T01428

Toezegging Overgangsproblematiek bij lopende pre- en VUT-pensioenregeling (32.846)



De Minister van SZW zegt de Kamer, naar aanleiding van opmerkingen van de leden Noten en Elzinga, toe na te gaan hoe de VUT- en prepensioenfondsen en de pensioenfondsen de overgangsproblematiek voor een deel van de mensen met een lopende pre- en VUT-pensioenregeling hebben opgelost en zal de Kamer hierover informeren.


Kerngegevens

Nummer T01428
Status voldaan
Datum toezegging 29 november 2011
Deadline 1 april 2012
Verantwoordelijke(n) Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Kamerleden A. Elzinga (SP)
drs. H.C.P. Noten (PvdA)
Commissie commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Ouderdomswet
prepensioenen
Regeling Vervroegde Uittreding
Kamerstukken Wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen (32.846)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, nr. 9 - blz. 9-8-37 - 9-8-47

Blz. 39

Minister Kamp:

Dan hebben we een derde groep van mensen die een lopende pre- en VUT-pensioenregeling hebben. Voor tweederde deel van de mensen die een lopende pre- en VUT-pensioenregeling hebben, is er geen probleem, omdat ook voor hen het prepensioen doorloopt tot het moment dat de AOW-uitkering begint, ook in de nieuwe situatie. Voor een derde deel van hen bestaat er wel een probleem. De meeste van deze mensen krijgen een uitkering uit een apart VUT-fonds. In die VUT-fondsen zitten reserves omdat er veranderingen kunnen optreden die opgevangen moeten worden.

De heer Elzinga (SP):

Voordat we overgaan op de uitvoering door de gewone pensioenfondsen waar de grootste problemen zitten, het volgende. De minister zegt dat de VUT- en prepensioenfondsen budgettair de ruimte hebben om dit probleem op te lossen. Dat wil nog niet zeggen dat ze het moeten oplossen. Het is niet per se in het belang van het fonds, maar uiteraard wel in het belang van deze mensen. Zij zitten immers met een inkomensgat. Hoeveel van deze mensen gaan in de schatting van de minister daadwerkelijk geen inkomensgat ondervinden? Waar stuurt hij op aan en wat kan hij daarin garanderen?

Blz. 39-40

Minister Kamp:

[...] bij twee derde deel van de mensen met een VUT of prepensioen is er ook geen probleem en bij een derde deel van de gevallen wel. Van ruim de helft van dat een derde deel kan het gemakkelijk via de vrije reserves van het VUT- en prepensioenfonds worden opgelost. Voor het kleine overblijvende deel gaat het om een bedrag van 70 euro cent per jaar als je het doet door middel van de premie en om 0,5% als je de drie jaar durende prepensioenuitkering aanpast.

Blz. 46

De heer Noten (PvdA):

De minister goochelt met andermans geld en dat doet hij heel overtuigend, maar hij goochelt met andermans geld. De vraag die hier aan de orde is, is of de hypotheses die hij hier formuleert, over de oplossingen die de pensioenfondsen en de VUT-fondsen en de sociale partners kunnen bedenken, ook zullen worden toegepast. Het punt is: daar gaat de minister helemaal niet over. Dus dat kan hij wel veronderstellen, maar dat weet hij niet zeker. Dus mijn vraag is: is de minister bereid om voor 1 april de Kamer te laten weten in hoeverre alle hypotheses die hij nu formuleert ook werkelijkheid zijn geworden? Ofwel: gaan wij er inzicht in krijgen of die pensioenfondsen, die VUT-fondsenen die verzekeringsmaatschappijen dat hebben gedaan? Dat lijkt mij uiteindelijk de relevante vraag, niet of het kan maar of het gebeurt.

Minister Kamp:

Ten aanzien van de inschatting van de heer Noten kan ik zeggen dat wij de hele dag met de sociale partners te maken hebben en zij de hele dag met ons. Er zijn ik-weet-niet-wat-voor problemen allemaal op te lossen, problemen bij hen en problemen bij ons. Daar werken wij gezamenlijk aan. Dit probleem is heel redelijk oplosbaar. Als je 375 mln. in VUT- en prepensioenfondsen hebt zitten en je niet bereid bent om de helft van 39 mln. te benutten om voor de groep mensen voor wie je in het leven geroepen bent een probleem op te lossen, dan kan ik het ook niet meer volgen. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat dit door de VUT- en prepensioenfondsen wordt gedaan. Het lijkt mij ook vanzelfsprekend dat de pensioenfondsen dit probleem oplossen. Natuurlijk ben ik bereid om na enige tijd te bekijken hoe dit is gelopen en de beschikbare informatie met de Kamer te delen. Het zou echter vreemd zijn als de sociale partners en de regering in dit land bij alle problemen waar zij voor staan, op het punt van pensioenen in het bijzonder, elkaar bij dit soort dingen zouden tegenwerken in het nadeel van de mensen voor wie de sociale partners opkomen, namelijk voor de huidige en toekomstige pensioengerechtigden.


Brondocumenten


Historie