T01074

Toezegging Financieringswijze rechtspraak (31.352)



De minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin, zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Janse de Jonge en Quik-Schuijt, toe in overleg met de Raad voor de Rechtspraak te zullen kijken naar de gevolgen van het wetsvoorstel voor de wijze waarop de rechterlijke macht wordt bekostigd.


Kerngegevens

Nummer T01074
Status voldaan
Datum toezegging 2 november 2009
Deadline 1 januari 2010
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie
Kamerleden dr. E.J. Janse de Jonge (CDA)
mr. A.C. Quik-Schuijt (SP)
Commissie commissie voor Justitie (Just.)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Bestuurlijke lus
financieringen
rechtspraak
Kamerstukken Initiatiefvoorstel-Vermeij, Koopmans en Neppérus Wet bestuurlijke lus Awb (31.352)


Uit de stukken

Handelingen I 2009-2010, nr. 6 – blz. 126

De heer Janse de Jonge (CDA): Alles bij elkaar constateer ik dat de indieners nogal wat overhoop halen. We moeten afwachten hoe de rechter hiermee in de praktijk zal omgaan. Hij zal er niet minder werk voor moeten doen, dus in die zin leidt het voorstel niet tot versnelling. En de bestuursrechter heeft het al zo druk. Het voorstel is tevens facultatief, maar ik zeg er direct bij dat dit passend is binnen de kaders van de onderscheiden verantwoordelijkheden tussen bestuur en of onafhankelijke rechter. Voor mijn fractie is het de vraag of de minister van Justitie deze tussenuitspraak, die inhoudelijk in feite tevens einduitspraak is, ook meetelt in de systematiek van de aantallen uitspraken die de rechter doet. AI enige jaren moeten rechters immers ″productie draaien″. Het is van belang of dit soort tussenuitspraken meetelt in het totale aantal uitspraken dat de rechter, lees de rechtbank doet, vooral gelet op de daaraan gekoppelde bekostiging door Justitie. Kan de minister aangeven of deze uitspraken ook volwaardig betaald gaan worden door Justitie? Indien dat namelijk niet het geval is, vrees ik dat de indieners van het voorstel hun hoge ambities in rook zullen zien opgaan.

(…)

Handelingen I 2009-2010, nr. 6 – blz. 130

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): De wijze waarop ″rechterlijke producten″ – wat een afschuwelijk woord voor ″rechtspraak″ – worden gefinancierd, namelijk per einduitspraak, mag natuurlijk geen reden zijn om een op zichzelf efficiënte procedurele vereenvoudiging tegen te houden. Wel zal de bekostigingssystematiek aangepast moeten worden. De heer Janse de Jonge heeft daar ook al op gewezen. Immers, een vernietiging is een einduitspraak. Komt er een nieuw besluit in behandeling, dan levert dat een volgende einduitspraak. In plaats daarvan komt er nu één uitspraak en dat leidt tot 50% minder geld per product! Is daarover gesproken met de Raad voor de rechtspraak?

(…)

Handelingen I 2009-2010, nr. 7 – blz. 171

Minister Hirsch Ballin: De heer Janse de Jonge en mevrouw Quik hebben gevraagd naar de gevolgen van het wetsvoorstel voor de bekostiging van de rechterlijke macht. Ik ben in gesprek met de Raad voor de rechtspraak over de bekostiging voor de komende jaren. Het ontging mevrouw Neppérus niet dat bij haar deel van de beantwoording op dit punt een lichte maar sympathieke zucht aan mij ontsnapte. Ik wil dan ook niet verhelen dat dit een moeilijk onderwerp is. Wij proberen uiteraard binnen de beperking van de budgettaire kaders van de huidige economische situatie voldoende ruimte te houden voor de rechtspraak. Dat behoort nu eenmaal tot onze infrastructuur, de infrastructuur van de rechtstaat.

(…)

Handelingen I 2009-2010, nr. 7 – blz. 190

De heer Janse de Jonge (CDA): Ten slotte nog twee opmerkingen. De Crisis- en herstelwet haakt aan op dit wetsvoorstel. Als wij over die wet spreken, zullen wij daar nog uitvoerig op terugkomen. Het laatste punt is recht uit mijn hart: de oproep dat de minister er met de Raad voor de rechtspraak uit zal komen en dat deze zware tussenuitspraak, die eigenlijk voor 90% de einduitspraak is en waarvoor rechters heel veel werk moeten doen, wordt meegenomen in de financiering.

(…)

Handelingen I 2009-2010, nr. 7 – blz. 191

Mevrouw Quik-Schuijt (SP): Mijn vraag aan de minister ging over de bekostiging van rechters per eindproduct, terwijl de eindproducten door de tussenbeslissing gehalveerd worden. Op die vraag heeft de minister tamelijk vaag geantwoord. Ik neem aan dat hij begrijpt waar het ons om gaat: vroeger waren het twee beslissingen en twee eindproducten, maar nu is er maar een voor hetzelfde werk. Dat zou betekenen dat de bekostiging van de rechtbank voor dit soort zaken gehalveerd zou worden. En dat kan niet de bedoeling zijn. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat de minister dat verder opneemt met de Raad voor de rechtspraak.

(…)

Handelingen I 2009-2010, nr. 7 – blz. 193

Minister Hirsch Ballin: Ik heb uiteraard kennisgenomen van wat er verder is gezegd over de financiering, de gevolgen voor de werklast, maar ook over de financieringswijze van de rechtspraak. Dat vereist een preciezer beoordeling, waarbij toch wat meer nuances nodig zijn dan dat het twee keer hetzelfde werk voor dezelfde prijs is. Er zal wat preciezer naar moeten worden gekeken. Dat zullen wij doen in overleg met de Raad voor de rechtspraak.


Brondocumenten


Historie