Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0237(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A7-0174/2010

Ingediende teksten :

A7-0174/2010

Debatten :

PV 05/07/2010 - 15
CRE 05/07/2010 - 15

Stemmingen :

PV 06/07/2010 - 6.9
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0256

Aangenomen teksten
PDF 425kWORD 153k
Dinsdag 6 juli 2010 - Straatsburg
Rechten van autobus- en touringcarpassagiers ***II
P7_TA(2010)0256A7-0174/2010
Resolutie
 Geconsolideerde tekst
 Bijlage
 Bijlage

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 6 juli 2010 betreffende het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (05218/3/2010 – C7-0077/2010 – 2008/0237(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: tweede lezing)

Het Europees Parlement,

–  gezien het standpunt van de Raad in eerste lezing (05218/3/2010 – C7-0077/2010),

–  gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0817),

–  gelet op artikel 251, lid 2, en artikel 71, lid 1, van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0469/2008),

–  gezien zijn standpunt in eerste lezing(1),

–  gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de gevolgen van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voor de lopende interinstitutionele besluitvormingsprocedures (COM(2009)0665),

–  gelet op artikel 294, lid 7, en artikel 91, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

–  gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 16 juli 2009(2),

–  na raadpleging van het Comité van de Regio's,

–  gelet op artikel 66 van zijn Reglement,

–  gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vervoer en toerisme (A7-0174/2010),

1.  stelt onderstaand standpunt in tweede lezing vast;

2.  verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1) Aangenomen teksten van 23 april 2009, P6_TA(2009)0281.
(2) PB C 317 van 23.12.2009, blz. 99.


Standpunt van het Europees Parlement in tweede lezing vastgesteld op 6 juli 2010 met het oog op de aanneming van Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004
P7_TC2-COD(2008)0237

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 91, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Maatregelen van de Unie inzake vervoer per autobus- en touringcar moeten er onder meer voor zorgen dat passagiers een hoogwaardige bescherming genieten die vergelijkbaar is met die van andere vervoerswijzen, waar zij ook reizen. Voorts moet ten volle rekening worden gehouden met de eisen op het gebied van consumentenbescherming in het algemeen.

(2)  Omdat autobus- en touringcarpassagiers de zwakste partij zijn bij de vervoersovereenkomst, dient hun allen een minimum aan bescherming te worden geboden.

(3)  Bij maatregelen van de Unie ter verbetering van de passagiersrechten in het autobus- en touringcarvervoer moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van deze sector, die vooral uit kleine en middelgrote ondernemingen bestaat.

(4)  De bijzondere vormen van geregeld vervoer en het vervoer voor eigen rekening vertonen specifieke kenmerken en moeten daarom buiten het toepassingsgebied van deze verordening worden gelaten. De bijzondere vormen van geregeld vervoer dienen onder meer te omvatten, het specifieke vervoer van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, van werknemers van en naar het werk en van scholieren en studenten van en naar de onderwijsinstelling.

(5)  De geregelde diensten voor stads-, voorstads- en regionaal vervoer die deel uitmaken van diensten die geïntegreerd zijn in diensten voor stads- of voorstadsvervoer vertonen specifieke kenmerken, en daarom moeten de lidstaten te dien aanzien de verordening voor een ▌deel buiten toepassing kunnen laten. Bij het nader omschrijven van deze geregelde diensten voor stads-, voorstads- en regionaal vervoer moeten de lidstaten criteria hanteren zoals de bestuurlijke indeling, de geografische ligging, afstand, frequentie van de dienst, aantal in de dienstregeling opgenomen haltes, autobus- of touringcartype, vervoerbewijssystemen, schommelingen in het aantal passagiers tussen vervoer in en buiten de spitsuren, buscodes en dienstregelingen.

(6)  Bij een ongeval met de dood of letsel tot gevolg moeten passagiers zich op aansprakelijkheidsregels kunnen beroepen als bij andere vervoerswijzen.

(7)  Bij verlies of beschadiging van bagage van passagiers moeten voor de vervoerder vergelijkbare aansprakelijkheidsvoorwaarden gelden als bij andere vervoerswijzen van toepassing zijn.

(8)  De passagier moet, bij een ongeval met een autobus of touringcar, behalve op vergoeding bij overlijden of letsel of bij verlies of beschadiging van bagage, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht, recht hebben op bijstand met betrekking tot zijn onmiddellijke praktische en economische behoeften na een ongeval. Deze bijstand moet, indien noodzakelijk, eerste hulp, onderdak, voedsel, kleding, vervoer en begrafeniskosten omvatten. In geval van overlijden of persoonlijk letsel betaalt de vervoerder bovendien, om in de onmiddellijke economische behoeften te voorzien, een voorschot dat evenredig is aan de geleden schade, op voorwaarde dat er voldoende aanwijzingen zijn om de oorzaak aan de vervoerder te kunnen toeschrijven.

(9)  Elke burger moet gebruik kunnen maken van de aangeboden autobus- en touringcardiensten. Bijgevolg moeten personen met een handicap of personen met beperkte mobiliteit, ongeacht of deze veroorzaakt wordt door een functiebeperking, leeftijd of een andere factor, mogelijkheden krijgen om gebruik te maken van autobus- en touringcarvervoersdiensten welke vergelijkbaar zijn met die van andere burgers. Personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit hebben dezelfde rechten als alle andere burgers op vrij verkeer, keuzevrijheid en non-discriminatie.

(10)  In het licht van artikel 9 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap en teneinde personen met een handicap of personen met beperkte mobiliteit mogelijkheden te geven tot het gebruik van autobus- en touringcardiensten welke vergelijkbaar zijn met die van andere burgers, moeten regels worden vastgesteld die voorzien in een verbod op discriminatie en in bijstand tijdens de reis. Deze personen moeten derhalve toegang krijgen tot het vervoer en mogen niet op grond van hun handicap of beperkte mobiliteit worden geweigerd, behoudens overwegingen die verband houden met de veiligheid, de voertuigconstructie of de infrastructuur. Binnen het kader van de desbetreffende wetgeving inzake bescherming van werknemers moeten personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit aanspraak kunnen maken op bijstand in de terminals en in het voertuig. Om sociale uitsluiting te vermijden, moet deze bijstand zonder bijkomende kosten worden verleend. De vervoerder moet toegangsvoorwaarden opstellen, bij voorkeur op basis van het Europese normalisatiesysteem.

