Wet studievoorschot onderwijs aanvaard



De Eerste Kamer heeft dinsdag 20 januari 2015 na een debat met minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) de Wet studievoorschot onderwijs aanvaard met 36 stemmen voor en 29 stemmen tegen. Het wetsvoorstel bevat een voorstel tot hervorming van het stelsel van studiefinanciering in het hoger onderwijs. Het voorstel biedt een grondslag voor de invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs en geeft studenten en personeel instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de instellingsbegroting. De basisbeurs verdwijnt, en maakt plaats voor een sociale leenvoorziening die de overheid voor alle studenten ter beschikking stelt: het studievoorschot.

Noodzakelijke investering

Senator Bruijn (VVD) stelde dat een substantiële investering in het hoger onderwijs absoluut noodzakelijk is en het beste kan worden gefinancierd door de meest kansrijke, hoogst opgeleide groep burgers. Met alternatieve vormen van financiering wordt de collectieve lastendruk of de staatsschuld verhoogd, hetgeen niet bevorderlijk is voor economische groei en werkgelegenheid. De senator verwacht niet dat het wetsvoorstel de toegankelijkheid van het hoger onderwijs beperkt. Er wordt wel een belangrijke stap gezet naar een meer bewuste studiekeuze. De senator betoogde dat er een groot pakket verzachtende maatregelen is, zoals de verlaging van de maandlasten voor aflossing, de verlenging van de aflostermijn en het op termijn kwijtschelden van de restschuld. De senator vroeg hoe de minister aankijkt tegen nadere voorlichting voor aankomend studenten. Hij vroeg de minister ook om toe te zeggen dat de opbrengsten en effecten van het wetsvoorstel - met name voor het mbo - worden geëvalueerd en gedeeld met het parlement. Bruin vroeg specifiek naar de effecten van het wetsvoorstel op de structurele werkgelegenheid en de indicatoren voor kwaliteit van onderwijs. Tot slot sprak de senator zijn waardering uit voor de manier waarop het Interstedelijk Studenten Overleg en de Landelijke Studenten Vakbond het maatschappelijk debat over het leenstelsel voeden en aanjagen. 

Oplopende schulden

Senator Sörensen (PVV) stelde dat zijn fractie van mening is dat er niet bezuinigd kan en mag worden als dat ten koste gaat van toekomstige generaties. Volgens de senator beoogt het wetsvoorstel geen extra geld vrij te maken voor onderwijs. Sörensen betoogde dat het de keuzevrijheid van studenten beperkt, met name die met een kleine beurs. Zij worden volgens de senator te gemakkelijk opgezadeld met een jarenlange schuld. Volgens de senator gaat de wet leiden tot een "gruwelijke ambtelijke rompslomp". Hij vroeg waarom de regering niet kijkt naar de optie om kinderbijslag op een aparte rekening te name van het kind te storten, zodat het te zijner tijd gebruikt kan worden als studiefinanciering.  

Geen beperking van toegankelijkheid

Senator Sent (PvdA) stelde dat haar fractie verheugd is over de forse verlichting van de maandelijkse terugbetaallasten, de mogelijkheid tot een terugbetaalpauze en de verhoging van de aanvullende beurs met 100 euro. Volgens de senator komt het wetsvoorstel de kwaliteit van hoger onderwijs ten goede, zonder dat het de toegankelijkheid beperkt. Een onbedoeld neveneffect zou echter kunnen zijn dat de inkomensongelijkheid toeneemt. De senator vroeg hoe de opbrengsten van het wetsvoorstel precies worden aangewend en hoe kan worden voorkomen dat kwantitatieve indicatoren een doel op zich worden voor kwaliteitsmeting. Sent vroeg aandacht voor de positie van studenten met een functiebeperking, mbo-doorstromers en bachelorstudenten die dit jaar de keuze maken om al dan niet een master te volgen. De senator vroeg bij welke verandering van leengedrag, studievoortgang of studietempo de vormgeving van het stelsel van studiefinanciering wordt aangepast en of er alles aan gedaan wordt om een tijdelijke daling in deelname aan hoger onderwijs te voorkomen.

