T01016

Toezegging Staatscommissie Grondwet attenderen op mogelijkheid van grondwettelijke verankering van bestuurlijke boete (29.702/31.124/31.700 VI)



De minister van Justitie, de heer Hirsch Ballin, zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen en opmerkingen van de leden Broekers-Knol, Dölle, Strik en Holdijk, toe de mogelijkheid van grondwettelijke verankering van de bestuurlijke boete onder de aandacht van de Staatsscommissie Grondwet te zullen brengen en daarbij ook artikel 113 Grondwet te zul-len betrekken.


Kerngegevens

Nummer T01016
Status voldaan
Datum toezegging 23 juni 2009
Deadline 9 juli 2009
Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie
Kamerleden mr. A. Broekers-Knol (VVD)
prof.mr.drs. A.H.M. Dölle (CDA)
mr. G. Holdijk (SGP)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Justitie (Just.)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen bestuurlijke boeten
Grondwet
staatscommissies
Kamerstukken Begrotingsstaten Justitie 2009 (31.700 VI)
Aanpassingswet vierde tranche Awb (31.124)
Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (29.702)


Uit de stukken

Handelingen I 2008-2009, nr. 36 – blz. 1608

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): Wel vraag ik nog nadrukkelijk aandacht voor de grondwettelijke verankering van de bestuurlijke boete. In de memorie van antwoord schrijft de minister op pagina 25: ″Het lijkt ons niet goed doenlijk om het toepassingsbereik van de bestuurlijke boete grondwettelijk te verankeren.″ Ik vraag me af waarom dat niet zo is en krijg daarvan graag een nadere motivering van de minister. In de nadere memorie van antwoord, op pagina 3, wijst de minister grondwettelijke verankering iets minder stellig van de hand. Ik citeer: ″Op zichzelf zou het denkbaar zijn dat ook bestraffende bestuurlijke sancties in de Grondwet worden genoemd.″ Bij de Staatscommissie voor de herziening van de Grondwet zou het aan de orde kunnen komen, schrijft de minister, wanneer nagedacht wordt over de relatie tussen de Grondwet en artikel 6 van het EVRM. De minister laat het dus over aan de Staatscommissie. Kan de minister toelichten waarom hij de Staatscommissie niet specifiek geattendeerd heeft op de wenselijkheid om de bestraffende bestuurlijke sanctie in de Grondwet op te nemen? Komt dat doordat de minister zelf het belang van grondwettelijke verankering eigenlijk niet ziet?

(…)

Handelingen I 2008-2009, nr. 36 – blz. 1613

De heer Dölle (CDA): De CDA-fractie heeft evenals de VVD-fractie gevraagd waarom het fenomeen van de bestuurlijke boete niet in de Grondwet zou moeten worden vermeld. Dat is nog iets anders dan het bereik daarvan. In de Grondwet komen immers ook begrippen voor zoals straf, strafbaar feit en tuchtrechtspraak. De bestuurlijke boete voegt ook leed toe aan burgers, organisaties en bedrijven. Vermelding daarvan in onze Grondwet zou dan ook niet onlogisch lijken. De regering achtte een dergelijke constitutionalisering in eerste instantie ondoenlijk. In tweede instantie was opname in de Grondwet naar haar oordeel wel denkbaar. Zij verwijst de zaak nu impliciet door naar de Staatscommissie die zich in algemene zin gaat bezighouden met onder andere de relatie tussen de Grondwet en artikel 6 EVRM. Kan de regering toezeggen dat zij de Staatscommissie verzoekt, in het kader van de zojuist genoemde algemene opdracht, ook aandacht te besteden aan de wenselijkheid en de mogelijkheid van het boven de constitutionele horizon verheffen van het fenomeen bestuurlijke boete door dat in de Grondwet te vermelden?

(…)

Handelingen I 2008-2009, nr. 36 – blz. 1614

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik wil even aanhaken bij het verzoek van de VVD en het CDA om de commissie die zich bezighoudt met de Grondwet te vragen, of de bestuurlijke boete daarin ook een plaats moet krijgen. Ik wil daaraan een vraag toevoegen. Houdt de ontwikkeling bij de bestuurlijke boete ook niet in dat artikel 113, lid 1, van de Grondwet in een ander daglicht komt te staan? In dat artikel wordt de rechtelijke macht opgedragen tot berechting van strafbare feiten. Het bestuursrecht kent de bezwaarfase waardoor het bestuursorgaan daar over gaat. Wil de commissie eens kijken of artikel 113, lid 1, nog in overeenstemming is met de ontwikkelingen in het bestuursrecht

(…)

Handelingen I 2008-2009, nr. 36 – blz. 1616

De heer Holdijk (SGP): De VVD-fractie en de SP-fractie in het voorlopig verslag en de CDA-fractie in het nader voorlopig verslag hebben vragen gesteld over de wenselijkheid van het verankeren van de bestuurlijke boete in de Grondwet. Ook van de kant van de fracties van de SGP en de ChristenUnie zouden wij bij deze plenaire behandeling voor dit aspect nog eens aandacht willen vragen. Mevrouw Strik en de heer Dölle hebben dat ook al gedaan.