(11)  Bij beslissingen over de constructie van een nieuwe terminal en bij ingrijpende verbouwingen moet de terminalbeheerder zonder uitzondering en als wezenlijke voorwaarde rekening houden met de behoeften van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, in overeenstemming met de vereisten van het „design for all”-beginsel. De terminalbeheerder dient in ieder geval locaties aan te wijzen waar deze personen zich kunnen aanmelden en bijstand kunnen vragen.

(12)  Ook vervoerders moeten met deze behoeften rekening houden wanneer zij beslissen over het ontwerp van nieuwe en gemoderniseerde voertuigen.

(13)  De lidstaten moeten de bestaande infrastructuur verbeteren wanneer dat noodzakelijk is om vervoerders in staat te stellen de toegankelijkheid voor personen met een handicap of beperkte mobiliteit te garanderen en hun de nodige bijstand te verlenen.

(14)  Het personeel moet voldoende zijn opgeleid om de behoeften van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit te kunnen beantwoorden. Met het oog op een vlottere onderlinge erkenning van de nationale kwalificaties van bestuurders door de lidstaten, zou een training inzake de omgang met personen met een handicap als onderdeel van de training voor het behalen van de basiskwalificatie of nascholing, in de zin van Richtlijn 2003/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2003 betreffende de vakbekwaamheid en de opleiding en nascholing van bestuurders van bepaalde voor goederen- en personenvervoer over de weg bestemde voertuigen(3), kunnen worden voorzien. Ten behoeve van de samenhang tussen het invoeren van de trainingseisen en de bij die richtlijn vastgestelde termijnen zou er een mogelijkheid tot vrijstelling gedurende een beperkte periode moeten worden toegestaan.

(15)  Organisaties die personen met een handicap of personen met beperkte mobiliteit vertegenwoordigen, moeten geraadpleegd worden of worden betrokken bij het opstellen van de inhoud van de handicap-gerelateerde training.

(16)  De gebruikersrechten van autobus- en touringcarpassagiers moeten onder meer het recht op informatie over de dienstverlening vóór en gedurende de reis inhouden. Alle essentiële informatie die aan autobus- en touringcarpassagiers wordt meegedeeld, moet tevens worden aangeboden in alternatieve, voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit toegankelijke vormen, zoals grootletterdruk, duidelijke taal, braille, elektronische communicatie die toegankelijk is met adaptieve technologie, en cassettes.

(17)  Deze verordening mag geen beperking inhouden van het recht van de vervoerder om volgens het toepasselijke nationale recht schadevergoeding te eisen, ook van derden.

(18)  De hinder die mensen ondervinden doordat hun reis wordt geannuleerd of bij vertrek aanzienlijke vertraging oploopt, moet worden beperkt. Hiertoe moeten vertrekkende reizigers in de terminals adequaat worden opgevangen en op voor iedereen toegankelijke wijze worden geïnformeerd. Zij moeten hun reis kunnen annuleren met terugbetaling van het vervoerbewijs, of ▌kunnen voortzetten, of in bevredigende omstandigheden via een andere route kunnen reizen. Indien vervoerders passagiers niet de nodige bijstand verlenen, moeten passagiers aanspraak kunnen maken op een financiële vergoeding.

(19)  De vervoerders dienen via hun brancheorganisaties mee te werken aan de vaststelling, in samenspraak met belanghebbenden, beroepsorganisaties en consumenten-, reizigers- en gehandicaptenorganisaties, van regelingen op regionaal, nationaal of Europees niveau; deze regelingen dienen erop te zijn gericht de informatievoorziening en de zorg voor reizigers te verbeteren, met name in geval van annulering en grote vertraging.

(20)  Deze verordening laat onverlet de rechten van de reiziger krachtens Richtlijn 90/314/EEG van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten(4). Deze verordening is niet van toepassing in gevallen waarin een pakketreis wordt geannuleerd om een andere reden dan de annulering van de autobus- of touringcardienst.

(21)  De passagier moet volledig worden geïnformeerd over de hem bij deze verordening toegekende rechten, zodat hij deze ook daadwerkelijk kan uitoefenen.

(22)  De passagier moet zijn rechten kunnen uitoefenen middels een passende, door de vervoerder ingestelde klachtenprocedure of, in voorkomend geval, door het indienen van een klacht bij de daartoe door de betrokken lidstaat aangewezen instantie of instanties.

(23)  De lidstaten moeten de naleving van deze verordening verzekeren en een of meer bevoegde instanties belast met toezichts- en handhavingstaken aanwijzen. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de reiziger om overeenkomstig het nationale recht langs juridische weg schadevergoeding te eisen.

(24)  Rekening gehouden met de door de lidstaten ingestelde procedures voor het indienen van klachten, moet een klacht met betrekking tot bijstand bij voorkeur worden gericht aan de instantie(s) die voor de handhaving van deze verordening is (zijn) aangewezen in de lidstaat waar de instap- of uitstapplaats ligt.

(25)  De lidstaten dienen sancties te verbinden aan overtredingen van deze verordening, en er voor te zorgen dat die sancties worden toegepast. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(26)  Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk in alle lidstaten een gelijkwaardige bescherming en bijstand waarborgen aan autobus- en touringcarpassagiers, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(27)  Deze verordening mag geen afbreuk doen aan Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(5).

(28)  De handhaving van deze verordening dient te worden gebaseerd op Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming („de verordening samenwerking consumentenbescherming”)(6). Die verordening moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(29)  De lidstaten moeten het gebruik van het openbaar vervoer aanmoedigen en interoperabele, intermodale informatiesystemen invoeren waarmee het aanbieden van dienstregelingen en geïntegreerde prijzen en vervoersbewijzen wordt bevorderd, teneinde het gebruik en de interoperabiliteit van de verschillende vervoerswijzen te optimaliseren. Deze diensten moeten toegankelijk zijn voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit.

