T01570

Toezegging Toesturen van en meenemen punten in evaluatiekader, evalueren en halfjaarlijks monitoren, alsmede eventueel aanpassen wetgeving na evaluatie (33.106 / 32.812)



De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Flierman (CDA), Ganzevoort (GroenLinks), Kuiper (ChristenUnie) en de Lange (OSF) toe om (1) het ECPO te verzoeken de tijdens het debat genoemde wensen van de Kamer - waaronder het invoeringstraject - mee te nemen in het evaluatiekader, (2) het evaluatiekader aan de Kamer te sturen, (3) het passend onderwijs te evalueren en een halfjaarlijkse monitor aan de Kamer te zenden, alsmede (4) de wetgeving aan te passen indien dit nodig blijkt uit de evaluatie en/of monitoring.


Kerngegevens

Nummer T01570
Status voldaan
Datum toezegging 2 oktober 2012
Deadline 1 januari 2021
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Kamerleden Dr. A.H. Flierman (CDA)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
Prof.dr. C.A. de Lange (Fractie-De Lange)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen evaluaties
monitoring
passend onderwijs
Kamerstukken Passend onderwijs (33.106)
Kwaliteitsverbetering van het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs (32.812)


Uit de stukken

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 20-21.

De heer Ganzevoort (GroenLinks): Een andere vraag heeft betrekking op de expertise. Het ideaal van passend onderwijs is mooi, maar het betekent wel dat de leerkracht in de positie moet worden gebracht om dat te kunnen. We hebben het dan niet alleen over specifieke kennis van bepaalde probleemgebieden of ondersteuningsvormen, maar ook over de basale attitude van de leerkracht. Daar wordt in het plan wel geld voor uitgetrokken, maar dat geld wordt niet geoormerkt. Het gaat zo in de grote pot, met de opdracht om er wat mee te doen via de prestatiebox. Het probleem is echter dat als je ondersteuningsgeld dichter bij de lumpsum brengt, het in de praktijk daarvoor gebruikt zal gaan worden, alle goede bedoelingen ten spijt, zeker als de bekostiging onder druk staat. Noch ondersteuning, noch professionalisering wordt geoormerkt. Beide zitten in die prestatiebox waarvan scholen zelf kunnen bepalen hoe het geld wordt ingezet, zo schrijft de minister. Welke garantie is er dan nog dat daarmee de specifieke deskundigheid voor passend onderwijs ook wordt gerealiseerd? Daaraan gekoppeld leeft bij mijn fractie de vraag wat de effectiefste manier is om de expertise van de huidige ambulante begeleiders in het nieuwe stelsel te verankeren. Wordt er vergeleken tussen modellen waarin de begeleiding op schoolniveau wordt georganiseerd en modellen waarin individuele leerlingen worden begeleid door externe begeleiders? En worden er consequenties getrokken uit de uitkomsten van zo'n vergelijking?

(...)

Mijn laatste punt betreft de afstemming tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten. Volgens de minister wordt die veel eenvoudiger, omdat er nu nog maar twee bestuurlijke partijen zijn. Wij kregen op een gegeven moment een technische briefing met een heel ingewikkeld plaatje van de huidige situatie en een heel simpel plaatje van de nieuwe situatie, maar dat is een beetje boerenbedrog. Het oude plaatje was opzettelijk ingewikkeld getekend en het nieuwe plaatje opzettelijk erg simpel. Ook moeten wij er bij de opmerking dat er nog maar twee bestuurlijke partijen zijn, wel rekening mee houden dat de meeste samenwerkingsverbanden met een hele regio te maken hebben en niet maar met één gemeente, en dat een landelijk samenwerkingsverband te maken heeft met alle gemeenten waar scholen staan.

Belangrijker dan dat is dat de afstemming met jeugdzorg niet werkelijk geregeld is. Die wordt wel genoemd, maar daar blijft het bij. Kan de minister ons op zijn minst een evaluatie toezeggen van hoe deze afstemming zich ontwikkelt, welke problemen zich daarbij voordoen en hoe die problemen kunnen worden aangepakt?

