25.263

Flexibiliteit en zekerheid



Dit wetsvoorstel versterkt de rechtspositie van flexibele werknemers en terwijl die van uitzendkrachten wettelijk geregeld wordt.

De toenemende flexibilisering en differentiatie van arbeid en arbeidsverhoudingen brengt mee dat onderdelen van het arbeidsrecht aan herziening en vernieuwing toe zijn. Dit wetsvoorstel strekt daartoe.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 18 november 1997 door de Tweede Kamer aangenomen. SP, GL en Hendriks stemden tegen. Plenaire behandeling door de Eerste Kamer was op 28 april 1998. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 12 mei 1998 zonder stemming aangenomen. De fractie van GroenLinks werd daarbij aantekening verleend.

De wet is opgenomen in Staatsblad 300 van 2 juni 1998.


Kerngegevens

ingediend

7 maart 1997

titel

Wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 en van enige andere wetten (Flexibiliteit en zekerheid)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.


Hoofdlijnen

  • In een pakket maatregelen over de zogenoemde flexibele arbeidsrelaties (zoals afroepkrachten en thuiswerkers) krijgt onder meer het weerlegbare rechtsvermoeden van het bestaan van een arbeidsverhouding een plaats.
  • De werknemer krijgt een minimum aanspraak op loon voor drie uren per oproep ongeacht of er daadwerkelijk drie uur is gewerkt.
  • De mogelijkheid om bij individuele overeenkomst af te wijken van de loondoorbetalingsverplichting wordt beperkt tot de eerste zes maanden van de dienstbetrekking; daarna kan er slechts bij c.a.o. van afgeweken worden.
  • De maximumtermijn voor een proeftijd bij een arbeidsovereenkomst of een contract voor langer dan twee jaar blijft gehandhaafd op 2 maanden.
  • Als het aantal arbeidscontracten achter elkaar groter is dan 3, of als de totale duur van de achtereenvolgende contracten langer is dan 3 jaar, ontstaat tussen de partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Documenten

17