(30)  In deze verordening worden de grondrechten geëerbiedigd en de beginselen in acht genomen die zijn erkend in, met name, het in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vermelde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, indachtig voorts Richtlijn 2000/43/EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming(7) en Richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten(8),

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden met betrekking tot autobus- en touringcarvervoer voorschriften vastgesteld ter zake van:

   a) het verbod op discriminatie tussen passagiers inzake de door de vervoerder aangeboden voorwaarden;
   b) de rechten van de passagier bij een ongeval dat zich voordoet bij het gebruik van de autobus of touringcar, en dat overlijden of letsel, dan wel verlies of beschadiging van de bagage tot gevolg heeft;
   c) het verbod op discriminatie van, en de verplichting tot het verlenen van bijstand aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit;
   d) de rechten van de passagier bij annulering of vertraging;
   e) het minimum aan informatie dat de passagier moet krijgen;
   f) de klachtenbehandeling;
   g) de algemene voorschriften inzake handhaving.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze verordening is van toepassing op passagiers in het geregeld vervoer waarbij:

   a) de plaats waar de passagier instapt zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt; of
   b) de plaats waar de passagier instapt zich buiten het grondgebied van een lidstaat, en de plaats waar hij uitstapt zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt.

2.  Deze verordening is voorts, met uitzondering van de artikelen 11 tot en met 18 en de hoofdstukken IV tot en met VI, van toepassing op passagiers die gebruik maken van ongeregelde vervoersdiensten waarvan de eerste instapplaats of laatste uitstapplaats zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt.

3.  Deze verordening is niet van toepassing op bijzondere vormen van geregeld vervoer en op het vervoer voor eigen rekening.

4.  De lidstaten kunnen de geregelde diensten voor stads- en voorstadsvervoer alsmede geregelde diensten voor regionaal vervoer die deel uitmaken van diensten die geïntegreerd zijn in diensten voor stads- of voorstadsvervoer, ook indien grensoverschrijdend, buiten het toepassingsgebied van deze verordening laten, met uitzondering evenwel van artikel 4, lid 2, de artikelen 7, 9, en 11, artikel 12, lid 1, artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, artikel 18, artikel 19, leden 1 en 2, en de artikelen 21, 25, 27, 28 en 29.

5.  De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op ...(9) in kennis van de vrijstellingen die zij op grond van lid 4 voor de verschillende soorten diensten hebben verleend. In het geval van een vrijstelling die zij onverenigbaar met de bepalingen van dit artikel acht, neemt de Commissie passende maatregelen. Uiterlijk op …(10)* brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de ingevolge lid 4 verleende vrijstellingen.

6.  De bepalingen van deze verordening kunnen niet worden uitgelegd als onverenigbaar met bestaande wetgeving op het gebied van technische voorschriften voor autobussen of touringcars, dan wel de infrastructuur ▌van haltes en terminals ▌.

Artikel 3

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

   a) „geregeld vervoer”, vervoer van personen per autobus of touringcar, met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen passagiers worden opgenomen of afgezet;
   b) „bijzondere vorm van geregeld vervoer”, geregeld vervoer, ongeacht door wie georganiseerd, per autobus of touringcar, van bepaalde categorieën passagiers, met uitsluiting van andere passagiers;
  c) „vervoer voor eigen rekening”, vervoer per autobus of touringcar dat zonder winstoogmerk en voor niet-commerciële doeleinden door een natuurlijke of rechtspersoon wordt verricht, met dien verstande dat:
   de vervoersactiviteit voor die natuurlijke of rechtspersoon slechts een nevenactiviteit vormt, en
   de gebruikte voertuigen eigendom van die natuurlijke of rechtspersoon zijn of door die persoon op afbetaling zijn aangekocht, dan wel dat daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en dat zij door een personeelslid van de natuurlijke of rechtspersoon of door de natuurlijke persoon zelf of door personeel dat in dienst is van de onderneming of krachtens een contractuele verbintenis ter beschikking van de onderneming is gesteld, worden bestuurd;
   d) „ongeregeld vervoer”, vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het vervoer per autobus of touringcar van, op initiatief van de klant of de vervoerder zelf vooraf samengestelde groepen passagiers;
   e) „vervoersovereenkomst”, een overeenkomst tussen een vervoerder en een passagier voor het verstrekken van een of meer geregelde of ongeregelde diensten;
   f) „vervoerbewijs”: een geldig document of een ander bewijs van een vervoersovereenkomst;
   g) „vervoerder”, een natuurlijke of rechtspersoon, niet zijnde een touroperator, reisagent of verkoper van vervoerbewijzen, die het publiek geregeld of ongeregeld vervoer aanbiedt;
   h) „uitvoerende vervoerder”, een andere natuurlijke of rechtspersoon dan de vervoerder, die geheel of gedeeltelijk het vervoer feitelijk verricht;
   i) „verkoper van vervoerbewijzen”, een tussenpersoon die namens een vervoerder een vervoersovereenkomst sluit;
   j) „reisagent”, een tussenpersoon die namens een passagier een vervoersovereenkomst sluit;
   k) „touroperator”, een organisator ▌, niet zijnde de vervoerder, in de zin van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 90/314/EEG;
   l) „persoon met een handicap” of „persoon met beperkte mobiliteit”, een persoon wiens mobiliteit bij het gebruik van vervoer is beperkt ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, permanente of tijdelijke), verstandelijke, of andere handicap, of ten gevolge van ouderdom, en wiens situatie vereist dat hij passende aandacht krijgt en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan zijn behoeften worden aangepast;
   m) „toegangsvoorwaarden”, toepasselijke normen, richtsnoeren en informatie inzake de toegankelijkheid van bussen en/of aangewezen terminals met inbegrip van hun faciliteiten voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit;
   n) „boeking”, de boeking van een zitplaats in een autobus of touringcar voor een bepaalde reis met een bepaalde vertrektijd van een geregelde vervoersdienst;
   o) „terminal”, een bemande terminal waar zich volgens de vastgestelde reisweg van een geregelde vervoersdienst een in- en uitstapplaats voor passagiers, evenals voorzieningen zoals incheckbalie, wachtruimte, of balie voor kaartverkoop bevinden;
   p) „bushalte”, elke andere plaats dan een terminal, waar zich volgens de vastgestelde reisweg van een geregelde vervoersdienst een in- en uitstapplaats voor passagiers bevindt;
   q) „terminalbeheerder”, een instantie die in een lidstaat is belast met het beheer van een aangewezen terminal;
   r) „annulering”, het niet verrichten van een geplande geregelde vervoersdienst;
   s) „vertraging”, het tijdsverschil, in het geregeld vervoer, tussen de vertrektijd volgens de gepubliceerde dienstregeling en de feitelijke vertrektijd.

