T02687

Toezegging De Kamer schriftelijk informeren inzake de reikwijdte van het begrip “financiële onderneming” en de afbakening van het rentebegrip bij de toepassing van artikel 15b van de Wet op vennootschapsbelasting (35.028)



De Staatsecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rij (CDA), toe de Kamer schriftelijk te informeren inzake de reikwijdte van het begrip “financiële onderneming” en de afbakening van het rentebegrip bij de toepassing van artikel 15b van de Wet op vennootschapsbelasting.


Kerngegevens

Nummer T02687
Status voldaan
Datum toezegging 11 december 2018
Deadline 1 februari 2019
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Mr. M.P.M. van de Ven (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen vennootschapsbelasting
vestigingsklimaat
Kamerstukken Wet bedrijfsleven 2019 (35.028)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 15-16

De heer Van de Ven (VVD):

Dank u zeer, voorzitter. Ik wil in de eerste plaats de staatssecretaris bedanken voor zijn reacties op de vragen van ons allen, ook op de vragen die namens de VVD zijn gesteld. Ik mag wel zeggen dat ik de afgelopen drie weken, de periode sedert de technische briefing, als hordelopen heb ervaren. Maar het tempo dat de staatssecretaris heeft getoond, kan ik niet helemaal bijhouden. Zeer veel dank voor de verhelderende antwoorden op de vragen. Wij hebben als fractie twee vragen van nogal technische aard. Dit debat is minder geschikt voor de beantwoording van deze twee vragen, die wel een praktisch belang hebben. Wij verzoeken de staatssecretaris dan ook om vóór de stemming over de voorliggende wetsvoorstellen, die komende week plaatsvindt, een reactie op deze vragen te sturen. Ik zal de vragen wel even voorlezen, zodat ze in ieder geval tot de Kamerstukken behoren. De leden van de VVD-fractie constateren dat hun vraag over de reikwijdte van het begrip "financiële onderneming" nog niet volledig is beantwoord. Zij verzoeken de staatssecretaris nogmaals om aan te geven of alleen die vennootschappen onder het begrip "financiële onderneming" vallen die ook daadwerkelijk zijn onderworpen aan het Europees toezichtskader. Als dit begrip zo restrictief zou moeten worden uitgelegd, zou dat betekenen dat bijvoorbeeld Amerikaanse, Chinese of Australische financiële instellingen die niet over een Europese vergunning beschikken omdat ze niet op de Europese markt actief zijn, niet in aanmerking zouden kunnen komen voor deze kwalificatie. De leden van de VVDfractie vragen zich af of dit inderdaad de bedoeling is. Graag een reactie van de staatssecretaris. De tweede vraag betreft zijn antwoord, helder en concreet, op onze vraag naar de afbakening van het rentebegrip bij de toepassing van het voorgestelde artikel 15b van de Wet op vennootschapsbelasting. In dit antwoord is naar het gevoel van de VVD-leden echter nog een aspect onderbelicht gebleven, namelijk de vraag in hoeverre het door de belastingplichtige gekozen fiscale waarderingsstelsel van betekenis is voor het saldo en rentebaten en rentelasten. De vraag van mijn fractie is of mag of moet worden aangesloten voor de in een bepaald jaar in aanmerking te nemen rentebaten voor de toepassing van 15b bij de fiscale waardering. Of moet verplicht worden uitgegaan van een amortisatiebenadering om de jaarlijkse rentebaten voor toepassing van artikel 15b te berekenen? Dat waren nog de twee technische vragen. Dank u wel, voorzitter.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 15-16

De heer Van de Ven (VVD):

Dank u zeer, voorzitter. Ik wil in de eerste plaats de staatssecretaris bedanken voor zijn reacties op de vragen van ons allen, ook op de vragen die namens de VVD zijn gesteld. Ik mag wel zeggen dat ik de afgelopen drie weken, de periode sedert de technische briefing, als hordelopen heb ervaren. Maar het tempo dat de staatssecretaris heeft getoond, kan ik niet helemaal bijhouden. Zeer veel dank voor de verhelderende antwoorden op de vragen. Wij hebben als fractie twee vragen van nogal technische aard. Dit debat is minder geschikt voor de beantwoording van deze twee vragen, die wel een praktisch belang hebben. Wij verzoeken de staatssecretaris dan ook om vóór de stemming over de voorliggende wetsvoorstellen, die komende week plaatsvindt, een reactie op deze vragen te sturen. Ik zal de vragen wel even voorlezen, zodat ze in ieder geval tot de Kamerstukken behoren. De leden van de VVD-fractie constateren dat hun vraag over de reikwijdte van het begrip "financiële onderneming" nog niet volledig is beantwoord. Zij verzoeken de staatssecretaris nogmaals om aan te geven of alleen die vennootschappen onder het begrip "financiële onderneming" vallen die ook daadwerkelijk zijn onderworpen aan het Europees toezichtskader. Als dit begrip zo restrictief zou moeten worden uitgelegd, zou dat betekenen dat bijvoorbeeld Amerikaanse, Chinese of Australische financiële instellingen die niet over een Europese vergunning beschikken omdat ze niet op de Europese markt actief zijn, niet in aanmerking zouden kunnen komen voor deze kwalificatie. De leden van de VVDfractie vragen zich af of dit inderdaad de bedoeling is. Graag een reactie van de staatssecretaris. De tweede vraag betreft zijn antwoord, helder en concreet, op onze vraag naar de afbakening van het rentebegrip bij de toepassing van het voorgestelde artikel 15b van de Wet op vennootschapsbelasting. In dit antwoord is naar het gevoel van de VVD-leden echter nog een aspect onderbelicht gebleven, namelijk de vraag in hoeverre het door de belastingplichtige gekozen fiscale waarderingsstelsel van betekenis is voor het saldo en rentebaten en rentelasten. De vraag van mijn fractie is of mag of moet worden aangesloten voor de in een bepaald jaar in aanmerking te nemen rentebaten voor de toepassing van 15b bij de fiscale waardering. Of moet verplicht worden uitgegaan van een amortisatiebenadering om de jaarlijkse rentebaten voor toepassing van artikel 15b te berekenen? Dat waren nog de twee technische vragen. Dank u wel, voorzitter.

Handelingen I 2018-2019, nr. 11 item 14 - blz. 21

Staatssecretaris Snel:

De heer Van de Ven had nog twee vragen. Zijn eigen voorstel was om ze schriftelijk af te doen. Hè, wat jammer, dacht ik. Hadden we toch nog even een aantal fiscale artikelen de diepte in kunnen brengen. Maar ik snap eigenlijk wel, zeker gezien het tijdstip, dat het misschien verstandig om deze vragen dan maar schriftelijk af te doen. Dat zullen wij doen, bovendien voor de stemmingen zoals u vroeg. Ik denk dat dat mogelijk moet zijn. Dat helpt de VVD-fractie misschien ook met het opmaken van hun gedachten daarover.


Brondocumenten


Historie