het Staatsblad, staan er niet plotseling meer bouwvakkers klaar en is er ook niet opeens meer bouwgrond. Wellicht zorgt het wel voor minder zorgvuldigheid, nu gemeenteraden pas betrokken worden als ze een verklaring van geen bedenkingen moeten afgeven, maar minder invloed zullen hebben op de inhoud van een bouwplan. Een parallel valt te trekken met de Tweede Kamer, die erop moet toezien dat bij bestaande experimenten nieuwe gebieden en projecten worden toegevoegd bij ministeriële regeling, in plaats van met een AMvB waarover de Kamer wel meepraat. Wellicht kan de minister ons uitleggen — voorgaande sprekers vroegen daar ook al naar — waarom zij van mening is dat hier wel sprake is van een zorgvuldig proces waarin alle belangen zijn afgewogen.

Handelingen I 2018-2019, nr. 29 item 4 - blz. 11

De heer Verheijen (PvdA):

Met betrekking tot de formele aanmelding van gebieden zijn in de nieuwe regeling dus noch de Staten-Generaal, noch de betrokken gemeenteraad rechtstreeks betrokken. Zij kunnen ook geen procedurele pauze instellen ten behoeve van overleg tussen college en raad. Waarom wil de minister geen publicatieplicht opnemen bij aanmelding? Dat zou getuigen van een uitnodigend gebaar in het licht van de versterking van participatie en informatie voor omwonenden. Ik meen dat de CDA-fractie daar zojuist ook om vroeg. Dit zou de gemeenteraad in staat stellen op een vroegtijdig moment met het college te schakelen over kaderstelling, positie van de inspraak et cetera. Dat een aantal gemeenteraden dit uit eigen overtuiging reeds doen, geeft nog niet de zekerheid dat dit criterium breed wordt toegepast. Wij missen dus met andere woorden de ruimte voor een toetsende rol van gemeenteraden in deze regeling.

Handelingen I 2018-2019, nr. 29 item 4 - blz. 12

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

De minister heeft er alle vertrouwen in dat de verschillende colleges op correcte wijze zullen omgaan met dit juiste moment en adviseert zelfs om bij uitwerking van een gemeentelijk experiment of aanmelding van een project of gebied altijd de gemeenteraad, de burgers en de bedrijven vroegtijdig te betrekken. Ik citeer: "Wel strekt het zowel onder de Omgevingswet als onder de Crisis- en herstelwet ter aanbeveling om de gemeenteraad vroegtijdig in te lichten." Gelet op de nadruk die de minister zelf legt op de betrokkenheid en tijdige inlichting van de gemeenteraad bij experimenten, vraagt mijn fractie zich af waarom ze dit dan niet als een wettelijke verplichting in dit wetsvoorstel opneemt. Graag een toelichting van de minister.

Handelingen I 2018-2019, nr. 30 item 11 - blz. 4

Minister Ollongren:

Ik denk ook niet dat er bijvoorbeeld bij de strengere EPC-waarden enorm veel politieke discussie hoeft te komen over het feit dat de gemeenteraad daar niet per se een rol in heeft. Als die zorg breed leeft bij deze Kamer, zou ik me kunnen voorstellen dat we helder maken dat we natuurlijk wel willen dat de betrokkenheid van de vertegenwoordigende organen — dat zijn dan de gemeenteraad en de Provinciale Staten — moet zijn geborgd. Ik ga daar eigenlijk wel van uit. Het hoeft natuurlijk niet in de wet te worden opgenomen, maar ik zou me kunnen voorstellen dat we dat in een beleidsregel vaststellen. Dat is een handreiking die ik zou willen doen in de richting van de heer Flierman en de andere leden die hier aandacht voor hebben gevraagd.

De heer Flierman (CDA):

Ik zou de minister daarvoor willen bedanken. Het ging mij er inderdaad om dat u als minister — althans als ik de systematiek goed heb begrepen — altijd toetst of een bepaald gebied of een bepaald project toegevoegd wordt aan een experiment. Het zou mij een goede gedachte lijken dat de minister — ik hoor het haar zeggen — in de vorm van een beleidsregel formuleert dat bij een besluit omtrent toevoeging altijd de vraag gesteld wordt: heeft de betrokken gemeenteraad of de betrokken Statenvergadering hiermee ingestemd? Als de minister ons dat toezegt, dan is mijn zorg op dat punt weggenomen.

Minister Ollongren:

Dan zal ik de heer Flierman dat graag toezeggen. Ik zeg het nu tegen de heer Flierman, maar het is ook bedoeld voor de andere leden die soortgelijke zorgen hebben uitgesproken. Ik dacht dat de heer Verheijen daar overigens ook een van was. Ook mevrouw Meijer en anderen hebben soortgelijke zorgen uitgesproken. Met andere woorden, ik zal dit in een beleidsregel doen. In die beleidsregel zal ik vastleggen dat projecten alleen voor aanwijzing in aanmerking komen als de betrokkenheid van de vertegenwoordigende organen geborgd is.


Brondocumenten


Historie

  • 5 september 2023
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
  • 5 september 2023
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
  • 10 januari 2022
    nieuwe verantwoordelijkheid: Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
  • 10 januari 2022
    verantwoordelijkheid verlopen: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
  • 21 mei 2019
    toezegging gedaan