Artikel 4

Vervoerbewijzen en niet-discriminerende contractvoorwaarden

1.  Tenzij andere documenten recht geven op vervoer, geeft de vervoerder de passagier een vervoerbewijs. Het vervoerbewijs kan in elektronische vorm worden uitgegeven.

2.  De door de vervoerder toegepaste contractvoorwaarden en tarieven worden, onverminderd sociale tarieven, aan het publiek aangeboden zonder enige directe of indirecte discriminatie op grond van de nationaliteit van de eindgebruiker of de plaats van vestiging van de vervoerder of de verkoper van vervoerbewijzen in de Unie.

Artikel 5

Andere uitvoerende partijen

1.  De vervoerder, reisagent, touroperator of terminalbeheerder die de uitvoering van de bij deze verordening vastgestelde verplichtingen heeft toevertrouwd aan een uitvoerende vervoerder, verkoper van vervoerbewijzen of andere persoon, blijft niettemin aansprakelijk voor het handelen of nalaten van die uitvoerende partij.

2.  Degene aan wie de vervoerder, de reisagent, de touroperator of de terminalbeheerder de uitvoering van een verplichting heeft toevertrouwd, is eveneens, ten aanzien van deze verplichting, aan de bepalingen van deze verordening onderworpen.

Artikel 6

Uitsluiting van verklaring van afstand

1.  Beperking of afstand van de bij deze verordening vastgestelde rechten en verplichtingen, met name door middel van een afwijking of restrictieve clausule in de vervoersovereenkomst, is verboden.

2.  De vervoerder kan de passagier gunstiger contractvoorwaarden dan de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden aanbieden.

Hoofdstuk II

Vergoeding en bijstand bij ongevallen

Artikel 7

Aansprakelijkheid bij overlijden of letsel van de passagier

1.  Overeenkomstig dit hoofdstuk is de vervoerder aansprakelijk voor verlies of schade ten gevolge van het overlijden of letsel van de passagier, wanneer dat is veroorzaakt door een ongeval dat de passagier is overkomen terwijl hij zich in het voertuig bevond of daar in- of uitstapte en dat voortvloeit uit de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten.

2.  De niet-contractuele aansprakelijkheid van de vervoerder is financieel niet begrensd door de wet, een overeenkomst of een contract.

3.  Voor vorderingen tot 220 000 EUR per passagier kan een vervoerder zijn aansprakelijkheid niet uitsluiten of beperken door te bewijzen dat hij de overeenkomstig lid 4, onder a), vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, tenzij het totale bedrag van de vordering hoger is dan het bedrag waarvoor, overeenkomstig Richtlijn 2009/103/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid(11), verzekering verplicht is op grond van de nationale wetgeving van de lidstaat waar de autobus of touringcar gewoonlijk is gestald. In een dergelijk geval blijft de aansprakelijkheid tot dat bedrag beperkt.

4.  Een vervoerder is niet aansprakelijk op grond van lid 1:

   a) indien het ongeval is veroorzaakt door omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten of die de vervoerder, ondanks het feit dat hij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden of waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;
   b) voor zover het ongeval de schuld is van de passagier of door diens nalatigheid is veroorzaakt.

   a) mag uit deze verordening worden afgeleid dat de vervoerder de enige partij is die aansprakelijk kan worden gesteld voor schade; of
   b) mogen de rechten van de vervoerder om de schade te verhalen op andere partijen overeenkomstig het in een lidstaat toepasselijke recht op grond van deze verordening worden beperkt.

Artikel 8

Schadevergoeding

1.  In geval van overlijden van een passagier, omvat de schadevergoeding op grond van de aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 7 het volgende:

   a) de ten gevolge van het overlijden van de passagier noodzakelijke kosten, met name die van het vervoer van het stoffelijk overschot en de lijkbezorging;
   b) indien de dood niet onmiddellijk is ingetreden, de in lid 2 bedoelde schadevergoeding.

2.  In geval van verwonding of elk ander lichamelijk of geestelijk letsel van de passagier omvat de schadevergoeding:

   a) de noodzakelijk kosten, met name die van behandeling en vervoer;
   b) het vermogensnadeel dat de reiziger lijdt door een gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid of door een toename van zijn behoeften.

3.  Indien door de dood van de passagier andere personen jegens wie hij een wettelijke onderhoudsplicht had of in de toekomst gehad zou hebben, hun onderhoud verliezen, moeten ook zij voor dit verlies schadeloos worden gesteld.

Artikel 9

Onmiddellijke praktischeen economischebehoeften van de passagier

Wanneer zich bij het gebruik van een autobus of touringcar een ongeval voordoet, verleent de vervoerder de passagier ▌bijstand met betrekking tot zijn onmiddellijke praktische behoeften naar aanleiding van het ongeval. Deze bijstand omvat, indien noodzakelijk, eerste hulp, onderdak, voedsel, kleding, vervoer en begrafeniskosten. In geval van overlijden of persoonlijk letsel biedt de vervoerder, om in de onmiddellijke economische behoeften te voorzien, een voorschot dat evenredig is aan de geleden schade, op voorwaarde dat er voldoende aanwijzingen zijn om de oorzaak aan de vervoerder te kunnen toeschrijven. Betalingen of geboden bijstand staan niet gelijk met erkenning van aansprakelijkheid.

Artikel 10

Aansprakelijkheid voor verlies of beschadiging van bagage

1.  Vervoerders zijn aansprakelijk voor verlies of beschadiging van alle aan hen toevertrouwde bagage. De maximumcompensatie bedraagt 1 800 EUR per passagier.

2.  Bij ongevallen die voortvloeien uit de exploitatie van autobus- en touringcardiensten zijn vervoerders aansprakelijk voor het verlies of de beschadiging van de persoonlijke bezittingen die passagiers droegen of als handbagage bij zich hadden. De maximumcompensatie bedraagt 1 300 EUR per passagier.

3.  Een vervoerder wordt niet aansprakelijk gesteld voor verlies of schade overeenkomstig de leden 1 en 2:

   a) indien het verlies of de schade is veroorzaakt door omstandigheden die geen verband houden met de exploitatie van de autobus- en touringcardiensten of die de vervoerder, ondanks het feit dat hij de in de specifieke omstandigheden vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen, niet kon vermijden of waarvan hij de gevolgen niet kon verhinderen;
   b) indien het verlies of de schade de schuld is van de passagier of door diens nalatigheid is veroorzaakt.

