T02340

Toezegging Onderzoek meerwaarde life cycle beleggen (34.255)



De staatssecretaris van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Elzinga, Oomen-Ruijten, Rinnooy Kan, Van Rooijen en Van de Ven, toe te laten onderzoeken of een overstap naar life cycle beleggen voor de deelnemers meerwaarde heeft; indien de uitkomsten van het onderzoek uitwijzen dat die overstap negatieve gevolgen heeft, dan zal het overgangsrecht op dit punt worden aangepast. Het onderzoek zal naar verwachting dit najaar worden afgerond en aan de Kamer worden aangeboden. 


Kerngegevens

Nummer T02340
Status voldaan
Datum toezegging 24 mei 2016
Deadline 1 januari 2017
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
M.G.H.C. Oomen-Ruijten (CDA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Mr. M.P.M. van de Ven (VVD)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen levensloopbestendig beleggen
pensioenuitkeringen
premieregelingen
variabel pensioen
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Lodders Wet verbeterde premieregeling (34.255)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 26-28

Staatssecretaris Klijnsma:

Een volgende punt van aandacht is het prudent-personbeginsel en het lifecycleprincipe in het beleggen. Eigenlijk alle Kamerleden hebben dit punt beklemtoond. De Pensioenwet schrijft voor dat pensioenuitvoerders moeten beleggen in het belang van de deelnemers. Dat is het prudent-person-beginsel. Met het wetsvoorstel wordt dit nader ingevuld door de bepaling dat de pensioenuitvoerder rekening moet houden met de leeftijd van de deelnemer. Dat is geen kwantitatieve norm maar een uitgangspunt. In het ontwerpbesluit, de AMvB, is bepaald dat de uitvoerder van een premieovereenkomst moet beleggen conform een lifecycle. De Kamer heeft gevraagd om rekenvoorbeelden van de gevolgen van een tussentijdse overstap van een uniforme beleggingsmix naar een lifecyclebeleggingsmix. Ik heb inmiddels toegezegd dat ik de gevolgen door een onafhankelijk extern bureau zal laten berekenen. Ik zeg daarbij toe— ik heb goed naar de Kamer geluisterd — dat, als dat onderzoek uitwijst dat een overstap naar lifecycle beleggen voor de deelnemers geen meerwaarde heeft, ik het besluit hierop zal aanpassen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

Als ik het goed begrijp, krijgen we nu een onderzoek naar de oude invulling van het prudent person principle. Als ik het goed begrijp, beleggen de uitvoerders nu op een prudente manier voor die groep en wordt lifecycle beleggen niet voorgeschreven. Als de staatssecretaris die lifecycle voorschrijft of blijft voorschrijven, en er alleen onderzoek naar gaat doen, betekent dat nogal wat.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ja, maar ik doe een handreiking aan de Kamer. Nogmaals, we hebben allebei goed geluisterd. Deze vorm van beleggen is aan de orde vanaf 1 januari 2018. Ik wil die tijdspanne dus graag benutten om dat onderzoek te laten doen en goed inzichtelijk te krijgen of beleggen op basis van het lifecycleprincipe meerwaarde heeft. Zo niet, dan halen we het natuurlijk uit de wet.

De heer Rinnooy Kan (D66):

Er bestaat nog steeds op zijn minst verwarring over dit onderwerp. Ik geloof dat ik namelijk niet de enige ben die de invulling die de staatssecretaris geeft aan het prudent-personprincipe als lifecycle beleggen als een verenging, een vernauwing en een inperking ervaart van wat begon als een betrekkelijk open norm. De staatssecretaris lijkt nu te suggereren dat de wetgeving zoals die nu al bestaat haar geen keus laat. Dat staat haaks op veel reacties uit het veld. Kan de staatssecretaris ons nog eens duidelijk maken wat hier nu precies aan de hand is? Is hier volgens haar nu sprake van een bestaande regeling of van een nieuw initiatief? In het laatste geval, wat in ieder geval een aantal van ons lijkt te denken, is dat geen verrijking, maar een verarming, en wel een door ons betreurde verarming.

Staatssecretaris Klijnsma:

Een aantal van de geachte afgevaardigden heeft het op die manier ingekleurd. Wij hebben natuurlijk bekeken hoe je precies met het beleggen in deze context om zou moetengaan. Lifecycle beleggen is een heel wezenlijk fenomeen, omdat je, als je jong bent, meer risico's kunt nemen dan wanneer je ouder wordt. Daarom hebben we deze manier van beleggen ook verdisconteerd en in een AMvB aan de Kamers doen toekomen. Die AMvB ligt nu bij de Raad van State. Daarom zeg ik nu toe dat ik op basis van dat onderzoek heel graag bekijk wat de meerwaarde is van het inzoomen op het lifecycle beleggen. Want daarin heeft de heer Rinnooy Kan een punt. Je zou kunnen zeggen dat lifecycle beleggen als het ware een extra onderdeel is van het prudent-personbeginsel, omdat iedere uitvoerder op basis daarvan belegt. Daar let de Nederlandsche Bank ook erg goed op. En dan wordt er ingezoomd op dat levensloopbestendige, als ik het zo in het Nederlands mag zeggen. Ik wil nu dus graag nader uitgezocht hebben, ook op basis van dit debat, of er een meerwaarde is. Zo niet, dan moeten we het ook niet doen. En omdat we hier pas vanaf 1 januari 2018 echt mee aan de slag gaan, hebben we even de tijd om het onderzoek goed ten uitvoer te leggen.