Significante financiële impuls 

Senator Engels (D66) stelde dat de significante financiële impuls een essentieel element is van het wetsvoorstel. Alleen door deze impuls kan Nederland zich staande houden in de internationale top. De senator vroeg hoe groot de investeringsruimte precies is die ten goede komt aan nog betere begeleiding en onderwijs. De senator vroeg of studenten die meebeslissen in de medezeggenschapsraad voldoende gebruik kunnen maken van de faciliteiten voor professionalisering en deskundigheidsbevordering. Engels stelde dat zijn fractie enige zorg heeft over de doorstroming vanuit het mbo naar het hbo, de positie van studenten met een functiebeperking en een eventuele drastische terugloop van aanmeldingen voor meerjarige masters. Ook vroeg hij hoe de minister aankijkt tegen de grote verschillen in positie van studentbestuurders. Daarnaast vroeg de senator hoe kan worden voorkomen dat met kwaliteitsafspraken weer vooral wordt ingezet op meetbare en kwantitatieve prestatie-indicatoren. Hij vroeg of het niet meer voor de hand ligt om instellingen zelf de verantwoordelijkheid te geven om met docenten en studenten afspraken te maken.

Verbetering van huidige situatie

Senator Ganzevoort(GroenLinks) benadrukte dat er ook nu al een leenstelsel is, maar dat die lening na voltooiing van de studie deels wordt kwijtgescholden. Het bestaande systeem is volgens Ganzevoort erg kostbaar. Bovendien komt het geld niet alleen terecht bij studenten uit gezinnen waar het hard nodig is, maar ook bij studenten waarbij het niet echt nodig is. Daar komt bij dat de toegankelijkheid van het huidige stelsel ook te wensen overlaat en dat de terugbetalingsregeling verre van ideaal is. De senator betoogde dat in het nieuwe systeem de OV-kaart wordt behouden en uitgebreid naar mbo-studenten. Het collegegeld wordt helaas niet verlaagd, maar daar staat tegenover dat men ook op latere leeftijd onder dezelfde gunstige voorwaarden een studievoorschot kan krijgen. Ook in de terugbetalingsfase worden volgens de senator de afgestudeerden met een lager inkomen beschermd. Ganzevoort vroeg of de minister het voortouw wil nemen in een gesprek met instellingen, studenten en andere stakeholders over onderwijskwaliteit. Hij vroeg ook waarom diverse instellingen in hun nieuwe begroting de beloofde voorfinanciering en kwaliteitsinvestering niet noemen. Daarnaast vroeg de senator naar de vangnetfunctie van het profileringsfonds en naar de effectmonitoring van met name research masters, educatieve masters en levensbeschouwelijke ambtsopleidingen. Daarbij merkte de senator op dat het voor medisch studenten in de coschap-fase feitelijk onmogelijk is om bij te verdienen. Tot slot merkte de senator op dat de rechtspositie van studenten beter gewaarborgd moet worden.

Onverantwoorde stelselwijziging

Senator Gerkens (SP) stelde dat er gesjoemeld is bij de diverse onderzoeken die aantonen dat de invoering van het sociaal leenstelsel wel meevalt. Volgens Gerkens wordt er een ingrijpende stelselwijziging voorgesteld zonder dat de feiten over bijvoorbeeld studie-uitval duidelijk zijn. De senator betoogde dat de studenten voortaan moeten betalen voor de kwaliteitsimpuls aan het onderwijs, terwijl het gebrek hieraan door de politiek is veroorzaakt. De kwaliteitsverbetering treedt pas in als veel van de studenten van nu reeds afgestudeerd zijn. De voucher voor bijscholing biedt hiervoor volgens Gerkens onvoldoende tegemoetkoming. De senator betoogde dat het wetsvoorstel de toegankelijkheid van hoger onderwijs beperkt, met name voor opleidingen waar later relatief weinig geld mee te verdienen is. Volgens Gerkens gaan studenten met een functiebeperking er op achteruit, ontstaat er een ongelijkheid tussen alfa- en bèta-studenten, is de medezeggenschap van studenten niet goed geregeld en wordt studeren afhankelijk gemaakt van het inkomen van de ouders. Zij uitte ook zorgen ten aanzien van de uitvoeringskosten van DUO.

Voorschot op een onzekere toekomst

Senator Kuiper (ChristenUnie) betoogde dat niet alleen de kwantitatieve groei van het hoger onderwijs belangrijk is, maar ook de kwaliteit. "Wie echter tot de koplopers wil behoren, moet hier ook de investeringen voor willen plegen." Kuiper stelde dat zijn fractie nog niet toe is aan een afscheid van het huidige stelsel, aangezien het de drempel naar het hoger onderwijs verlaagt en een verantwoorde publieke investering in de toekomst van Nederland vormt. Het zogeheten studievoorschot neemt volgens Kuiper een voorschot op een onzekere toekomst. Het publieke effect van kwalitatief beter onderwijs wordt onterecht gefinancierd uit private middelen. Volgens Kuiper wordt er te laconiek gedaan over het afschrik-effect van deze maatregelen, met name voor de middeninkomens. Naar verwachting zullen minder studenten kiezen voor een master, laat staan een meerjarige master. De senator betoogde dat het wetsvoorstel studenten beperkt in hun studiekeuze en een te grote bevoegdheid neerlegt bij de medezeggenschapsorganen van onderwijsinstellingen.

