Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/0242(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0283/2009

Ingediende teksten :

A6-0283/2009

Debatten :

PV 06/05/2009 - 12
CRE 06/05/2009 - 12

Stemmingen :

PV 07/05/2009 - 9.7
CRE 07/05/2009 - 9.7

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0378

Aangenomen teksten
PDF 497kWORD 232k
Donderdag 7 mei 2009 - Straatsburg
Instellingen van het Eurodac-systeem voor het vergelijken van vingerafdrukken (herschikking) ***I
P6_TA(2009)0378A6-0283/2009
Resolutie
 Geconsolideerde tekst
 Bijlage
 Bijlage
 Bijlage

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend] (herschikking) (COM(2008)0825 – C6-0475/2008 – 2008/0242(COD))

(Medebeslissingsprocedure – herschikking)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0825),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 63, alinea 1, punt 1), onder a) van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0475/2008),

–   gezien het Interinstitutioneel akkoord van 28 november 2001 over een systematischer gebruik van de herschikking van besluiten(1),

–   gezien de brief d.d. 3 april 2009 van de Commissie juridische zaken aan de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken overeenkomstig artikel 80 bis, lid 3, van zijn Reglement,

–   gelet op de artikelen 80 bis en 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0283/2009),

A.   overwegende dat het betreffende voorstel volgens de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geen andere inhoudelijke wijzigingen bevat dan die welke als zodanig in het voorstel worden vermeld en dat met betrekking tot de codificatie van de ongewijzigde bepalingen van de eerdere besluiten met die wijzigingen kan worden geconstateerd dat het voorstel een eenvoudige codificatie van de bestaande besluiten behelst, zonder inhoudelijke wijzigingen,

1.   gaat akkoord met het voorstel van de Commissie zoals dit is aangepast aan de aanbevelingen van de adviesgroep van de juridische diensten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie en zoals dit hieronder is geamendeerd;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 77 van 28.3.2002, blz. 1.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 7 mei 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend] (herschikking)
P6_TC1-COD(2008)0242

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 63, lid 1, punt 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie║,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin(2) en Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin, moeten op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd(3). Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze verordeningen te worden overgegaan.

(2)  Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die ▌op wettige wijze in de Gemeenschap internationale bescherming zoeken.

(3)  De eerste fase van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, dat op lange termijn moet leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure en een in de gehele Unie geldige uniforme status voor personen aan wie asiel is verleend, is thans gerealiseerd. De Europese Raad van 4 november 2004 nam het Haags programma aan, waarin doelstellingen met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid zijn vastgesteld, die in de periode 2005-2010 moeten worden gerealiseerd. In het Haags programma werd de ║ Commissie verzocht de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase te voltooien en instrumenten van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen met het oog op de goedkeuring ervan vóór eind 2010.

(4)  Voor de toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] van het Europees Parlement en de Raad van ... tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend(4), is het noodzakelijk de identiteit vast te stellen van personen die om internationale bescherming verzoeken en van personen die in verband met de illegale overschrijding van de buitengrens van de Gemeenschap zijn aangehouden. Tevens is het met het oog op een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend], en met name van artikel 18, lid 1, punten b) en d), van die verordening, wenselijk elke lidstaat de mogelijkheid te bieden na te gaan of een onderdaan van een derde land of een staatloze die zich illegaal op zijn grondgebied ophoudt, in een andere lidstaat om internationale bescherming heeft verzocht.

(5)  Vingerafdrukken vormen een belangrijk element om de juiste identiteit van die personen vast te stellen, hetgeen ertoe noopt een systeem voor de vergelijking van hun vingerafdrukgegevens in te stellen.

(6)  Daartoe is het noodzakelijk om een systeem op te zetten, Eurodac genaamd, bestaande uit een centraal systeem dat een geautomatiseerde centrale gegevensbank van vingerafdrukgegevens beheert, alsmede uit de elektronische middelen voor doorzending tussen de lidstaten en het centraal systeem.

(7)  Om ervoor te zorgen dat alle personen die verzoeken om internationale bescherming of internationale bescherming genieten gelijk worden behandeld en om te zorgen voor samenhang met het huidige EU-acquis inzake asiel, met name met Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming(5) en met Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend], dient de werkingssfeer van deze verordening te worden uitgebreid tot personen die om subsidiaire bescherming verzoeken en personen die subsidiaire bescherming genieten.

(8)  Het is tevens noodzakelijk dat de lidstaten van elke persoon die om internationale bescherming verzoekt en van elke in verband met de illegale overschrijding van de buitengrens van een lidstaat aangehouden onderdaan van een derde land of staatloze, voor zover deze 14 jaar of ouder is, onverwijld vingerafdrukken nemen en vingerafdrukgegevens toezenden.

(9)  Het is noodzakelijk nauwkeurige regels vast te stellen voor de toezending van deze vingerafdrukgegevens aan het centraal systeem, de opslag van deze vingerafdrukgegevens en van andere relevante gegevens in het centraal systeem, de bewaring van die gegevens, de vergelijking ervan met andere vingerafdrukgegevens, de toezending van de resultaten van die vergelijking alsmede voor de markering en de verwijdering van de vastgelegde gegevens. Dergelijke regels kunnen verschillend zijn voor en dienen specifiek te worden afgestemd op de situatie van de verschillende categorieën onderdanen van derde landen of staatlozen.

(10)  Onderdanen van derde landen of staatlozen die in één lidstaat om internationale bescherming hebben verzocht, kunnen nog tal van jaren over de mogelijkheid beschikken om dat ook in een andere lidstaat te doen. Daarom moet het maximale tijdsbestek gedurende hetwelk vingerafdrukken door het centraal systeem dienen te worden bewaard, vrij lang zijn. Gezien het feit dat de meeste onderdanen van derde landen of staatlozen die een aantal jaren in de Gemeenschap hebben verbleven, na die periode een vaste status of zelfs het burgerschap van een lidstaat hebben verkregen, dient een periode van tien jaar voor de bewaring van vingerafdrukgegevens als een redelijke termijn te worden beschouwd.