Mevrouw Oomen-Ruijten (CDA):

De staatssecretaris zegt over het prudent-personbeginsel waarmee default belegd wordt, dat we het altijd zo hebben gedaan. Maar het is blijkbaar niet goed en daarom introduceert zij in deze wet iets nieuws. En als wij het goedkeuren, gaat zij naderhand bekijken of het niet beter kan. Begrijp ik dat dat nu goed? De staatsecretaris keurt eigenlijk de wijze af waarop tot nu toe belegd is. Het was immers niet goed. Dat zegt de staatssecretaris.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik zeg dat we nadere focus hebben gelegd op het levensloopbestendige in deze context. Dat hebben we ook met de Tweede Kamer gedeeld en in een AMvB neergelegd. Ik bied nu aan om op basis van dat onderzoek nog eens nauwgezet te bekijken of er inderdaad sprake is van een meerwaarde. Ik vind dat zelf ook een goed idee. En als die meerwaarde er niet is, moet je ruiterlijk zeggen dat je het niet invoert per 1 januari 2018.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb geduid dat de voorhangprocedure van de AMvB zich ook toespitste op dit lifecyclebeginsel. De AMvB is bij uw Kamers geweest en ligt nu bij de Raad van State. Ik heb gezegd dat ik heel graag het onderzoek dat we laten doen wil benutten om de meerwaarde van het lifecycleprincipe te bekijken. Na ommekomst van de resultaten van het onderzoek bekijken we of we dit principe al dan niet invoeren per 1 januari 2018.

De heer Van de Ven (VVD):

Het lijkt mij een uitstekend idee om na te denken over de invoering van het lifecyclebeginsel. Heeft dat ook gevolgen voor de informatie die degenen die pensioen opbouwen en de pensioengerechtigden moeten verschaffen aan de verzekeraar of aan het pensioenfonds? Ook daarover bestaat wat onduidelijkheid. Is de informatie die men zich voorstelt te geven, nog wel hanteerbaar en uitvoerbaar? En snappen de pensioengerechtigde en de pensioenopbouwer het allemaal nog wel? Daar wil ik het antwoord ook nog wel ophebben.

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik heb ook goed geluisterd naar het debat van net tussenmevrouw Lodders en de heer Rinnooy Kan. Dat ging ook over de communicatie als zodanig. Ik wil praktisch voorstellen om na ommekomst van de resultaten van het onderzoek te bekijken of er over het lifecycle beleggen communicatie noodzakelijk is, als we het gaan invoeren. Als we het niet invoeren, hoeven we er natuurlijk ook niet over te communiceren. Dan maak je het dus minder ingewikkeld voor de mensen en voor de Pensioenfederatie en de fondsen.

De heer Elzinga (SP):

Ik wil de staatssecretaris vragen of zij de Kamer nog iets meer tegemoet kan komen. In deze Kamer bestaat een grote weerstand tegen de invoering van lifecycle. Ook in het veld hebben wij eigenlijk alleen maar kritiek gehoord op het voornemen om lifecycles in te voeren of in ieder geval twee lifecycles te verplichten. Kunnen we niet afspreken dat het onderzoek dat de staatssecretaris wenst wordt uitgevoerd, maar dat we afzien van de lifecycles, tenzij we na een debat naar aanleiding van het onderzoek met z'n allen constateren dat we het liever wel hebben?

Staatssecretaris Klijnsma:

Ik vind dit een mooie handreiking van de heer Elzinga. Ik heb echter formeel en staatsrechtelijk te maken met het feit dat de AMvB hier heeft voorgehangen. Die AMvB zit nu in z'n route. Daarom vind ik het ook plezierig dat we hiermee niet eerder dan 1 januari 2018 van doen krijgen. Ik wil dus graag dat onderzoek benutten om te bekijken hoe we hier verder mee om kunnen gaan. Ik snap dat de heer Elzinga voorstelt om het andersom te doen. Dat is wat hij mij meegeeft. Ik wil echter bepleiten om de resultaten van het onderzoek af te wachten en de Kamer dan supersnel te laten weten hoe ik ermee om denk te gaan. En dat kan dan natuurlijk in de veegwet een plek krijgen.

