Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2010/2649(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B7-0243/2010

Ingediende teksten :

B7-0243/2010

Debatten :

Stemmingen :

PV 05/05/2010 - 13.53
CRE 05/05/2010 - 13.53
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P7_TA(2010)0143

Aangenomen teksten
PDF 142kWORD 49k
Woensdag 5 mei 2010 - Brussel
SWIFT
P7_TA(2010)0143B7-0243/2010

Resolutie van het Europees Parlement van 5 mei 2010 over de aanbeveling van de Commissie aan de Raad toestemming voor de start van onderhandelingen te geven voor een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake het beschikbaar stellen van financiële berichten aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan

Het Europees Parlement,

–   gelet op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika(1),

–   gezien de aanbeveling van de Commissie aan de Raad toestemming voor de start van onderhandelingen te geven voor een overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan(2),

–   onder verwijzing naar zijn wetgevingsresolutie van 11 februari 2010 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering (05305/1/2010 REV 1 − C7-0004/2010 − 2009/0190(NLE))(3),

–   gezien het verzoek om goedkeuring dat door de Raad is ingediend overeenkomstig artikel 218, lid 6, letter a) in samenhang met de artikelen 82, lid 1, letter d), en 87, lid 2, letter a), VWEU (C7-0004/2010),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 september 2009 over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan(4),

–   gezien het voorstel voor een besluit van de Raad (COM(2009)0703 en 05305/1/2010 REV 1),

–   gezien de tekst van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer van de Europese Unie naar de Verenigde Staten ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering (16110/2009),

–   gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor Gegevensbescherming van 12 april 2010 (vertrouwelijk),

–   gelet op artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat het was ingenomen met de overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika en de „Verklaring van Washington”, zoals aangenomen door de vergadering van de ministeriële trojka EU-VS JBZ op 28 oktober 2009, over de versterking van de trans-Atlantische samenwerking op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid in het kader van de eerbiediging van de mensenrechten en burgerlijke vrijheden,

B.   overwegende dat het sterk de nadruk legt op de noodzaak van trans-Atlantische samenwerking,

C.   overwegende dat de Raad op 30 november 2009 een tussentijdse overeenkomst EU-VS heeft getekend inzake de verwerking en doorgifte van gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer (FMDA) ten behoeve van het programma voor het traceren van terrorismefinanciering (TFTP), die vanaf 1 februari 2010 voorlopig moet worden toegepast en uiterlijk 31 oktober 2010 zal aflopen,

D.   overwegende dat krachtens het Verdrag van Lissabon zijn goedkeuring van de formele sluiting van deze tussentijdse overeenkomst vereist is,

E.   overwegende dat het op 11 februari 2010 heeft besloten geen goedkeuring te hechten aan de sluiting van de FMDA,

F.   overwegende dat het de Commissie heeft verzocht om de Raad onverwijld aanbevelingen te doen met het oog op een langetermijnovereenkomst met de Verenigde Staten ter voorkoming van de financiering van terrorisme,

G.   overwegende dat het heeft herhaald dat iedere nieuwe overeenkomst op dit gebied moet voldoen aan het nieuwe juridische rechtskader dat door het Verdrag van Lissabon is gecreëerd en aan het nu bindende Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

H.   overwegende dat het de in zijn resolutie van 17 september 2009 geformuleerde verzoeken, met name in de paragrafen 7 tot en met 13, heeft herhaald,

I.   overwegende dat de Commissie de nieuwe TFTP aanbeveling en de onderhandelingsrichtsnoeren op 24 maart 2010 heeft goedgekeurd,

J.   overwegende dat de Raad naar verwachting op 22 april 2010 een besluit zal nemen over de vaststelling van de onderhandelingsrichtsnoeren,

K.   overwegende dat de onderhandelingsrichtsnoeren belangrijke elementen uit zijn desbetreffende resoluties over dit vraagstuk weergeven,

1.   is verheugd over de nieuwe geest van samenwerking waarvan de Commissie en de Raad blijk geven en over hun bereidheid om met het Parlement samen te werken en rekening te houden met hun verdragsverplichting om het Parlement in alle stadia van de procedure onmiddellijk en volledig te informeren; herhaalt open te staan voor een overeenkomst die zowel Europa als de Verenigde Staten zou helpen hun strijd tegen het terrorisme te versterken in het belang van de veiligheid van hun burgers, zonder afbreuk te doen aan de rechtsstaat;

2.   rekent op voortzetting van de inzet, de geest van constructieve samenwerking en de openheid waarvan vertegenwoordigers van de Amerikaanse regering blijk hebben gegeven in de aanloop naar de stemming van het Parlement op 11 februari 2010 en daarna;

3.   herinnert eraan dat het vastbesloten is het terrorisme te bestrijden en dat het ervan overtuigd is dat het kader van de trans-Atlantische samenwerking ter bestrijding van het terrorisme verder moet worden ontwikkeld en verbeterd; is voorts van mening dat de Europese wettelijke voorschriften voor de eerlijke, evenredige en rechtmatige verwerking van persoonsgegevens van uitermate groot belang zijn en te allen tijde moeten worden gehandhaafd;