Hoofdstuk III

Rechten van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit

Artikel 11

Recht op vervoer

1.  De vervoerder, de reisagent en de touroperator mogen niet vanwege een handicap of beperkte mobiliteit weigeren een boeking te aanvaarden, een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken, of iemand te laten instappen.

2.  Boekingen en vervoerbewijzen worden personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit aangeboden zonder extra kosten.

Artikel 12

Uitzonderingen en bijzondere voorwaarden

1.  Niettegenstaande artikel 11, lid 1, mogen vervoerders, reisagenten en touroperators weigeren een boeking te aanvaarden of een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken, of een persoon te laten instappen vanwege een handicap of beperkte mobiliteit:

   a) indien dit noodzakelijk is om te voldoen aan de in de internationale, uniale of nationale wetgeving vastgestelde veiligheidseisen, of aan de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde gezondheids- en veiligheidseisen;
   b) indien het voertuig of de infrastructuur, met inbegrip van de bushalten en terminals, zo zijn ontworpen dat het materieel onmogelijk is de persoon met een handicap of de persoon met beperkte mobiliteit op een veilige of praktisch haalbare manier te laten in- of uitstappen of te vervoeren.

2.  Indien op grond van lid 1 wordt geweigerd een boeking te aanvaarden of een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken, informeren de vervoerder, de reisagent en de touroperator ▌de betrokkene over aanvaardbaar alternatief vervoer met een door de vervoerder verzorgde dienst.

3.  Aan de persoon met een handicap of met beperkte mobiliteit die een boeking of vervoerbewijs heeft en voldoet aan de in artikel 16, lid 1, onder a), gestelde voorwaarden, maar die niettemin op grond van zijn handicap of beperkte mobiliteit de toegang tot het voertuig is geweigerd, wordt, alsmede aan zijn begeleider in de zin van lid 4 van dit artikel, de keus gelaten tussen:

   a) terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs en, waar relevant, een gratis terugreis naar het eerste vertrekpunt volgens de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid; en
   b) tenzij dit onmogelijk is, voortzetting van de reis of vervoer langs een andere route naar de in de overeenkomst bepaalde bestemming, volgens een redelijk vervoersalternatief.

Verzuim van de in artikel 16, lid 1, onder a), voorgeschreven kennisgeving laat het recht op terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs onverlet.

4.  Indien een vervoerder, reisagent of touroperator om de in lid 1 van dit artikel vastgestelde redenen weigert een boeking te aanvaarden, een vervoerbewijs af te geven of anderszins te verstrekken, of iemand te laten instappen vanwege een handicap of beperkte mobiliteit, of indien de bemanning van het voertuig in kwestie slechts uit één persoon bestaat die het voertuig bestuurt en niet in de mogelijkheid verkeert om de persoon met een handicap of ▌beperkte mobiliteit de in bijlage I, deel b genoemde bijstand te verlenen, mag deze persoon verzoeken om begeleiding door een andere persoon die hem de benodigde bijstand kan verlenen. Deze begeleider wordt kosteloos vervoerd en krijgt zo mogelijk een plaats naast de gehandicapte of de persoon met beperkte mobiliteit.

5.  De vervoerder, reisagent of touroperator die gebruik maakt van het in lid 1 bepaalde, stelt de persoon met een handicap of de persoon met beperkte mobiliteit onverwijld in kennis van de redenen hiervan en stelt hij hem op zijn verzoek binnen vijf dagen na het verzoek langs schriftelijke weg hiervan in kennis.

Artikel 13

Toegankelijkheid en informatie

1.  De vervoerders en terminalbeheerders − in voorkomend geval via hun brancheorganisaties − voorzien in of hanteren, in samenwerking met representatieve organisaties van personen met een handicap of personen met beperkte mobiliteit, niet-discriminerende toegangsvoorwaarden voor het vervoer van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit.

2.  De in lid 1 bedoelde voorwaarden voor de toegang worden door de vervoerder en de terminalbeheerder in toegankelijke vorm bekendgemaakt, en in dezelfde talen waarin de informatie voor alle passagiers in het algemeen beschikbaar wordt gesteld. Bij de bekendmaking van die informatie wordt bijzondere aandacht besteed aan de behoeften van personen met een handicap of beperkte mobiliteit.

3.  Op verzoek stellen vervoerders onmiddellijk afschriften ter beschikking van de internationale, Unie- of nationale wetgeving die de veiligheidsvereisten omvat waarop de niet-discriminerende toegangsregels zijn gebaseerd. Deze moeten in toegankelijke vorm worden verstrekt.

4.  De in lid 1 bedoelde toegangsvoorwaarden betreffende reizen die deel uitmaken van de door de touroperators georganiseerde, verkochte of aangeboden pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, worden door hen beschikbaar gesteld.

5.  De informatie over de in de leden 2 en 4 bedoelde toegangsvoorwaarden wordt op verzoek van de passagier in materiële vorm verspreid.

6.  De vervoerder, de reisagent en de touroperator zorgen ervoor dat alle nodige algemene informatie betreffende de reis en de vervoersvoorwaarden in een passend en toegankelijk formaat beschikbaar is voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, ook in geval van onlineboeking en raadpleging van informatie op het internet. De informatie wordt op verzoek van de passagier in materiële vorm verspreid.

Artikel 14

Aanwijzing van terminals

De lidstaten bepalen in welke autobus- en touringcarterminals bijstand wordt verleend aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit. De lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis. De lijst van de aangewezen autobus- en touringcarterminals wordt door de Commissie op het internet beschikbaar gesteld.

Artikel 15

Recht op bijstand in aangewezen terminals en in autobussen en touringcars

1.  ▌De vervoerder en de terminalbeheerder verlenen kosteloos, binnen hun respectieve bevoegdheidsgebieden, in de door de lidstaten aangewezen terminals, bijstand aan personen met een handicap of beperkte mobiliteit, in ten minste dezelfde mate als omschreven in deel a) van bijlage I.

2.  ▌De vervoerder verleent in de autobus of touringcar kosteloos bijstand aan personen met een handicap of beperkte mobiliteit, in ten minste dezelfde mate als omschreven in deel b) van bijlage I.