Voorstel schiet tekort

Senator Essers (CDA) stelde dat het wetsvoorstel volledig tekort schiet in het stimuleren van studenten om nominaal af te studeren en in het verder verbeteren van de kwaliteit van hoger onderwijs. Essers hekelde dat in het wetsvoorstel  het aangaan van een studielening een uitgangspunt is, in plaats van een laatste redmiddel. Bovendien wordt er geen rekening gehouden met de inkomstensituatie van de ouders en komt het onderscheid tussen thuis- en uitwonende studenten te vervallen. Met name de ouders met een middeninkomen gaan er hierdoor op achteruit. De verwachting is dat studenten door het wegvallen van de basisbeurs meer baantjes zullen nemen, wat ten koste gaat van hun studieprestaties. Essers hekelde dat er geen harde zekerheid wordt geboden dat de besparingen uit het wetsvoorstel worden ingezet ter verbetering van onderwijskwaliteit en dat er slechts een magere overgangsregeling is voorzien. Volgens de senator worden studenten 'verleid' om hoge schulden aan te gaan die zij vervolgens met moeite of zelfs geheel niet kunnen aflossen. Tot slot bekritiseerde Essers het afschaffen van de fiscale aftrekmogelijkheden voor studiekosten.

Senator Essers diende een motie in die de regering verzoekt om maatregelen te nemen die erin voorzien dat de aflossingsverplichting wordt verlicht in het geval van nominaal afstuderen of bij het behalen van een bepaald cijfergemiddelde. Minister Bussemaker ontraadde de motie en stelde dat in het studievoorschot al voldoende prikkels zitten om op tijd af te studeren.

Deze motie werd verworpen. De fracties van het CDA, PvdD en OSF stemden voor. 

Senator Essers diende een motie in die de regering oproept om de overgangsregeling ook van toepassing te laten zijn op de studenten die nu een bacheloropleiding volgen en een masteropleiding willen volgen. Minister Bussemaker ontraadde ook deze motie. Zij gaf aan dat de uitvoering van deze motie een kostenpost betekent van ongeveer 119 miljoen euro en bovendien niet solidair zou zijn met komende studenten. Deze motie werd verworpen. De fracties van de PVV, CDA, PvdD, OSF stemden voor. 

Senator Essers diende een motie in die de regering oproept om maatregelen te nemen om de studieschulden die ontstaan door meerjarige masters deels kwijt te schelden. Minister Bussemaker ontraadde ook deze motie. Zij stelde dat dit vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid niet consequent is en juridisch onhoudbaar. Deze motie werd verworpen. De fracties van het CDA, CU, PvdD en OSF stemden voor. 

Ophoping van schulden

Volgens senator Koffeman (PvdD) wordt door de overheid te gemakkelijk gedacht over de oplopende studieschulden van studenten. Ook worden (aankomend) studenten onvolledig voorgelicht over de gevolgen van het aangaan van een studielening. Volgens Koffeman kunnen er bij DUO grote uitvoeringsproblemen worden verwacht. De senator bepleitte dat studenten vrije toegang krijgen tot het onderwijs van hun keuze. Hij betoogde dat zijn fundamentele bezwaar ligt in de beperking van de toegankelijkheid van het onderwijs, met name voor studenten uit gezinnen met en lager inkomen. Koffeman haalde aan dat de Raad van State in haar advies twijfels uit of de beloofde investeringen in onderwijs worden gerealiseerd. Hij stelde ook dat het wetsvoorstel op gespannen voet staat met artikel 13, lid 2 sub c van het Internationaal Verdrag inzake Economische Sociale en Culturele Rechten.

Onnodige barrière

Senator De Lange (OSF) stelde dat het huidige systeem van financiering ineffectief en zelfs contraproductief is, aangezien instellingen worden afgerekend op instroom- en uitstroomcijfers. Ook wordt de concurrentie tussen universiteiten en hoge scholen aangejaagd en is de onderzoekscomponent bij allerlei opleidingen aan inflatie onderhevig. De senator noemde het bizar dat de eventuele bijsturingen in onderwijs- en onderzoeksbeleid uitsluitend binnen de begroting van OCW wordt gevonden. Een ander fundamenteel bezwaar van senator De Lange is dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen disciplines. Feitelijke vakopleidingen stellen totaal andere eisen dan fundamenteel wetenschappelijke opleidingen. Volgens De Lange is het modieus om te twijfelen aan de kwaliteit van onderwijs, maar is onduidelijk wat men precies wil. Er valt volgens de senator weliswaar budgettair veel te halen bij het hoger onderwijs door het bekostigingssysteem te veranderen, maar niet door barrières op te werpen voor toegankelijkheid.