4.   herhaalt dat de regelgeving van de EU inzake de opsporing van terrorismefinanciering is gebaseerd op de melding van verdachte of onregelmatige transacties door afzonderlijke financiële actoren;

5.   benadrukt dat de grondbeginselen nog steeds door de EU moeten worden vastgesteld die bepalen hoe zij in het algemeen met de VS zal samenwerken ten behoeve van terrorismebestrijding en hoe aanbieders van gegevens betreffende betalingsberichtenverkeer kunnen worden verzocht om mee te werken aan deze strijd, of meer in het algemeen aan het gebruik, met het oog op de rechtshandhaving, van gegevens die voor commerciële doeleinden zijn verzameld;

6.   benadrukt andermaal de „doelafbakening” van de overeenkomst om ervoor te zorgen dat de uitwisseling van gegevens strikt beperkt is tot hetgeen vereist is voor de bestrijding van het terrorisme en dat een en ander geschiedt op basis van een gemeenschappelijke definitie van „terroristische activiteit”;

7.   benadrukt dat de beginselen van evenredigheid en noodzakelijkheid van fundamenteel belang zijn voor de beoogde overeenkomst, en wijst erop dat het probleem dat de aanbieders van de gegevens betreffende betalingsberichtenverkeer (om technische en/of bestuursredenen) niet in staat zijn de „inhoud” van de berichten te doorzoeken, wat leidt tot de doorgifte van gegevens in bulk, vervolgens niet kan worden opgelost door toezicht- en controlemechanismen, aangezien dan al afbreuk is gedaan aan de basisbeginselen van de wetgeving inzake gegevensbescherming;

8.   stelt nogmaals dat de doorgifte van gegevens in bulk een afwijking betekent van de beginselen die ten grondslag liggen aan de wetgeving en de praktijk in de EU, en verzoekt de Commissie en de Raad deze kwestie in de onderhandelingen naar behoren aan de orde te stellen, in het besef dat het TFTP momenteel zodanig is opgezet dat doelgerichte uitwisseling van gegevens niet mogelijk is; voor oplossingen moet onder meer worden gedacht aan beperking van de omvang van de doorgegeven gegevens en inventarisering van de soorten gegevens die de aangewezen aanbieders kunnen filteren en extraheren alsook de soorten gegevens die in een doorgifte kunnen worden opgenomen;

9.   is van mening dat de overeenkomst inzake wederzijdse rechtsbijstand geen adequate basis is voor verzoeken om gegevens voor de doeleinden van het TFTP, met name omdat deze niet van toepassing is op bankoverschrijvingen tussen derde landen en omdat dit in ieder geval de voorafgaande identificatie van een specifieke bank zou vereisen, terwijl het TFTP is gebaseerd op het gericht doorzoeken van overschrijvingen; toekomstige onderhandelingen moeten worden gericht op het vinden van een oplossing om het een met het ander verenigbaar te maken;

10.   is van mening dat, zodra een mandaat is vastgesteld, een publieke rechterlijke instantie in de EU moet worden aangewezen die verantwoordelijk is voor het ontvangen van verzoeken van het Amerikaanse ministerie van Financiën; wijst erop dat het van fundamenteel belang is dat de aard van deze instantie en het juridische toezicht duidelijk worden gedefinieerd;

11.   dringt er derhalve bij de Raad en de Commissie op aan mogelijkheden te onderzoeken om een transparante en juridisch verantwoorde procedure vast te stellen voor het autoriseren van het doorgeven en extraheren van relevante gegevens en voor het doorvoeren van en het toezicht op de uitwisseling van gegevens; benadrukt dat dergelijke maatregelen moeten worden genomen in volledige overeenstemming met de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid en de rechtsstaat en met volledige inachtneming van de vereisten op het gebied van de grondrechten overeenkomstig de EU-wetgeving, door de Europese instantie een rol toe te bedelen die het mogelijk maakt dat de desbetreffende Europese wetgeving volledig toepasbaar wordt;

12.   dringt, indien het bovengenoemde niet op korte termijn haalbaar is, aan op een tweesporenbeleid dat differentieert tussen enerzijds de strikte waarborgen die in de beoogde overeenkomst EU-VS moeten worden opgenomen en anderzijds de fundamentele politieke besluiten op langere termijn die de EU moet nemen; benadrukt nogmaals dat de overeenkomst tussen de EU en de VS strikte waarborgen voor implementatie en toezicht moet bevatten, onder toezicht van een door de EU benoemde autoriteit, met betrekking tot de dagelijkse extractie van gegevens, de toegang tot en het gebruik door de Amerikaanse autoriteiten van alle aan hen in het kader van de overeenkomst doorgegeven gegevens;