Artikel 16

Voorwaarden waaronder bijstand wordt verleend

1.  De vervoerder en de terminalbeheerder werken samen om ervoor te zorgen dat personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit bijstand wordt verleend, met dien verstande dat:

   a) de vervoerder, reisagent of touroperator ten minste 24 uur voordat de betrokkene bijstand behoeft, hiervan in kennis wordt gesteld; en
  b) de betrokkene zich op de aangewezen plaats aanmeldt:
   i) op een vooraf door de vervoerder meegedeeld tijdstip, niet meer dan 60 minuten voor de aangekondigde vertrektijd, tenzij de vervoerder en de passagier een kortere termijn zijn overeengekomen; of
   ii) uiterlijk 30 minuten voor de aangekondigde vertrektijd, indien geen tijdstip is meegedeeld.

2.  In aanvulling op lid 1, stelt de persoon met een handicap of persoon met beperkte mobiliteit de vervoerder, reisagent of touroperator bij de boeking of de voorafgaande aankoop van het vervoerbewijs in kennis van zijn specifieke behoeften aan zitgelegenheid, mits deze behoeften op dat tijdstip bekend zijn.

3.  De vervoerder, de terminalbeheerder, de reisagent en de touroperator nemen alle noodzakelijke maatregelen om de indiening van aanvragen om bijstand van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit te faciliteren. Deze verplichting geldt voor alle aangewezen terminals en hun verkoopskanalen, met inbegrip van verkoop per telefoon en via het internet.

4.  Bij gebreke van kennisgeving overeenkomstig lid 1, onder a), en lid 2, doen de vervoerder, de terminalbeheerder, de reisagent en de touroperator alle redelijke inspanningen om op zodanige wijze bijstand te laten verlenen dat de persoon met een handicap of persoon met beperkte mobiliteit die een vervoerbewijs heeft gekocht, bij vertrek kan instappen, op een aansluitende dienst kan overstappen, en bij aankomst kan uitstappen.

5.  De terminalbeheerder wijst in of buiten de terminal een punt aan waar personen met een handicap of personen met beperkte mobiliteit hun aankomst kunnen melden en om bijstand kunnen vragen. Op dit duidelijk aangeduide punt is in een toegankelijke vorm de belangrijkste informatie over de terminal en de geboden bijstand te vinden.

Artikel 17

Informatieoverdracht aan derden

De reisagent of touroperator die een kennisgeving in de zin van artikel 6, lid 1, onder a), ontvangt, zendt de informatie zo spoedig mogelijk tijdens zijn normale kantooruren aan de vervoerder of terminalbeheerder door.

Artikel 18

Training

1.  De vervoerder en, in voorkomend geval, de terminalbeheerder voorziet met betrekking tot personen met een handicap in trainingsprocedures met instructies, en zorgt ervoor dat:

   a) al zijn personeelsleden, met uitzondering van de bestuurders, en al de personeelsleden van andere uitvoerende partijen, die rechtstreekse bijstand verlenen aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, worden opgeleid of geïnstrueerd als omschreven in bijlage II, delen a) en b); en
   b) al zijn personeelsleden, met inbegrip van de bestuurders, die rechtstreeks in aanraking komen met de reizigers of met hen betreffende aangelegenheden, worden opgeleid of geïnstrueerd als omschreven in bijlage II, deel a).

2.  De lidstaten kunnen gedurende een maximumtermijn van twee jaar met ingang van …(12) een vrijstelling van de toepassing van lid 1, onder b), op het opleiden van bestuurders toekennen.

Artikel 19

Compensatie voor rolstoelen of andere mobiliteitshulpmiddelen

1.  De vervoerder en de terminalbeheerder zijn aansprakelijk wanneer zij verlies of ▌beschadiging van rolstoelen, mobiliteits- en andere hulpmiddelen veroorzaken. Het verlies of de schade wordt door de daarvoor aansprakelijke vervoerder of terminalbeheerder vergoed.

2.  De in lid 1 bedoelde vergoeding stemt overeen met de kosten van vervanging of reparatie van hetgeen verloren gegaan of beschadigd is.

3.  Indien nodig wordt al het mogelijke gedaan om met spoed tijdelijk in vervanging te voorzien. De rolstoelen, mobiliteits- en andere hulpmiddelen beschikken indien mogelijk over dezelfde technische en functionele kenmerken als die welke verloren gegaan of beschadigd zijn.

Hoofdstuk IV

Rechten van de passagier in geval van annulering of vertraging

Artikel 20

Voortzetting van de reis, vervoer langs een andere route, terugbetaling

1.  Indien de vervoerder redelijkerwijs verwacht dat een geregelde vervoersdienst zal worden geannuleerd of het vertrek meer dan 120 minuten vertraging zal oplopen of indien er sprake is van overboeking, wordt de passagier onmiddellijk de keuze geboden tussen:

   a) voortzetting van de reis of vervoer langs een andere route naar de eindbestemming, zonder bijkomende kosten en onder vergelijkbare voorwaarden als volgens de vervoersovereenkomst, ▌bij de eerste gelegenheid;
   b) terugbetaling van de prijs van het vervoerbewijs en, waar relevant, een gratis terugreis per autobus of touringcar naar het eerste vertrekpunt volgens de vervoersovereenkomst, bij de eerste gelegenheid;
   c) bovenop de terugbetaling als bedoeld in punt b), het recht op een vergoeding van 50% van de prijs van het vervoerbewijs indien de vervoerder niet voorziet in een voortzetting van de reis of vervoer langs een andere route naar de eindbestemming als bedoeld in punt a). De vergoeding wordt binnen een maand na indiening van het verzoek om compensatie uitbetaald.

2.  Indien de autobus of touringcar buiten gebruik raakt, wordt de passagiers vervoer aangeboden van de plaats waar het onbruikbare voertuig staat naar een geschikte wachtplaats of terminal vanwaar de reis kan worden voortgezet.

3.  In geval van annulering of vertrek van een halte met een vertaging van meer dan 120 minuten van het geregeld vervoer, heeft de passagier het recht de reis voort te zetten, zich langs een andere route te laten vervoeren of het bedrag van het vervoerbewijs terugbetaald te krijgen.

4.  De in lid 1, onder b), en lid 3, bedoelde terugbetaling vindt plaats binnen 14 dagen nadat het aanbod daartoe is gedaan of het verzoek daartoe is ontvangen. De terugbetaling dekt het volledige bedrag van de prijs waarvoor het vervoerbewijs is gekocht, voor het gedeelte of de gedeelten van de reis die niet zijn afgelegd, en voor het gedeelte of de gedeelten die reeds zijn afgelegd indien verder reizen in het licht van het oorspronkelijke reisplan van de passagier geen zin meer heeft. In geval van een reispasje of abonnement stemt het bedrag van de terugbetaling overeen met het evenredige deel van het volledige bedrag van het reispasje of abonnement. Tenzij de passagier een andere formule aanvaardt, geschiedt de terugbetaling in geld.