(11)  Deze bewaringstermijn dient te worden verkort in bepaalde bijzondere omstandigheden waarin bewaring van vingerafdrukgegevens voor een zo lange duur onnodig is. Vingerafdrukgegevens van onderdanen van derde landen of staatlozen dienen onverwijld te worden verwijderd zodra deze het burgerschap van een lidstaat verkrijgen, of zodra ze de status van langdurig ingezetene in een lidstaat verwerven overeenkomstig Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen(6).

(12)  Het is wenselijk gegevens te bewaren over betrokkenen van wie de vingerafdrukken aanvankelijk in Eurodac zijn opgeslagen bij de indiening van een verzoek om internationale bescherming en aan wie in een lidstaat internationale bescherming is verleend om gegevens die bij de indiening van een verzoek om internationale bescherming worden opgeslagen daarmee te kunnen vergelijken.

(13)  De Commissie moet gedurende een overgangsperiode verantwoordelijk blijven voor het beheer van het centraal systeen en voor de communicatie-infrastructuur. Op lange termijn en op basis van een effectbeoordeling met een grondige analyse van alternatieve oplossingen vanuit financieel, operationeel en organisatorisch oogpunt dient een beheersautoriteit met bevoegdheid voor deze taken te worden opgericht.

(14)  De respectieve verantwoordelijkheden van de Commissie en de beheersautoriteit, voor zover het het centraal systeem en de communicatie-infrastructuur betreft, en van de lidstaten met betrekking tot het gebruik van gegevens, beveiliging van gegevens, toegang tot en rechtzetting van geregistreerde gegevens moeten duidelijk afgebakend worden.

(15)  Terwijl de niet-contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap in verband met het beheer van het Eurodac-systeem door de desbetreffende verdragsbepalingen wordt beheerst, moeten voor de niet-contractuele aansprakelijkheid van de lidstaten in verband met het beheer van het systeem specifieke bepalingen worden vastgesteld.

(16)  Aangezien de doelstelling van deze verordening, met name de invoering van een systeem voor het vergelijken van vingerafdrukgegevens ten behoeve van de uitvoering van het asielbeleid van de Gemeenschap, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(17)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(7) dient op de verwerking door de lidstaten van persoonsgegevens overeenkomstig deze verordening van toepassing te zijn.

(18)  De beginselen van Richtlijn 95/46/EG met betrekking tot de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking van persoonsgegevens, dienen vooral voor zover het bepaalde sectoren betreft te worden aangevuld of verduidelijkt.

(19)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(8) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen op grond van deze verordening. Bepaalde punten in verband met de verantwoordelijkheid voor de verwerking van gegevens en het toezicht op de gegevensbescherming dienen evenwel te worden verduidelijkt.

(20)  Het is wenselijk dat de nationale toezichthoudende autoriteiten toezien op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten, terwijl de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die is benoemd bij Besluit 2004/55/EG van het Europees Parlement en de Raad ║(9), moet toezien op de werkzaamheden van de communautaire instellingen en organen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, rekening houdend met de beperkte taken van de communautaire instellingen en organen met betrekking tot de gegevens als zodanig.

(21)  Het is wenselijk periodiek op de prestaties van Eurodac toezicht te houden en deze te evalueren.

(22)  De lidstaten dienen te voorzien in een regeling die het gebruik van in het centraal systeem ingevoerde gegevens dat in strijd is met de doelstelling van Eurodac op een doeltreffende, evenredige en afschrikkende manier bestraft.

(23)  Lidstaten moeten in kennis worden gesteld van de status van specifieke asielprocedures ter vergemakkelijking van de correcte toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend].

(24)  Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en moet met inachtneming daarvan worden toegepast; zij neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd. Deze verordening is er met name op gericht het recht op bescherming van persoonsgegevens en het asielrecht onverkort te eerbiedigen en de toepassing van de artikelen 8 en 18 van het Handvest te bevorderen.

(25)  Het is wenselijk de territoriale werkingssfeer van deze verordening te beperken en te doen samenvallen met die van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend],

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel van "Eurodac"

1.  Hierbij wordt een systeem, "Eurodac" geheten, ingesteld dat tot doel heeft te helpen vaststellen welke lidstaat krachtens Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend] verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een lidstaat is ingediend en tevens de toepassing van de hierboven genoemde te vergemakkelijken, zulks onder de in deze verordening vervatte voorwaarden.

2.  Onverminderd het gebruik dat de lidstaat van oorsprong kan maken van de voor Eurodac bestemde gegevens in overeenkomstig zijn nationaal recht ingestelde gegevensbestanden, mag de verwerking in Eurodac van vingerafdrukgegevens en andere persoonsgegevens uitsluitend plaatsvinden ten behoeve van de in artikel 33, lid 1, van ║ Verordening (EG) nr. [.../...] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend] vermelde doeleinden.

Artikel 2

Definities

1.  Voor de doeleinden van deze verordening wordt verstaan onder:

   a) "Dublinverordening": Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend];
   b) "persoon die om internationale bescherming verzoekt": een onderdaan van een derde land of een staatloze die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;

c)   "lidstaat van oorsprong":

   i) in verband met een persoon zoals bedoeld in artikel 6, de lidstaat die de persoonsgegevens aan het centraal systeem toezendt en de resultaten van de vergelijking ontvangt;
   ii) in verband met een persoon zoals bedoeld in artikel 10, de lidstaat die de persoonsgegevens aan het centraal systeem toezendt;
   iii) in verband met een persoon zoals bedoeld in artikel 13, de lidstaat die de persoonsgegevens aan het centraal systeem toezendt en de resultaten van de vergelijking ontvangt;
   d) "persoon aan wie internationale bescherming is verleend": een onderdaan van een derde land of een staatloze van wie is erkend dat hij internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2004/83/EG ║ behoeft;
   e) "treffer": de op grond van een vergelijking door het centraal systeem geconstateerde overeenstemming of overeenstemmingen tussen de vingerafdrukgegevens die in de gegevensbank zijn opgeslagen en de vingerafdrukken die door een lidstaat zijn toegezonden voor een persoon, onverminderd de plicht van de lidstaten de resultaten van de vergelijking overeenkomstig artikel 17, lid 4 onmiddellijk te toetsen.