Bijdragen aan kwaliteit

Minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) stelde dat in het huidige systeem mensen met lagere inkomens bijdragen aan een financiële compensatie voor studenten die dat niet per se nodig hebben. In de nieuwe situatie wordt aan studenten die het kunnen dragen gevraagd om rechtstreeks bij te dragen aan de kwaliteit van onderwijs. De minister verwacht niet dat de inkomensongelijkheid als gevolg van dit wetsvoorstel toeneemt, aangezien de keuze om te studeren niet wordt gemaakt met de rekenmachine in de hand. Zij acht het onacceptabel als er specifieke groepen om zuiver financiële redenen uitvallen. Bussemaker: "De afweging moet met name gaan om de vraag wat je wilt en kan met je talent." De minister betoogde dat de overheid nog steeds het merendeel van de kosten voor hoger onderwijs betaalt.

De minister zegde toe om binnenkort alle studenten van mbo 3 en 4 een persoonlijke brief sturen, waarin het bestaan van de aanvullende beurs en de verlengde termijn van terugbetaling worden onderstreept. Ook zal het netwerk van decanen en studieadviseurs geraadpleegd worden of en waarom mbo'ers er om financiële redenen voor kiezen om niet door te studeren. Zij zegde toe aan senator Bruin dat het advies HBO-raad over de verankering van loopbaan oriëntatie wordt toegestuurd. Bussemaker zegde ook toe om de macro-economische effecten van het wetsvoorstel te onderzoeken.

De minister stelde dat haar geen signalen hebben bereikt dat er bachelor studenten zijn die om financiële redenen niet kiezen voor een master. Voor de studenten die nu een opleiding volgen, geldt dat ze die met behoud van de basisbeurs mogen afronden. Echter, voor de huidige bachelor studenten geldt dat zij alleen de basisbeurs behouden voor de wettelijke duur van hun bachelor opleiding: 3 jaar voor wo en 4 jaar voor hbo. De minister stelde dat van een gerechtvaardigde verwachting dat er voor de volle duur van de studie (bachelor en master) een basisbeurs zou zijn, geen sprake is omdat de discussie over dit wetsvoorstel al langer loopt. Vanuit het profileringsfonds is er een mogelijkheid om specifiek afspraken te maken met studenten die door een bestuursjaar of een andere legitieme reden studievertraging hebben opgelopen en nu geen aanspraak meer kunnen maken op een basisbeurs.

Over de tweejarige masters stelde de minister dat het wetsvoorstel geen groot effect zal hebben op het aantal aanmeldingen, omdat studenten meestal een sterke intrinsieke motivatie hebben om zich hiervoor aan te melden. Studenten die een meerjarige master volgen, vergroten hun kennis en hebben vaak een betere aansluiting op de arbeidsmarkt.

De minister zal in overleg met de minister van VWS bekijken of er aparte regeling moet komen voor medische studenten in de coschap-fase. Voor studenten met een functiebeperking geldt een verlenging van de prestatiebeurs en de diplomatermijn. Ook is er een eenmalige kwijtschelding van 1200 euro en kan er aanspraak worden gemaakt op het profileringsfonds. De minister zal kritisch kijken of deze maatregelen toereikend zijn en of het profileringsfonds hiervoor voldoende ruimte biedt.

Volgens Bussemaker is er weliswaar een stagnatie in de onderwijsprestaties, maar betekent dat niet dat Nederland er slecht voor staat. Het wetsvoorstel biedt een unieke kans om aan hoger onderwijs een grote kwaliteitsimpuls te geven. Er worden met de instellingen afspraken gemaakt over hoe ze die kwaliteitsimpuls vormgeven, zodat kan worden aangetoond wat het effect is van dit wetsvoorstel. De medezeggenschap van studenten mag en zal nooit tot onbestuurbare situaties leiden waar de kwaliteit van het onderwijs onder lijdt.

De minister benadrukte dat lenen ook nu al een hele gangbare optie is voor studenten. Het is volgens Bussemaker zowel een individueel als een algemeen belang dat studenten kunnen lenen. De meeste studenten zijn volgens de Bussemaker prima in staat om hun lening terug te betalen. De minister verwacht niet dat het wetsvoorstel zorgt voor een verkeerde balans in studie en werk.

Tot slot stelde de minister dat zij geen reden heeft om te twijfelen aan de uitvoering door DUO. Deze uitvoering is weliswaar complex, maar niet onmogelijk.



Deel dit item: