T01179

Toezegging Redelijke en constructieve opstelling belastingdienst bij voorkoming verliesverdamping (32.128)



De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag/opmerking van het lid Essers, toe dat de Belastingdienst zich redelijk en constructief zal opstellen als de belastingplichtige verliesverdamping tracht te voorkomen binnen de kaders van wet en jurisprudentie. Ook is er geen bezwaar tegen een stelselwijziging als men als belastingplichtige daarbij het bedrijfseconomische waarderingssysteem wijzigt ter voorkoming van verliesverdamping, mits die wijziging in overeenstemming is met goed koopmansgebruik en mits het gaat om eigen verlies.


Kerngegevens

Nummer T01179
Status voldaan
Datum toezegging 22 december 2009
Deadline 1 januari 2011
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden mr. G.J.J. Biermans (VVD)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie lagere regelgeving
Onderwerpen Belastingdienst
stelselwijziging
verliesverdamping
Kamerstukken Belastingplan 2010 (32.128)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 14– blz. 489-490

De heer Essers (CDA): Bij de invoering van de Wet werken aan winst heeft de regering beloofd dat de Belastingdienst zich soepel zal opstellen als het gaat om het toestaan van methoden ter voorkoming van verliesverdamping. Eén van de beproefde methoden om verliesverdamping tegen te gaan, is het realiseren van stille reserves in activa door deze te verkopen aan een gelieerde vennootschap. De "sale and lease back"-methode is hier een variant op. Er is niets op tegen als deze transacties tegen "at arm's length"-prijzen plaatsvinden. Veel moeilijker doet de Belastingdienst echter indien ondernemers bepaalde activa wensen te waarderen tegen de waarde in het economische verkeer zonder dat de daardoor vrijvallende stille reserve is gerealiseerd door middel van een verkooptransactie aan een "derde".

Dat blijkt ook weer uit de memorie van antwoord, waarin op een door ons in dit verband gestelde vraag wordt geantwoord dat het aan de fiscale winst toevoegen van ongerealiseerde stille reserves niet past bij de afweging tussen theoretische zuiverheid, de totaalwinstgedachte, enerzijds en grondslagverbreding in combinatie met tariefsverlaging anderzijds. Waar baseert de staatssecretaris dit standpunt op? Het realisatiebeginsel is immers geen zelfstandig beginsel van goed koopmansgebruik. Het voorzichtigheidsbeginsel leidt ertoe dat een ondernemer zich voorzichtig mag opstellen in die zin dat hij verliezen onder bepaalde voorwaarden al mag nemen voordat deze zijn gerealiseerd. Winstneming mag een ondernemer in de regel niet langer uitstellen dan tot het moment van realisatie. Dat neemt echter niet weg dat hij er wel voor mag kiezen zich minder voorzichtig op te stellen door bijvoorbeeld al eerder dan het moment van realisatie winsten te nemen, mits die winstneming maar in overeenstemming is met het realiteitsbeginsel. De hogere waardering van activa dient dan natuurlijk wel in overeenstemming te zijn met de werkelijke waarde van die activa. Dit vindt ook steun in weliswaar oude, maar daarom niet minder relevante jurisprudentie. In het ter gelegenheid van de Wet werken aan winst uitgebrachte advies verklaart ook de Raad van State zich expliciet voorstander van deze methode. In dit verband hechten wij er ook aan erop te wijzen dat naar onze mening een stelselwijziging in het licht van voorkoming van verliesverdamping niet mag worden afgewezen met het argument dat sprake zou zijn van een incidenteel fiscaal voordeel. In plaats van een incidenteel fiscaal voordeel is naar onze mening sprake van het voorkomen dat er, in het licht van het totaalwinstbeginsel, een incidenteel fiscaal nadeel wordt geleden. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op zijn in de memorie van antwoord ingenomen standpunt te heroverwegen.

Handelingen I 2009-2010, nr. 14 – blz. 506

Staatssecretaris De Jager: De leden van de CDA-fractie vragen om een heroverweging van het standpunt dat winstneming op ongerealiseerde stille reserves ter voorkoming van verliesverdamping niet is toegestaan. Ik vind de stelling dat niet meer maar ook niet minder dan de behaalde totaalwinst in de heffing betrokken dient te worden, te absoluut. De beperking van de termijnen van de verliescompensatie is een welbewuste wettelijke inbreuk op het uitgangspunt dat er wordt geheven over de totaalwinst. Als de belastingplichtige verliesverdamping tracht te voorkomen binnen de kaders van wet en jurisprudentie, heb ik daar geen enkel bezwaar tegen. De Belastingdienst zal zich daarbij redelijk en constructief, om de woorden van de heer Essers maar weer eens te gebruiken, opstellen. Ik ga er daarbij van uit dat het gaat om eigen verlies van de onderneming en niet om gekochte verliezen. Er is ook geen bezwaar tegen een stelselwijziging als je als belastingplichtige daarbij het bedrijfseconomische waarderingssysteem wijzigt ter voorkoming van verliesverdamping, mits die wijziging in overeenstemming is met goed koopmansgebruik en mits het gaat om eigen verlies. Die twee toezeggingen kan ik doen.

Handelingen I 2009-2010, nr. 14 – blz. 517

De heer Biermans (VVD): Ik ben de staatssecretaris dankbaar voor het antwoord dat hij heeft gegeven op de vragen over goed koopmansgebruik. Niet dat ik iedere keer "constructief en redelijk" hoef te horen, maar dit antwoord geeft wel een heel ander perspectief in vergelijking met het antwoord in de memorie van antwoord. We hebben het over goed koopmansgebruik. Dit is een heel open en flexibele norm, die als het ware aangeeft dat je maximum- en minimumregels hebt, die binnen het fiscale jaarwinstbegrip moeten worden bepaald. Dit geldt ook voor het punt dat ik heb aangeroerd: kun je niet, ter voorkoming van verliesverdamping binnen de spelregels van goed koopmansgebruik een actief op een hogere waarde zetten, mits het een eigen verlies en mits het de echte waarde in het economisch verkeer betreft? Het antwoord van de staatssecretaris geeft daarop veel meer perspectief. Ik denk dat dit een geweldige bijdrage aan de eenvoud oplevert. Als je bijvoorbeeld een pand met een stille reserve hebt, waarom zou je dit moeten verkopen aan een dochtermaatschappij en vervolgens terughuren? Dan heb je wellicht ook discussie over de waarde in het economisch verkeer. Het is veel effectiever om toe te staan dat je het pand op de werkelijke waarde zet.


Brondocumenten


Historie