2.  De in artikel 2 van Richtlijn 95/46/EG gedefinieerde begrippen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in die richtlijn.

3.  Tenzij anders bepaald hebben de in artikel 2 van de Dublinverordening gedefinieerde begrippen in deze verordening dezelfde betekenis als in deze verordening.

Artikel 3

Architectuur van het systeem en basisbeginselen

1.  Eurodac bestaat uit:

  a) een geautomatiseerde centrale gegevensbank met vingerafdrukken (centraal systeem), die bestaat uit
   een centrale eenheid,
   een business continuity system;
   b) een communicatie-infrastructuur tussen het centraal systeem en de lidstaten, waarmee een versleuteld virtueel netwerk tot stand wordt gebracht dat specifiek bestemd is voor Eurodac-gegevens (communicatie-infrastructuur).

2.  Elke lidstaat wijst een enkel nationaal gegevenssysteem aan (nationaal toegangspunt) dat in verbinding staat met het centraal systeem.

3.  Gegevens over de in de artikelen 6, 10 en 13 bedoelde personen worden bij het centraal systeem ten behoeve van de lidstaat van oorsprong verwerkt, onder de in deze verordening genoemde voorwaarden en worden afgescheiden met geschikte technische middelen.

4.  De regels voor Eurodac zijn eveneens van toepassing op de handelingen die door de lidstaten worden verricht, vanaf het toezenden van de gegevens aan het centraal systeem tot het gebruik van de vergelijkingsresultaten.

5.  De procedure voor het nemen van vingerafdrukken wordt bepaald en toegepast overeenkomstig de praktijk van de betrokken lidstaat en overeenkomstig de garanties die verankerd zijn in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind.

Artikel 4

Operationeel beheer door de beheersautoriteit

1.  Na een overgangsperiode wordt een beheersautoriteit, die uit de algemene begroting van de Europese Unie wordt gefinancierd, belast met het operationele beheer van Eurodac. De beheersautoriteit zorgt er in samenwerking met de lidstaten voor dat te allen tijde de beste voorhanden zijnde technieken worden gebruikt voor het centraal systeem, onder voorbehoud van een kosten-batenanalyse.

2.  Zij wordt tevens belast met de volgende taken met betrekking tot de communicatie-infrastructuur:

   a) toezicht;
   b) beveiliging;
   c) coördinatie van de betrekkingen tussen de lidstaten en de dienstverlener.

3.  De Commissie wordt belast met alle andere taken die betrekking hebben op de communicatie-infrastructuur, met name:

   a) begrotingsuitvoeringstaken;
   b) aanschaf en vernieuwing;
   c) contractuele aangelegenheden.

4.  Gedurende een overgangsperiode die voorafgaat aan de aanvang van de werkzaamheden van de beheersautoriteit, is de Commissie belast met het operationele beheer van Eurodac.

5.  Het operationele beheer van Eurodac omvat alle taken die nodig zijn om Eurodac overeenkomstig deze verordening 24 uur per dag en 7 dagen per week te laten functioneren, met name de onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen die nodig zijn voor een bevredigend niveau van operationele kwaliteit van het systeem, in het bijzonder wat betreft de tijd die nodig is voor raadpleging van het centraal systeem.

6.  Onverminderd het bepaalde in artikel 17 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen past de beheersautoriteit passende voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op iedere persoon die met Eurodac-gegevens moet werken. Deze geheimhoudingsplicht blijft ook gelden nadat een dergelijk personeelslid zijn functie of dienstverband heeft beëindigd of zijn werkzaamheden heeft stopgezet.

7.  De in deze verordening bedoelde beheersautoriteit is de beheersautoriteit die bevoegd is voor Eurodac, SIS II en VIS.

8.  De oprichting van de beheersautoriteit en de interoperabiliteit van de verschillende gegevensbestanden waarvoor deze bevoegd is, laten de afzonderlijke en onafhankelijke werking van deze gegevensbestanden onverlet.

Artikel 5

Statistieken

De beheersautoriteit stelt elke maand een statistisch verslag op over de werkzaamheden van het centraal systeem, met met name de volgende informatie:

   a) het aantal toegezonden gegevens over personen die om internationale bescherming verzoeken en de in artikelen 10 ║ en ║ 13 ║ bedoelde personen;
   b) het aantal treffers aangaande personen die om internationale bescherming verzoeken en die ook in een andere lidstaat een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend;
   c) het aantal treffers aangaande de in artikel 10 ║ bedoelde personen die later een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend;
   d) het aantal treffers aangaande de in artikel 13 ║ bedoelde personen die eerder een verzoek om internationale bescherming in een andere lidstaat hebben ingediend;
   e) het aantal vingerafdrukgegevens dat het centraal systeem herhaaldelijk bij de lidstaten van oorsprong heeft moeten opvragen omdat de eerder toegezonden vingerafdrukgegevens ongeschikt waren voor vergelijking door het geautomatiseerde vingerafdrukkenherkenningssysteem;
   f) het aantal gegevens dat overeenkomstig artikel 14, lid 1, is gemarkeerd;
   g) het aantal treffers aangaande de in artikel 14, lid 1, bedoelde personen.

Aan het eind van ieder jaar wordt een statistisch verslag opgesteld waarin de maandelijkse statistische verslagen voor dat jaar worden samengevat en waarin tevens het aantal personen wordt vermeld met betrekking tot wie treffers in de zin van letters b), c), d) en g) werden vastgesteld.