13.   wijst er in dit verband op dat de optie die het maximale waarborgniveau biedt erin zou bestaan het mogelijk te maken dat het extraheren van gegevens plaatsvindt op het grondgebied van de EU, in EU-faciliteiten of in gezamenlijke faciliteiten van de EU en de VS, en verzoekt de Raad en de Commissie gelijktijdig onderzoek te doen naar:

   mogelijkheden om te streven naar een oplossing op middellange termijn waarbij een rechterlijke instantie van de EU wordt gemachtigd om in de EU, namens de lidstaten, na een tussentijds parlementair onderzoek van de overeenkomst toezicht te houden op het extraheren van gegevens;
   mogelijkheden om er in de tussentijd voor te zorgen dat geselecteerd personeel van de EU - van EU-instellingen of organen, met inbegrip van bij voorbeeld de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming of gezamenlijke onderzoekteams van de EU en de VS - met ruime bevoegdheden zich aansluit bij de ambtenaren van SWIFT om toezicht te houden op het extraheren van gegevens in de VS.

14.   onderstreept dat de overeenkomst tussen de EU en de VS ongeacht het gekozen mechanisme inzake implementatie qua duur moet worden beperkt en dient te voorzien in een duidelijk commitment van de kant van zowel de Raad als de Commissie om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om een duurzame, juridisch verantwoorde Europese oplossing te bieden voor het vraagstuk van het extraheren van de gevraagde gegevens op Europees grondgebied; de overeenkomst dient ook te voorzien in evaluaties en toetsing van de waarborgen door de Commissie op gezette tijden tijdens de implementatie ervan;

15.   dringt erop aan de overeenkomst onmiddellijk te beëindigen indien aan enige verplichting niet wordt voldaan;

16.   wijst erop dat waarachtige wederkerigheid van de Amerikaanse autoriteiten zou vereisen dat zij zowel de autoriteiten van de EU als de bevoegde autoriteiten in de lidstaten in staat stellen op servers in de VS opgeslagen gegevens betreffende het betalingsberichtenverkeer en verwante gegevens te verkrijgen en te gebruiken op dezelfde voorwaarden als die welke voor de Amerikaanse autoriteiten gelden;

17.   wenst dat alle relevante informatie en documenten, met inbegrip van de desbetreffende inlichtingen, ter beraadslaging in het Europees Parlement beschikbaar worden gesteld in overeenstemming met de toepasselijke regels inzake vertrouwelijkheid ten einde de noodzaak van de regeling in relatie tot reeds bestaande instrumenten aan te tonen; verzoekt de Commissie voorts regelmatig verslag uit te brengen over de werking van de overeenkomst en het Parlement volledig op de hoogte te stellen van een in het kader van deze overeenkomst in te voeren herzieningsmechanisme;

18.   wenst volledige en gedetailleerde informatie te ontvangen over de specifieke rechten van Europese en Amerikaanse burgers (bijvoorbeeld toegang, rectificatie, schrapping, schadevergoeding en verhaalsrecht) en over de vraag of met de beoogde overeenkomst de „rechten” op een niet-discriminerende basis moeten worden gewaarborgd ongeacht de nationaliteit van de persoon wiens gegevens krachtens de overeenkomst worden verwerkt, en verzoekt de Commissie een overzicht van deze rechten aan het Parlement voor te leggen;

19.   is verontrust dat afbreuk is gedaan en ook verder zal worden gedaan aan de commerciële positie van een specifieke aanbieder van gegevens betreffende betalingsberichtenverkeer als deze een bijzondere behandeling blijft genieten;

20.   benadrukt dat de beoogde overeenkomst ervoor moet zorgen dat uit de TFTP-databank geëxtraheerde persoonsgegevens worden bewaard op basis van een strikt geïnterpreteerd „noodzakelijkheidsbeginsel” en niet langer dan noodzakelijk is voor het betreffende onderzoek of de vervolging waarvoor de toegang in het kader van het TFTP plaatsvindt;

21.   wijst erop dat het concept niet-geëxtraheerde gegevens niet vanzelf spreekt en dus moet worden verduidelijkt; dringt aan op de vaststelling van een maximale bewaartermijn die zo kort mogelijk moet zijn, maar in ieder geval niet langer dan vijf jaar;

22.   benadrukt het belang van de beginselen van niet-openbaarmaking van gegevens aan derde landen indien er geen specifieke redenen voor een verzoek worden gegeven alsook van openbaarmaking van aanknopingspunten voor terroristische activiteiten aan derde landen die alleen mag plaatsvinden onder stringente voorwaarden en met passende waarborgen, met inbegrip van een adequaatheidstoetsing;

23.   herhaalt dat een bindende internationale overeenkomst tussen de EU en de VS over privacy en gegevensbescherming in het kader van de uitwisseling van informatie voor rechtshandhavingsdoeleinden van het allergrootste belang blijft;

24.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, het Amerikaanse Congres en de regering van de Verenigde Staten van Amerika.

(1) PB L 181 van 19.7.2003, blz. 34.
(2) SEC(2010)0315 def.
(3) Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0029.
(4) Aangenomen teksten, P7_TA(2009)0016.

Juridische mededeling - Privacybeleid