(…)

Ook vanwege de vraag die bij de OM-afdoening speelt, namelijk of oplegging van een strafbeschikking – let wel een strafbeschikking – een vorm van berechting is in de zin van artikel 113 Grondwet, is de aandacht van de grondwetgever te bepleiten. Niet vergeten mag worden dat de Raad van State in zijn advies het wetsvoorstel OM-afdoening, ik citeer, ″constitutioneel bedenkelijk″ achtte. De regering zag dit weliswaar anders, maar die discussie zullen wij nu verder laten rusten. Wel vond ik het al te mager dat de regering in de memorie van antwoord – pagina 23, antwoord 33 – volstond met te verklaren dat het niet goed doenlijk zou zijn om het toepassingsbereik van de bestuurlijke boete grondwettelijk te verankeren. De nadere memorie van antwoord – pagina 3, antwoord 4 – was ietwat toeschietelijker. Daar wordt het voor ″denkbaar″ gehouden dat bestraffende bestuurlijke sancties in de Grondwet worden ″genoemd″. De regering meent echter dat het nu niet het ogenblik is om daarover een standpunt in te nemen. Men verwijst naar de Staatscommissie voor de herziening van de Grondwet, die zich in algemene zin bezig zal houden met onder andere de relatie tussen de Grondwet en de rechten die ontleend kunnen worden aan artikel 6 EVRM. In dat verband zou ook de vraag naar de grondwettelijke verankering van de punitieve bestuurlijke sancties aan de orde kunnen komen, zo luidt het voorzichtig. Het valt wellicht te billijken dat het kabinet onder de gegeven omstandigheden van het proces van grondwetsherziening nog geen standpunt inneemt. Onze dringende vraag is echter wel of het kabinet de Staatscommissie wil verzoeken, de hier aangesneden kwestie bij haar advisering te betrekken, zo zij dit al niet uit zichzelf zou doen. De toegang tot de onafhankelijke en onpartijdige rechter c.q. strafrechter zou minstens grondwettelijk gewaarborgd moeten zijn en niet alleen in de formele wet.

(…)

Handelingen I 2008-2009, nr. 36 – blz. 1625

Minister Hirsch Ballin: Ik ga nu in op een punt dat is aangesneden door de heer Dölle, mevrouw Broekers-Knol en de heer Holdijk. In de memorie van antwoord is aangegeven dat de Staatscommissie onder andere de relatie tussen de Grondwet en artikel 6 van het EVRM beziet. Die Staatscommissie wordt dezer dagen ingesteld en zal begin volgende maand worden geïnstalleerd. De Staatscommissie zal terdege acht slaan op alle suggesties op dit terrein van de leden van deze Kamer en de Tweede Kamer.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): U zegt dat de Staatscommissie terdege acht zal slaan op datgene wat door de leden van deze Kamer vandaag over dit punt gezegd is. Enkele leden van deze Kamer, in ieder geval de leden van de VVD, hebben gevraagd of de minister zelf de Staatscommissie op dit punt wil attenderen, zodat zij daar aandacht aan besteedt. Dat is net iets anders.

Minister Hirsch Ballin: Dezer dagen bereid ik mij ook voor op mijn aandeel in de installatiebijeenkomst van de Staatscommissie, die zoals gezegd begin juli zal plaatsvinden. Ik zal in dat kader ook ingaan op het onderdeel ″grondrechten″ in de taak van de Staatscommissie. Ik denk dat het een mooi element in een korte installatietoespraak na die van mijn collega van BZK zal kunnen zijn als ik daarbij verwijs naar de discussie van vandaag in deze Kamer. Ik zal dus heel graag binnen enkele weken uitvoering geven aan die toezegging.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Dus inclusief de verwijzing naar artikel 113, waaraan de heer Holdijk en ik hebben gerefereerd.

Minister Hirsch Ballin: Ja, inclusief die verwijzing. De Staatscommissie zal adviseren over de behoefte aan het opnemen van het grondrecht op behoorlijke rechtspraak in onze Grondwet. Daarin heeft dat grondrecht tot nu toe geen plaats. Het is alleen indirect kenbaar en er zijn enkele specifieke bepalingen over. Daarnaar hebt u verwezen en die zijn indertijd aan de orde geweest in de advisering door de Raad van State over de wet inzake de OM-afdoening. De leden van deze Kamer hebben op dit terrein een aantal punten onder de aandacht gebracht. Het lijkt mij heel mooi en passend als de Staatscommissie dat rechtstreeks verneemt. Ik hoop dus dat u over een paar weken op onze websites kunt nalezen dat ik hieraan gevolg heb gegeven.


Brondocumenten


Historie

  • 9 juli 2009
    nieuwe status: voldaan
    Opmerking: Toespraak van de minister van 9 juli j.l. waarin voorkomt:
    “Uiteraard staat het de staatscommissie vrij bij dit onderwerp die aspecten te betrekken waarvan zij meent dat deze aan een goed advies kunnen bijdragen. Wat betreft het recht op een eerlijk proces neem ik de vrijheid daarvoor een suggestie te doen die mij twee weken geleden vanuit de Eerste Kamer werd aangereikt. Bij de behandeling van de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht wezen verschillende senatoren op het spanningsveld tussen de bestuurlijke boete en artikel 113 Grondwet. Daarin wordt de berechting van strafbare feiten aan de rechterlijke macht opgedragen. In de Eerste Kamer werd de wens geuit dat de staatscommissie nagaat of grondwettelijke verankering wenselijk is van sancties opgelegd door bestuursorganen, zoals de bestuurlijke boete. Ik breng dit verzoek hierbij graag aan u over.”

    http://www.justitie.nl/actueel/toespraken/archief-2009/90709installatie-van-de-staatscommissie-grondwet.aspx?cp=34&cs=581


  • 23 juni 2009
    toezegging gedaan