Dit statistisch verslag omvat een uitsplitsing van de gegevens per lidstaat.

HOOFDSTUK II

PERSONEN DIE OM INTERNATIONALE BESCHERMING VERZOEKEN

Artikel 6

Verzameling, toezending en vergelijking vanvingerafdrukgegevens

1.  Elke lidstaat neemt, niet later dan 48 uur na de indiening van een verzoek in de zin van artikel 20, lid 2, van de Dublinverordening, de vingerafdrukken van alle vingers van elke persoon van 14 jaar of ouder die om internationale bescherming verzoekt en zendt de vingerafdrukgegevens samen met de in artikel 7, letters b) tot en met g) van deze verordening, genoemde gegevens uiterlijk binnen 24 uur na het nemen van de vingerafdrukken toe aan het centraal systeem.

Indien de vingerafdrukken ernstig, maar slechts tijdelijk, beschadigd zijn, en bijgevolg geen geschikte vingerafdrukgegevens opleveren, of indien het nodig is een quarantaine op te leggen wegens een ernstige besmettelijke ziekte, kan bij wijze van uitzondering de in dit lid bedoelde periode van 48 uur voor het nemen van vingerafdrukken van personen die om internationale bescherming verzoeken tot maximaal drie weken worden verlengd. De lidstaten kunnen de periode van 48 uur eveneens verlengen in gegronde en bewezen gevallen van overmacht, voor zolang deze omstandigheden aanhouden. De termijn van 24 uur voor het toezenden van de vereiste gegevens is dienovereenkomstig van toepassing.

2.  Wanneer een persoon die om internationale bescherming verzoekt in de ▌lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming aankomt na een overdracht in de zin van artikel 23 van de Dublinverordening, geeft de verantwoordelijke lidstaat, in afwijking van lid 1, slechts aan dat de overdracht betreffende de overeenkomstig artikel 7 van deze verordening in het centraal systeem opgeslagen relevante gegevens goed is verlopen, conform de door de beheersautoriteit vastgestelde voorschriften voor elektronische communicatie met het centraal systeem. Deze informatie wordt opgeslagen overeenkomstig artikel 8 ten behoeve van toezendingen op basis van lid 6 van dit artikel.

3.  De lidstaat die overeenkomstig artikel 17 van de Dublinverordening de verantwoordelijkheid aanvaardt, geeft dit feit aan met betrekking tot de overeenkomstig artikel 7 van deze verordening in het centraal systeem opgeslagen relevante gegevens, conform de door de beheersautoriteit vastgestelde voorschriften voor elektronische communicatie met het centraal systeem. Deze informatie wordt opgeslagen overeenkomstig artikel 8 ten behoeve van toezendingen op basis van lid 6 van dit artikel.

4.  De in artikel 7, onder a), genoemde vingerafdrukgegevens die door een lidstaat zijn toegezonden, worden automatisch vergeleken met de gegevens over vingerafdrukken die door andere lidstaten zijn toegezonden en reeds in het centraal systeem zijn opgeslagen.

5.  Op verzoek van een lidstaat draagt het centraal systeem er zorg voor dat de in lid 4 bedoelde vergelijking de door die lidstaat voordien toegezonden vingerafdrukgegevens bestrijkt in aanvulling op de gegevens van andere lidstaten.

6.  Het centraal systeem zendt de treffer of het negatieve resultaat van de vergelijking automatisch toe aan de lidstaat van oorsprong. Bij een treffer zendt het voor alle reeksen gegevens die met de treffer overeenkomen de gegevens toe, zoals bedoeld in artikel 7, letters a) tot en met g), samen met, in voorkomend geval, de in artikel 14, lid 1, bedoelde markering.

Artikel 7

Opslag van gegevens

Slechts de volgende gegevens worden in het centraal systeem vastgelegd:

   a) vingerafdrukgegevens;

b)   lidstaat van oorsprong, plaats en datum van het verzoek om internationale bescherming;

   c) geslacht;
   d) referentienummer dat door de lidstaat van oorsprong wordt gebruikt;
   e) datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen;
   f) datum waarop de gegevens aan het centraal systeem zijn toegezonden;
   g) gebruikersidentificatie van de operator.

Artikel 8

Bewaring van gegevens

Elke reeks gegevens als vermeld in artikel 7 wordt in het centraal systeem bewaard voor een periode van tien jaar vanaf de datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen.

Daarna worden de gegevens automatisch door het centraal systeem uit het centraal systeem verwijderd.

Artikel 9

Eerder verwijderen van gegevens

1.  Gegevens over een persoon die vóór het verstrijken van de in artikel 8 van deze verordening gestelde termijn het burgerschap van een lidstaat heeft verkregen of die een verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen heeft verkregen van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2003/109/EG, worden in het centraal systeem gewist overeenkomstig artikel 20, lid 3, zodra de lidstaat van oorsprong er kennis van neemt dat de persoon in kwestie dat burgerschap of die verblijfsvergunning heeft verkregen.

2.  Het centraal systeem stelt alle lidstaten van oorsprong in kennis van het feit dat een andere lidstaat van oorsprong om de in lid 1 vermelde reden gegevens heeft gewist wanneer er een treffer is met gegevens die zijn toegezonden betreffende in artikel 6 of artikel 10 bedoelde personen.

HOOFDSTUK III

ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN OF STAATLOZEN DIE ZIJN AANGEHOUDEN IN VERBAND MET HET ILLEGAAL OVERSCHRIJDEN VAN DE BUITENGRENS

Artikel 10

Verzamelen en toezenden van vingerafdrukgegevens

1.  Elke lidstaat neemt, met inachtneming van de garanties die verankerd zijn in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het VN-verdrag inzake de rechten van het kind, ▌de vingerafdrukken van alle vingers van elke onderdaan van een derde land of staatloze van veertien jaar of ouder die, komende uit een derde land, door de bevoegde controleautoriteiten van een lidstaat is aangehouden in verband met het illegaal over land, over zee of door de lucht overschrijden van de grens van die lidstaat, en die niet is teruggezonden, en dit uiterlijk 48 uur na de datum van aanhouding.