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 22.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Het lijkt me heel belangrijk om over enige tijd over goede evaluaties te kunnen beschikken. Kan de minister aangeven hoe dat stelsel van evaluaties eruit gaan zien?

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 26.

De heer Flierman (CDA): Ten eerste zouden wij graag zien dat de minister naast de evaluatie over enkele jaren de komende tijd periodiek, zeg halfjaarlijks, rapporteert over de voortgang van de invoering en de daarbij ondervonden problemen en getroffen maatregelen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 29.

De heer Flierman (CDA): Tot slot kom ik op de monitoring en de evaluatie. Die zijn al meer genoemd. Uiteraard zijn die van groot belang, niet alleen de evaluatie die wij over een paar jaar krijgen, maar ook de monitoring en evaluatie tussentijds. Ik heb een aantal elementen genoemd die in mijn ogen in ieder geval voor monitoring en evaluatie in aanmerking komen: het veranderingsproces, de werking van de medezeggenschap, de werking van de samenwerkingsverbanden, de positie van het speciaal onderwijs en de kleine scholen daarin en de verevening. Ik vraag mij af of de minister nog andere elementen ziet die voor evaluatie in aanmerking komen. We zouden daar graag nu al iets over horen, omdat het de geloofwaardigheid ten goede komt als de kaders en onderdelen van die evaluatie van tevoren vaststaan. Daarnaast stel ik het op prijs om bevestigd te krijgen dat we via een halfjaarlijkse rapportage de voortgang in dit enorme proces kunnen volgen. Bij een zo ingrijpend veranderingsproces kan het bijna niet anders, of we zullen de komende tijd een aantal onvolkomenheden constateren, of vaststellen dat zaken anders lopen dan nu verwacht. Dat is geen ramp, dat is inherent aan grote veranderingsoperaties. Wij vinden het wel van belang om op voorhand uit te spreken dat die onvolkomenheden zo nodig in een reparatiewet zullen worden gecorrigeerd. Op één punt heeft de regering al opgemerkt dat een wetsbepaling gecorrigeerd moet worden, maar ik hoor graag van de regering de bevestiging dat dit zo nodig op meer punten zal gebeuren.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 37.