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 36

De heer Elzinga (SP):

De staatssecretaris zegde toe bereid te zijn tot een onafhankelijk onderzoek op basis waarvan de meerwaarde van de lifecycle zal worden heroverwogen. Maar wat zijn daarvoor de criteria? Of wij als senaat het standpunt omtrent de meerwaarde straks delen met de staatssecretaris, is dan de vraag. Het onderzoek biedt opnieuw een opening, maar ik zou liever de breed gedeelde kritiek uit deze Kamer vertaald zien in het schrappen van de verplichting tot lifecycles. Dat zou mij zeker meer geruststellen, ook voor het veld, dat ons hierop zo heeft aangesproken.

Handelingen I 2015-2016, nr. 31, item 4, blz. 39-40

Staatssecretaris Klijnsma:

Dan kom ik op de lifecycle, de levensloop. Het is natuurlijk het pièce de résistance vandaag. Lifecyclebeleggen is reeds gebruikelijk. Het is nu al aan de orde bij premieovereenkomsten. Daarbij lopen deelnemers individueel risico. In dat geval is het in het belang van de individuele deelnemer om beleggingsrisico terug te nemen, zeker bij een variabel pensioen. Alleen pensioenfondsen die een aanvullende regeling uitvoeren in de vorm van een premieovereenkomst voeren soms een uniform beleggingsbeleid. Lifecycle is een open norm en geen kwantitatieve beperking. Dat was een van de terechte vragen van mevrouw Oomen en ook andere leden. Desalniettemin vind ik het heel wezenlijk om in het onderzoek dat toch aan snee komt lifecycle als zodanig te entameren. Dat heb ik in mijn eerste termijn ook gezegd. Ik leg graag de resultaten van het onderzoek aan de Eerste en Tweede Kamer voor en zal alsdan natuurlijk ook met de resultaten te werk gaan.

Brief 30 mei 2016 (34255, L), blz. 5

Staatssecretaris Klijnsma:

Daarnaast realiseer ik me dat er bij de omzetting van een uniform beleggingsbeleid naar een beleggingsbeleid op grond van het life cycle beginsel een transitieprobleem kan ontstaan. Deze omzetting heeft in bepaalde gevallen mogelijk tot gevolg dat potentieel beleggingsrendement wordt misgelopen. Tijdens het debat met uw Kamer heb ik dan ook toegezegd om te onderzoeken of een overstap naar life cycle beleggen voor de deelnemers al dan niet meerwaarde heeft. De verplichting tot life cycle beleggen is pas aan de orde vanaf 1 januari 2018, zodat er voldoende tijd is om dit onderzoek te doen en goed inzichtelijk te krijgen of beleggen op basis van het lifecycleprincipe meerwaarde heeft. Voor dit technisch complexe transitievraagstuk is nader onderzoek nodig dat ik op korte termijn zal initiëren. Als dit onderzoek zou uitwijzen dat de omzetting van een uniform beleggingsbeleid naar een beleggingsbeleid op basis van het life cycle beginsel voor bepaalde deelnemersgroepen een negatief effect heeft, dan zal ik daarvoor passende maatregelen treffen in het kader van overgangsrecht. In de regelgeving zit nu besloten dat fondsen met een uniform beleggingsbeleid voor vrijwillige pensioenregelingen dit vanaf 1 januari 2018 moeten omzetten.

Brief 30 mei 2016 (34255, L), blz. 8

Staatssecretaris Klijnsma:

De pensioenuitvoerder dient bij het beleggingsrisico rekening te houden met de leeftijd van de deelnemer of – bij collectieve contracten – de gemiddelde leeftijd van de deelnemers. Op basis van eerder onderzoek en de bestaande praktijk bij huidige uitvoerders van premieregelingen hebben de indienster en ik het vertrouwen dat de overstap op het life cycle beginsel meerwaarde heeft. Zoals aangekondigd tijdens het debat zal ik onafhankelijk onderzoek laten uitvoeren om deze meerwaarde te laten toetsen. Dat onderzoek moet tevens voorbeeldberekeningen opleveren van het effect op het pensioenresultaat van een tussentijdse overstap van een uniforme beleggingsmix op een life cycle. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen bij de lagere regelgeving op grond van de Wet verbeterde premieregeling.

Brief 10 juni 2016 (34255, M), blz. 2-3

Staatssecretaris Klijnsma:

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op 24 mei jl. heb ik u reeds geïnformeerd over mijn voornemen om de potentiële gevolgen voor het pensioenresultaat van een overstap van een uniforme beleggingsmix op een life cycle nader te laten onderzoeken. In de gevoerde gesprekken hebben uitvoerders een ruimer overgangsrecht bepleit voor de overstap van bepaalde «producten», respectievelijk beleggingsstrategieën op een life cycle. Voor specifieke regelingen is in het ontwerpbesluit al uitstel voorzien tot 1 januari 2018. Het onderzoek naar de potentiële gevolgen van de overstap op een life cycle voor de deelnemers kan naar verwachting dit najaar worden afgerond. Indien de uitkomsten van het onderzoek zouden aanwijzen dat die overstap negatieve gevolgen heeft, zal ik het overgangsrecht op dit punt aanpassen.


Brondocumenten


Historie