2.  De betrokken lidstaat zendt uiterlijk 24 uur na het nemen van de vingerafdrukken van de in lid 1 bedoelde onderdaan van een derde land of staatloze de volgende gegevens over deze persoon toe aan het centraal systeem:

   a) vingerafdrukgegevens;

b)   lidstaat van oorsprong, plaats en datum van de aanhouding;

   c) geslacht;
   d) referentienummer dat door de lidstaat van oorsprong wordt gebruikt;
   e) datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen;
   f) datum waarop de gegevens aan het centraal systeem werden toegezonden;
   g) gebruikersidentificatie van de operator.

Indien de vingerafdrukken ernstig, maar slechts tijdelijk, beschadigd zijn, en bijgevolg geen geschikte vingerafdrukgegevens opleveren, of indien het nodig is een quarantaine op te leggen wegens een ernstige besmettelijke ziekte, kan bij wijze van uitzondering de in dit lid bedoelde periode van 48 uur voor het nemen van vingerafdrukken van de in lid 1 bedoelde onderdanen van een derde land of staatlozen tot maximaal drie weken worden verlengd. De lidstaten kunnen de periode van 48 uur eveneens verlengen in gegronde en bewezen gevallen van overmacht, voor zolang deze omstandigheden aanhouden. De termijn van 24 uur voor het toezenden van de vereiste gegevens is dienovereenkomstig van toepassing.

Artikel 11

Opslag van gegevens

1.  De in artikel 10, lid 2, bedoelde gegevens worden in het centraal systeem opgeslagen.

Onverminderd artikel 5 worden gegevens die overeenkomstig artikel 10, lid 2, aan het centraal systeem zijn toegezonden, uitsluitend opgeslagen voor de vergelijking met gegevens over ersonen die om internationale bescherming verzoeken welke later aan het centraal systeem worden doorgezonden.

Het centraal systeem vergelijkt overeenkomstig artikel 10, lid 2, aan het centraal systeem toegezonden gegevens niet met de eerder in het centraal systeem vastgelegde gegevens en evenmin met gegevens die nadien overeenkomstig artikel 10, lid 2, worden toegezonden aan het centraal systeem.

2.  Voor de vergelijking van gegevens over personen die om internationale bescherming verzoeken welke later aan het centraal systeem worden toegezonden, met de in lid 1 bedoelde gegevens, zijn de procedures van artikel 6, leden 4 en 6, van toepassing.

Artikel 12

Bewaring van gegevens

1.  Elke reeks gegevens over een onderdaan van een derde land of een staatloze als vermeld in artikel 10, lid 1, wordt in het centraal systeem bewaard voor een periode van een jaar, vanaf de datum waarop de vingerafdrukken van de onderdaan van een derde land of de staatloze zijn genomen. Daarna worden de gegevens automatisch door het centraal systeem uit het centraal systeem verwijderd.

2.  De gegevens over een onderdaan van een derde land of een staatloze als bedoeld in artikel 10, lid 1, worden ▌uit het centraal systeem verwijderd overeenkomstig artikel 20, lid 3, zodra de lidstaat van oorsprong vóór het verstrijken van de in lid 1 van dit artikel genoemde termijn ▌van één van de volgende omstandigheden kennis krijgt:

   a) de onderdaan van een derde land of de staatloze heeft een verblijfsvergunning gekregen;
   b) de onderdaan van een derde land of de staatloze heeft het grondgebied van de lidstaten verlaten;
   c) de onderdaan van een derde land of de staatloze heeft het heeft het burgerschap van een lidstaat verkregen.

3.  Het centraal systeem stelt alle lidstaten van oorsprong in kennis van het feit dat een andere lidstaat van oorsprong om de in lid 2, onder a) of b), vermelde reden gegevens heeft gewist wanneer er een treffer is met gegevens die zij hebben toegezonden betreffende in artikel 10 bedoelde personen.

4.  Het centraal systeem stelt alle lidstaten van oorsprong in kennis van het feit dat een andere lidstaat van oorsprong om de in lid 2, onder c), vermelde reden gegevens heeft gewist wanneer er een treffer is met gegevens die zij hebben toegezonden betreffende in artikel 6 of artikel 10 bedoelde personen.

HOOFDSTUK IV

ONDERDANEN VAN DERDE LANDEN OF STAATLOZEN DIE ZICH ILLEGAAL IN EEN LIDSTAAT OPHOUDEN

Artikel 13

Vergelijking van vingerafdrukgegevens

1.  Teneinde na te gaan of een onderdaan van een derde land of een staatloze die zich illegaal op het grondgebied van een lidstaat ophoudt, reeds eerder in een andere lidstaat een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, kan elke lidstaat vingerafdrukgegevens met betrekking tot die onderdaan van een derde land of die staatloze, van veertien jaar of ouder, samen met het door die lidstaat gebruikte referentienummer aan het centraal systeem toezenden.

In de regel is er reden om na te gaan of de onderdaan van een derde land of de staatloze reeds eerder een verzoek om internationale bescherming in een andere lidstaat heeft ingediend, indien:

   a) de onderdaan van een derde land of de staatloze verklaart dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, zonder echter te vermelden in welke lidstaat dit heeft plaatsgevonden;
   b) de onderdaan van een derde land of de staatloze niet om internationale bescherming verzoekt, maar tegen terugzending naar zijn land van herkomst bezwaar maakt, omdat hij beweert daar gevaar te lopen; of
   c) de onderdaan van een derde land of de staatloze anderszins zijn verwijdering tracht te verhinderen door te weigeren om aan de vaststelling van zijn identiteit mee te werken, in het bijzonder door geen of valse identiteitspapieren te tonen.