De heer De Lange (OSF): Mocht het wetsvoorstel onverhoopt in ongewijzigde vorm worden aangenomen, dan voorziet mijn fractie grote uitvoeringsproblemen. Het is dan ook van het grootste belang dat de volksvertegenwoordiging zich intensief blijft bezighouden met de te verwachten uitvoeringsproblemen en dat het kabinet een periodiek systeem van monitoring, rapportage en debat instelt. Mijn fractie denkt hierbij aan een frequentie van minimaal eens per twee jaar. Alleen op basis van periodieke evaluaties kan de volksvertegenwoordiging haar wetgevende en controlerende rol ten volle uitoefenen. De kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs aan grote groepen leerlingen met de nodige problemen is er waarachtig belangrijk genoeg voor. Ik dring er nadrukkelijk bij de minister op aan op dit punt een duidelijke en onomwonden toezegging te doen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 55.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dan kom ik bij de stand van zaken rond de invoering. De heer Flierman gaf aan elk halfjaar op de hoogte gehouden te willen worden. Ik merk dat er breed in deze Kamer de wens is om er heel dicht bovenop te zitten. Welnu, laat ik die wens zelf ook hebben en mijn opvolger zal die ongetwijfeld ook hebben. We gaan kwartaalmonitors houden en we zorgen ervoor dat beide Kamers eens in het halfjaar op de hoogte gehouden worden van de stand van zaken.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 62.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Wordt de professionalisering in de prestatiebox voldoende geborgd? Ik heb met alle scholen voor po, vo en mbo heldere afspraken gemaakt, waarbij ook ijkmomenten zijn ingebouwd. Men moet het uiteindelijk zelf vorm geven. De staatssecretaris en ik hebben ook afgesproken dat, als de tussenevaluatie ons niet bevalt, wij de zaak kunnen aanpassen. Want er moet wel geleverd worden, om het maar even simpel te zeggen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 64.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik kom bij toezicht, monitoring, verantwoording en evaluatie. GroenLinks en de ChristenUnie hebben gevraagd welke elementen ik nog meer zie voor de evaluatie. Ik ben het eens met het Kamerlid Flierman, wanneer hij zegt dat de genoemde elementen, namelijk de werking van medezeggenschap, de positie van het speciaal onderwijs en de verevening, belangrijke elementen zijn in de evaluatie en daarin ook thuishoren. Een kader voor de evaluatie van passend onderwijs wordt op dit moment ontwikkeld door de ECPO. Zij kijkt daarnaar. Ik heb namelijk gezegd: dit doen wij niet zomaar even; er moet gewoon een mooi kader komen, waarin alle aspecten goed aan de orde komen. Zodra ik dat heb, stuur ik het naar deze Kamer, zodat de Kamer er kennis van kan nemen en daarop kan reageren indien zij dat nodig vindt. Met de ECPO zal ik ook de wensen die hier aan de orde zijn geweest, inventariseren, en ik zal vragen om die in dat kader mee te nemen. De halfjaarlijkse rapportage heb ik al toegezegd.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 66.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Kunnen onvolkomenheden gecorrigeerd worden in een reparatiewet? Het betreft een heel grote wet, een heel grote stelselwijziging. Ik denk dat wij de wet nu zo goed mogelijk hebben vormgegeven, maar dat het ook work in progress is. Dat is de reden dat het ministerie heel dicht op de scholen zit en goed bekijkt wat er gebeurt. Wij monitoren en evalueren. Wij beginnen al te evalueren voordat een en ander is opgestart, om te bekijken of men klaar is voor de start. Dat kan zeer goed betekenen dat er in de loop der tijd aanpassingen zullen plaatsvinden. Ik schat in dat dit gewoon zal gebeuren. Misschien is er hier en daar toch te veel vrijheid. Dat kan. Misschien zeggen wij dat er op bepaalde onderdelen te weinig vrijheid is. Dat kan ook. Dan zullen er wetswijzigingen volgen. Dit is namelijk geen wet van Meden en Perzen; dit is geen gestort beton. Ik vind ook dat wij onszelf bij zo'n grote wet de ruimte moeten geven om te zeggen: wij zijn er nog een aantal jaren mee bezig om het aan de hand van de praktijk goed te ontwikkelen. Daar is niks mis mee, mits wij het maar scherp volgen. En dat gaan we doen. Sterker nog, we hebben nu al kleine wijzigingen aangebracht. (...) Bij deze wet zal er af en toe ook bijgestuurd moeten worden.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 69.

De heer Flierman (CDA): Er is gelukkig al wat meer ruimte gekomen op het gebied van verevening. Ook dat is een punt van de monitoring.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 72.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Hoe zit het dan? Kan ik niet al eerder evalueren? Ja, dat gaan we doen in de zomer, met de ECPO. De ECPO evalueert eigenlijk de stand van zaken bij de invoering. De Kamer krijgt de rapportage daarover en kan daar dan met de minister het gesprek over voeren.

(...)

Op het punt van de verevening vaar ik inderdaad op de ECPO. Dat is het rechtvaardigst, want die heeft daar goed naar gekeken. Ik heb echter al gezegd dat wij, als er in de loop van de tijd andere zaken bovenkomen – tot nu toe heb ik die niet gezien – daar niet spastisch mee moeten omgaan en die zaken op hun merites moeten beoordelen.

Handelingen I 2012-2013, 2, blz. 74.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: We zullen niet schromen om, als wij zien dat het ergens niet goed gaat of als wij zien dat het structureel toch niet goed zit in de wet, te interveniëren en naar de Kamer te komen om door middel van voorstellen zaken bij te stellen.


Brondocumenten


Historie