Artikel 21

Informatie

1.  In geval van annulering of vertrek met vertraging van het geregeld vervoer, stelt de vervoerder of, in voorkomend geval, de terminalbeheerder de vertrekkende passagiers in de terminal zo spoedig mogelijk, en in geen geval later dan 30 minuten na de geplande vertrektijd, op de hoogte van de situatie, alsook, zodra deze hem bekend is, van de verwachte vertrektijd.

2.  De vervoerder of, in voorkomend geval, de terminalbeheerder, moet redelijke inspanningen leveren om passagiers die door annulering of vertraging volgens de dienstregeling een aansluiting missen, op de hoogte te stellen van alternatieve aansluitingen.

3.  De vervoerder of, in voorkomend geval, de terminalbeheerder, zorgt ervoor dat personen met een handicap of personen met beperkte mobiliteit de in de leden 1 en 2 voorgeschreven informatie in een voor hen toegankelijke vorm ontvangen.

Artikel 22

Bijstand in geval van annulering of vertrek met vertraging

1.  In het geval van een reis met een geplande duur van meer dan drie uur, die wordt geannuleerd of waarvan het vertrek meer dan één uur vertraging oploopt, krijgt de passagier van de vervoerder aangeboden:

   a) hapjes, maaltijden en verfrissingen, in een redelijke verhouding tot de wachttijd, mits deze in de bus of in de terminal beschikbaar zijn of redelijkerwijs kunnen worden aangeleverd;
   b) ▌een hotelkamer of ander logies, en hulp bij het zorgen voor vervoer tussen de terminal en het logies, in het geval dat een of meer malen zal moeten worden overnacht.

2.  Bij de toepassing van dit artikel besteedt de vervoerder bijzondere aandacht aan de behoeften van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit en van hun begeleiders.

Artikel 23

Andere vorderingen

Geen enkele bepaling in dit hoofdstuk belet de passagier op grond van het nationale recht voor een nationale rechterlijke instantie vergoeding te eisen van de schade die hij door de annulering of vertraging van een geregelde vervoersdienst heeft geleden.

Artikel 24

Bijkomende maatregelen ten behoeve van de passagier

Vervoerders ontwikkelen samen en in samenspraak met de belanghebbenden, brancheorganisaties, consumentenverenigingen en verenigingen van passagiers en gehandicapten nationale en Europese maatregelen. Met deze maatregelen wordt een betere zorg voor de passagier beoogd, met name in geval van langdurige vertraging en onderbreking of annulering van een reis, en met bijzondere aandacht voor passagiers met specifieke behoeften als gevolg van een handicap, beperkte mobiliteit, ziekte, hoge leeftijd en zwangerschap alsook voor begeleidende passagiers en passagiers die met jonge kinderen reizen.

Hoofdstuk V

Algemene regels betreffende informatie en klachten

Artikel 25

Recht op reisinformatie

De vervoerder en de terminalbeheerder voorzien, elk binnen zijn bevoegdheid, de passagiers vanaf het moment van reservering en tijdens de reis van de nodige informatie, in toegankelijke vorm en volgens een gemeenschappelijk conceptueel model voor gegevens en systemen met betrekking tot openbaar vervoer.

Artikel 26

Informatie over de rechten van de passagiers

1.  De vervoerder en de terminalbeheerder voorzien, elk binnen zijn bevoegdheid, de passagiers bij reservering en uiterlijk bij het vertrek van de nodige, begrijpelijke informatie omtrent de hun bij deze verordening toegekende rechten. De informatie wordt in toegankelijke vorm en volgens een gemeenschappelijk conceptueel model voor gegevens en systemen met betrekking tot openbaar vervoer in terminals en, waar dat van toepassing is, via internet verstrekt. ▌Deze informatie omvat de contactgegevens van de door de lidstaten ingevolge artikel 29, lid 1, aangewezen handhavingsinstantie(s).

2.  De vervoerder en de terminalbeheerder kunnen aan de in lid 1 bedoelde informatieplicht voldoen door gebruik te maken van een door de Commissie in alle officiële talen van de instellingen van de Europese Unie opgestelde samenvatting van de bepalingen van deze verordening, die hun ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 27

Klachten

De vervoerder voorziet in of beschikt over een klachtenbehandelingsmechanisme met betrekking tot de in deze verordening neergelegde rechten en verplichtingen.

Artikel 28

Indiening van klachten

Klachten ▌worden door de passagier bedoeld in deze verordening ingediend binnen drie maanden na de datum waarop het geregeld vervoer heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden. Binnen een maand na ontvangst van de klacht deelt de vervoerder de passagier mee of de klacht gegrond is verklaard, is verworpen of nog in behandeling is. De klacht wordt binnen twee maanden na ontvangst definitief beantwoord.

Hoofdstuk VI

Handhaving en nationale handhavingsinstanties

Artikel 29

Nationale handhavingsinstanties

1.  Elke lidstaat wijst een of meer ▌bestaande instanties aan of wijst, indien een dergelijke instantie niet bestaat, een nieuwe instantie aan, die wordt of worden belast met de handhaving van deze verordening ▌. Elke instantie neemt de noodzakelijke maatregelen om de naleving van deze verordening te garanderen.

Elke instantie is wat betreft organisatie, financieringsbeslissingen, juridische structuur en besluitvorming onafhankelijk van de vervoerder, touroperator en terminalbeheerder.

2.  De lidstaten delen de Commissie mee welke instantie of instanties op grond van dit artikel zijn aangewezen.

3.  Elke passagier kan ▌bij de krachtens lid 1 aangewezen bevoegde instantie of bij een andere bevoegde, door een lidstaat aangewezen instantie, een klacht wegens een vermeende inbreuk op deze verordening indienen.

Een lidstaat kan besluiten ▌dat de passagier in eerste instantie een klacht ▌indient bij de vervoerder, in welk geval de nationale handhavingsinstantie of een andere door de lidstaat aangewezen bevoegde instantie in hoger beroep de in artikel 28 bedoelde klachten behandelt.