2.  Voor zover de lidstaten deelnemen aan de in lid 1 beschreven procedure, zenden zij de afdrukgegevens met betrekking tot alle vingers van de in lid 1 bedoelde personen toe aan het centraal systeem, of ten minste die van de wijsvingers; wanneer die ontbreken, zenden zij de afdrukgegevens met betrekking tot alle overige vingers toe.

3.  De vingerafdrukgegevens van een onderdaan van een derde land of een staatloze als bedoeld in lid 1 worden alleen aan het centraal systeem toegezonden ter vergelijking met de vingerafdrukgegevens van personen die om internationale bescherming verzoeken welke door andere lidstaten zijn toegezonden en reeds in het centraal systeem zijn opgeslagen.

De vingerafdrukgegevens van een dergelijke onderdaan van een derde land of een dergelijke staatloze worden niet in het centraal systeem opgeslagen en evenmin vergeleken met de gegevens die overeenkomstig artikel 10, lid 2, aan het centraal systeem zijn toegezonden.

4.  Voor de vergelijking van uit hoofde van dit artikel toegezonden vingerafdrukgegevens met de vingerafdrukgegevens van personen die om internationale bescherming verzoeken welke door andere lidstaten werden toegezonden en reeds in het centraal systeem zijn opgeslagen, zijn de procedures van artikel 6, leden 4 en 6, van toepassing.

HOOFDSTUK V

PERSONEN AAN WIE INTERNATIONALE BESCHERMING IS VERLEEND

Artikel 14

Markering van gegevens

1.  De lidstaat van oorsprong die internationale bescherming heeft verleend aan een persoon die om internationale bescherming heeft verzocht en van wie de gegevens overeenkomstig artikel 7 eerder in het centraal systeem zijn opgeslagen, markeert de relevante gegevens conform de door de beheersautoriteit vastgestelde voorschriften voor elektronische communicatie met het centraal systeem. Deze markering wordt in het centraal systeem opgeslagen overeenkomstig artikel 8 ten behoeve van toezendingen op basis van artikel 6, lid 6.

2.  De lidstaat van oorsprong verwijdert de markering van gegevens betreffende een onderdaan van een derde land of een staatloze van wie de gegevens overeenkomstig lid 1 eerder zijn gemarkeerd, wanneer zijn/haar status is ingetrokken of beëindigd of de verlenging ervan is geweigerd op grond van artikel 14 of artikel 19 van Richtlijn 2004/83/EG ║, of wanneer hij/zij de status van vluchteling verliest of niet langer in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming op grond van respectievelijk de artikelen 11 en 16 van die Richtlijn.

HOOFDSTUK VI

GEBRUIK EN BESCHERMING VAN GEGEVENS, BEVEILIGING EN AANSPRAKELIJKHEID

Artikel 15

Verantwoordelijkheid voor het gebruik van de gegevens

1.  De lidstaat van oorsprong is verantwoordelijk voor:

   a) de rechtmatigheid van het nemen van de vingerafdrukken;
   b) de rechtmatigheid van de toezending van de vingerafdrukgegevens en van de overige in artikel 7, in artikel 10, lid 2, en in artikel 13, lid 2, bedoelde gegevens aan het centraal systeem;
   c) de juistheid en de actualiteit van de gegevens die hij aan het centraal systeem toezendt;
   d) de rechtmatigheid van de opslag, bewaring, rechtzetting en verwijdering van de gegevens in het centraal systeem, zulks onverminderd de verantwoordelijkheden van de Commissie;
   e) de rechtmatigheid van het gebruik van de door het centraal systeem toegezonden resultaten van de vergelijking van de vingerafdrukgegevens.

2.  Overeenkomstig artikel 19 zorgt de lidstaat van oorsprong voor de beveiliging van de in lid 1 bedoelde gegevens vóór en tijdens de toezending aan het centraal systeem, alsmede voor de beveiliging van de gegevens die hij van het centraal systeem ontvangt.

3.  De lidstaat van oorsprong is, overeenkomstig artikel 17, lid 4, verantwoordelijk voor de definitieve identificatie van de gegevens.

4.  De Commissie draagt er zorg voor dat het centraal systeem overeenkomstig de bepalingen van deze verordening wordt beheerd. Dit houdt met name in dat de Commissie:

   a) maatregelen vaststelt welke ervoor zorgen dat de bij het centraal systeem werkzame personen de daarin opgeslagen gegevens slechts in overeenstemming met het doel van Eurodac zoals omschreven in artikel 1, lid 1, gebruiken;
   b) de nodige maatregelen neemt om te zorgen voor de beveiliging van het centraal systeem, overeenkomstig artikel 19;
   c) ervoor zorg draagt dat enkel personen die gemachtigd zijn om bij het centraal systeem te werken daartoe toegang hebben, onverminderd de bevoegdheden van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

De Commissie licht het Europees Parlement en de Raad in over de maatregelen die zij krachtens de eerste alinea neemt.

Artikel 16

Toezending

1.  De vingerafdrukken worden gedigitaliseerd en toegezonden in het in bijlage I genoemde gegevensformaat. Voor zover dat met het oog op de doeltreffende werking van het centraal systeem noodzakelijk is, stelt de beheersautoriteit de nodige technische voorschriften op voor toezendingen in dat gegevensformaat door de lidstaten aan het centraal systeem en vice versa. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat de door de lidstaten toegezonden vingerafdrukgegevens in het geautomatiseerde vingerafdrukherkennings-systeem kunnen worden vergeleken.

2.  De toezending van de gegevens overeenkomstig artikel 7, artikel 10, lid 2, en artikel 13, lid 2, door de lidstaten geschiedt langs elektronische weg. De in artikel 7 en artikel 10, lid 2, bedoelde gegevens worden automatisch opgeslagen in het centraal systeem. Voor zover dat met het oog op de doeltreffende werking van het centraal systeem noodzakelijk is, stelt de beheersautoriteit technische voorschriften op die waarborgen dat gegevens naar behoren langs elektronische weg door de lidstaten aan het centraal systeem en vice versa kunnen worden gezonden.