Artikel 30

Verslag inzake handhaving

Uiterlijk 1 juni …(13) en vervolgens om de twee jaar publiceren de overeenkomstig artikel 29, lid 1, aangewezen handhavingsinstanties een werkverslag over de voorbije twee kalenderjaren, dat met name bestaat uit een beschrijving van de maatregelen die ter uitvoering van deze verordening zijn genomen, en cijfers over de klachten en toegepaste sancties.

Artikel 31

Samenwerking tussen handhavingsinstanties

De in artikel 29, lid 1, bedoelde nationale handhavingsinstanties wisselen, waar gepast, de nodige informatie uit over hun werkzaamheden en besluitvormingsprincipes en -praktijk. Zij worden daarin door de Commissie bijgestaan.

Artikel 32

Sancties

De lidstaten stellen regels vast inzake sancties die worden opgelegd in geval van schending van de bepalingen van deze verordening en nemen alle noodzakelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten brengen deze sancties en maatregelen uiterlijk …(14) ter kennis van de Commissie, en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen dienaangaande mee.

Hoofdstuk VII

Slotbepalingen

Artikel 33

Verslag

Uiterlijk …(15) brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over het functioneren en de effecten van deze verordening. Het verslag gaat waar nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen tot nadere uitvoering van de bepalingen van de verordening dan wel tot wijziging ervan.

Artikel 34

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004

Aan de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2006/2004 wordt het volgende punt toegevoegd:"

18.  Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad van … betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers*(16).

_______________________

* PB …(17)+

"

Artikel 35

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij wordt van toepassing met ingang van …(18).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) PB C 317 van 23.12.2009, blz. 99.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 23 april 2009 (PB C 184 E van 8.7.2010, blz.312), standpunt van de Raad van 11 maart 2010 (PB C 122 E van 11.5.2010, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2010.
(3) PB L 226 van 10.9.2003, blz. 4.
(4) PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.
(5) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(6) PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1.
(7) PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
(8) PB L 373 van 21.12.2004, blz. 37.
(9)* PB: gelieve datum drie maanden na de datum van toepassing van deze verordening te willen inlassen.
(10)** PB: gelieve datum vijf jaar na de datum van toepassing van deze verordening te willen inlassen.
(11) PB L 263 van 7.10.2009, blz. 11.
(12)* PB: gelieve de datum van toepassing van deze verordening in te lassen.
(13)* PB: gelieve datum twee jaar na de datum van toepassing van deze verordening in te lassen.
(14)* PB: gelieve de datum van toepassing van deze verordening in te lassen.
(15)* PB: gelieve datum drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening te willen inlassen.
(16)+ PB: gelieve het nummer en de datum van deze verordening te willen inlassen.
(17)++ PB: gelieve de publicatiegegevens van deze verordening te willen inlassen.
(18)* PB: gelieve datum twee jaar na de datum van bekendmaking te willen inlassen.


BIJLAGE I

Bijstand aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit

a)  Bijstand in aangewezen terminals

Bijstand en regelingen die nodig zijn om personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit in staat te stellen om:

   zich in de terminal aan te melden en een aanvraag om bijstand in te dienen op aangewezen locaties;
   zich te verplaatsen van die locatie naar de incheckbalie, de wachtruimte en de instapzone;
   in te stappen; hiervoor moeten, waar nodig, liften, rolstoelen of andere voorzieningen ter beschikking worden gesteld;
   hun bagage in te laden;
   hun bagage uit te laden;
   uit te stappen;
   een erkende hulphond mee te nemen in de autobus of touringcar;
   zich naar de zitplaats te begeven.

b)  Bijstand in het voertuig

Bijstand en regelingen die nodig zijn om personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit in staat te stellen om:

   belangrijke informatie over de reis in een toegankelijke vorm te ontvangen indien de passagier daarom verzoekt;
   naar het boordtoilet te gaan, indien er naast de bestuurder nog ander personeel aan boord is;
   in- en uit te stappen bij tussenstops, indien in het voertuig ander personeel behalve de bestuurder aanwezig is.


BIJLAGE II

Handicap-gerelateerde training

a)  Training inzake de omgang met personen met een handicap

In de training van personeel dat rechtstreeks in aanraking komt met passagiers komen met name de volgende onderwerpen aan bod:

   bewustmaking van fysieke, zintuiglijke (auditieve en visuele), en verborgen handicaps en leermoeilijkheden, alsmede het adequaat reageren daarop, inclusief de wijze waarop de mogelijkheden van personen met beperkte mobiliteit, oriëntatie of communicatievaardigheden kunnen worden ingeschat;
   belemmeringen voor personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit, met inbegrip van attitudeproblemen, omgevings-/fysieke obstakels en organisatorische belemmeringen;
   erkende hulphonden; met name de rol en de behoeften van de hulphond;
   optreden in onverwachte situaties;
   sociale vaardigheden en technieken om te communiceren met doven en slechthorenden, personen met een visuele handicap, mensen met een spraakprobleem en mensen met leermoeilijkheden;
   hoe zorgvuldig omgaan met rolstoelen en andere mobiliteitshulpmiddelen om schade te vermijden (voor eventueel personeel dat verantwoordelijk is voor de eventuele bagageafhandeling).

b)  Training inzake bijstand aan personen met een handicap

In de training voor personeel dat rechtstreeks bijstand verleent aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit komen de volgende onderwerpen aan bod:

   hoe een rolstoelgebruiker helpen in- en uit zijn rolstoel te raken;
   vaardigheden om bijstand te verlenen aan personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit die reizen met een erkende hulphond, die ook betrekking hebben op de rol en de behoeften van de hulphond;
   technieken voor de begeleiding van passagiers met een visuele handicap en voor de omgang met en het vervoer van erkende hulphonden;
   kennis van de soorten uitrusting om personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit te helpen, en van de gebruikswijze daarvan;
   het gebruik van in- en uitstaphulpmiddelen en kennis van de gepaste procedures voor bijstand bij het in- en uitstappen, waarbij de veiligheid en de waardigheid van personen met een handicap en personen met beperkte mobiliteit wordt gewaarborgd;
   begrip van de behoefte aan betrouwbare en professionele bijstand. Tevens bekendheid met de mogelijke gevoelens van kwetsbaarheid die gehandicapte passagiers door hun afhankelijkheid van de geboden bijstand tijdens de reis kunnen ervaren;
   kennis van eerste hulp.

Juridische mededeling - Privacybeleid