3.  Door middel van het referentienummer overeenkomstig artikel 7, onder d), ▌artikel 10, lid 2, onder d), en artikel 13, lid 1, moeten de gegevens ondubbelzinnig aan een persoon en aan de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden kunnen worden gekoppeld. Voorts moet uit dat nummer kunnen worden opgemaakt of het gaat om een persoon als bedoeld in artikel 6, artikel 10 of artikel 13.

4.  Het referentienummer begint met de kenletter(s) waarmee de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden overeenkomstig de in bijlage I vermelde norm wordt aangeduid. Na de kenletter(s) volgt de identificatie van de personencategorie. Gegevens van personen als bedoeld in artikel 6 worden aangeduid met "1", van personen als bedoeld in artikel 10 met "2" en van personen als bedoeld in artikel 13 met "3".

5.  De beheersautoriteit stelt de nodige technische procedures voor de lidstaten op, zodat het centraal systeem ondubbelzinnige gegevens ontvangt.

6.  Het centraal systeem bevestigt de ontvangst van de toegezonden gegevens zo spoedig mogelijk. De beheersautoriteit stelt de nodige technische voorschriften op zodat de lidstaten de bevestiging van ontvangst op verzoek ontvangen.

Artikel 17

Uitvoering van de vergelijking en toezending van het resultaat

1.  De lidstaten dragen er zorg voor dat de toegezonden vingerafdrukgegevens van zodanige kwaliteit zijn dat zij geschikt zijn voor vergelijkingen door het geautomatiseerde herkenningssysteem. Voor zover dat nodig is om te waarborgen dat bij de vergelijking door het centraal systeem zeer nauwkeurige resultaten worden verkregen, bepaalt de beheersautoriteit welke kwaliteit toegezonden vingerafdrukgegevens moeten hebben. Het centraal systeem controleert zo spoedig mogelijk de kwaliteit van de toegezonden vingerafdrukgegevens. Indien vingerafdrukgegevens niet geschikt zijn voor vergelijkingen door het geautomatiseerde vingerafdrukherkenningssysteem, verzoekt het centraal systeem de lidstaat om toezending van kwalitatief geschikte vingerafdrukgegevens.

2.  Het centraal systeem verricht de vergelijkingen in de volgorde van ontvangst van de verzoeken. Ieder verzoek moet binnen 24 uur afgehandeld zijn. Een lidstaat kan bij verzoeken om vergelijking, ▌om redenen van nationaal recht verlangen dat bijzonder dringende vergelijkingen binnen een uur worden verricht. Indien die behandelingstermijnen door omstandigheden die buiten de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit vallen niet kunnen worden aangehouden, dan behandelt het centraal systeem het verzoek als eerste zodra die redenen zijn weggevallen. Voor zover dat voor de doeltreffende werking van het centraal systeem noodzakelijk is, stelt de beheersautoriteit in die gevallen criteria op om ervoor te zorgen dat verzoeken met voorrang behandeld worden.

3.  Voor zover dat voor de doeltreffende werking van het centraal systeem noodzakelijk is, stelt de beheersautoriteit operationele procedures op voor de verwerking van ontvangen gegevens en voor de toezending van de resultaten van vergelijkingen.

4.  Het vergelijkingsresultaat wordt in de lidstaat van oorsprong onverwijld gecontroleerd. De definitieve identificatie geschiedt door de lidstaat van oorsprong, in samenwerking met de lidstaten die daar overeenkomstig artikel 33 van de Dublinverordening eventueel belang bij hebben.

Indien het centraal systeem meedeelt dat overige gegevens onbetrouwbaar blijken te zijn, worden deze gegevens uit het bestand verwijderd ▌zodra vaststaat dat deze onbetrouwbaar zijn.

5.  Indien uit de definitieve identificatie overeenkomstig lid 4 blijkt dat het resultaat van de van het centraal systeem ontvangen vergelijking onjuist is, delen de lidstaten dat mee aan de Commissie, de beheersautoriteit en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

Artikel 18

Communicatie tussen de lidstaten en het centraal systeem

Voor de toezending van gegevens door de lidstaten aan het centraal systeem en vice versa wordt gebruik gemaakt van de communicatie-infrastructuur die door de beheersautoriteit ter beschikking wordt gesteld. Voor zover dat voor de doeltreffende werking van het centraal systeem noodzakelijk is, stelt de beheersautoriteit de nodige technische procedures op voor het gebruik van de communicatie-infrastructuur.

Artikel 19

Beveiliging van gegevens

1.  De ▌lidstaat van oorsprong zorgt voor de beveiliging van de gegevens vóór en tijdens de verzending ervan naar het centraal systeem. Elke lidstaat zorgt voor de beveiliging van de gegevens die hij van het centraal systeem ontvangt.

2.  Elke lidstaat stelt, met betrekking tot zijn nationale systeem, de nodige maatregelen vast, met inbegrip van een beveiligingsplan, om:

   a) gegevens fysiek te beschermen, met inbegrip van het opstellen van noodplannen ter bescherming van vitale infrastructuur;
   b) te voorkomen dat onbevoegden toegang hebben tot de nationale apparatuur waarmee de lidstaat handelingen verricht in overeenstemming met het doel van Eurodac (controle op de toegang tot apparatuur);
   c) te voorkomen dat gegevensdragers door onbevoegden worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd (controle op gegevensdragers);
   d) te voorkomen dat gegevens door onbevoegden in het geheugen worden opgeslagen, alsmede dat opgeslagen persoonsgegevens door onbevoegden worden ingezien, gewijzigd of verwijderd (controle op de opslag);
   e) te voorkomen dat gegevens onrechtmatig in Eurodac worden verwerkt en dat in Eurodac verwerkte gegevens onrechtmatig worden gewijzigd of verwijderd (controle op het invoeren van gegevens);
   f) te waarborgen dat degenen die bevoegd zijn om Eurodac te raadplegen, uitsluitend toegang hebben tot de gegevens waarop hun toegangsbevoegdheid betrekking heeft, en uitsluitend met persoonlijke en unieke gebruikersidentiteiten en geheime toegangsprocedures (controle op de toegang tot de gegevens);
   g) te waarborgen dat alle autoriteiten met toegangsrecht tot Eurodac profielen opstellen waarin de taken en verantwoordelijkheden worden omschreven van de personen die bevoegd zijn om gegevens in te zien, in te voeren, bij te werken, te wissen en te doorzoeken, en deze profielen desgevraagd en onverwijld ter beschikking te stellen aan de nationale toezichthoudende autoriteiten, als bedoeld in artikel 24 (personeelsprofielen);
   h) te waarborgen dat kan worden nagegaan en vastgesteld aan welke instanties persoonsgegevens door middel van datatransmissieapparatuur mogen worden overgedragen (controle op de overdracht);
   i) te waarborgen dat het mogelijk is om na te gaan en vast te stellen welke gegevens wanneer, door wie en met welk doel in Eurodac zijn verwerkt (controle op de opslag van gegevens);
   j) te voorkomen, in het bijzonder door middel van passende versleutelingstechnieken, dat bij de overdracht van persoonsgegevens van en naar Eurodac of gedurende het transport van gegevensdragers de gegevens onrechtmatig worden gelezen, gekopieerd, gewijzigd of verwijderd (controle op het transport);
   k) de doelmatigheid van de in dit lid bedoelde beveiligingsmaatregelen te controleren en met betrekking tot de interne controle de nodige organisatorische maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd (interne controle).

3.  Alle autoriteiten die deelnemen aan het Eurodac-systeem voorkomen dat gegevens die zijn opgeslagen in Eurodac toegankelijk zijn voor of worden doorgegeven aan de autoriteiten van onbevoegde derde landen, met name het land van oorsprong van de personen die onder deze verordening vallen.

4.  De beheersautoriteit neemt de nodige maatregelen ter verwezenlijking van de in lid 2 bedoelde doelstellingen ten aanzien van de werking van Eurodac, met inbegrip van de vaststelling van een beveiligingsplan.

5.  De beheersautoriteit stelt een gemeenschappelijke reeks vereisten vast waaraan personen moeten voldoen om toegang tot Eurodac te krijgen.

Artikel 20

Toegang tot en rechtzetting respectievelijk verwijdering van in Eurodac opgeslagen gegevens

1.  De lidstaat van oorsprong heeft in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening toegang tot de gegevens die hij heeft toegezonden en die in het centraal systeem zijn opgeslagen.

Lidstaten hebben geen toegang tot de gegevens die door een andere lidstaat zijn toegezonden, en mogen evenmin dergelijke gegevens ontvangen, met uitzondering van de gegevens die het resultaat zijn van de in artikel 6, lid 6, genoemde vergelijking.

2.  Elke lidstaat bepaalt welke nationale autoriteiten in overeenstemming met lid 1 toegang hebben tot de in het centraal systeem opgeslagen gegevens met het oog op de toepassing van artikel 1, lid 1. In deze aanwijzing wordt gespecificeerd welke eenheid precies bevoegd is voor de uitvoering van de taken in verband met de toepassing van deze verordening. Elke lidstaat zendt de Commissie en de beheersautoriteit onverwijld de lijst van die autoriteiten en eventuele wijzigingen daarvan toe. In geval van wijzigingen moet dit uiterlijk 30 dagen nadat de lijst werd aangepast gebeuren. De beheersautoriteit maakt een geconsolideerde lijst bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer de lijst wordt gewijzigd, maakt de beheersautoriteit een keer per jaar een bijgewerkte geconsolideerde versie ervan bekend.

3.  Alleen de lidstaat van oorsprong is bevoegd de gegevens die hij aan het centraal systeem heeft toegezonden, te wijzigen door rechtzetting, aanvulling of verwijdering, onverminderd de verwijdering overeenkomstig artikel 8 of artikel 12, lid 1.

4.  Indien een lidstaat of de beheersautoriteit over aanwijzingen beschikt dat in het centraal systeem opgeslagen gegevens feitelijk onjuist zijn, stelt hij de lidstaat van oorsprong zo spoedig mogelijk hiervan in kennis.

Indien een lidstaat aanwijzingen heeft dat bepaalde gegevens in strijd met deze verordening in het centraal systeem werden opgeslagen, stelt hij de Commissie en de lidstaat van oorsprong zo spoedig mogelijk daarvan in kennis. De laatstgenoemde lidstaat controleert de betrokken gegevens en zorgt er, voor zover noodzakelijk, voor dat zij onverwijld worden verbeterd of verwijderd.

5.  De in het centraal systeem opgeslagen gegevens worden door de beheersautoriteit niet overgedragen aan of beschikbaar gesteld voor de autoriteiten van derde landen, tenzij zij daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gekregen in het kader van een overeenkomst van de Gemeenschap over de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming.

Artikel 21

Registratie

1.  De beheersautoriteit is gehouden alle gegevensverwerkingsverrichtingen in het centraal systeem te registreren. Geregistreerd worden het doel, de datum en het tijdstip van de toegang, de toegezonden gegevens, de gegevens waarvan bij het bevragen gebruik is gemaakt en de naam van zowel de eenheid die de gegevens invoert of opvraagt, als de verantwoordelijke personen.

2.  De registratie mag uitsluitend worden gebruikt voor het toezicht op de toelaatbaarheid van de gegevensverwerking vanuit het oogpunt van gegevensbescherming en voor de beveiliging van de gegevens krachtens artikel 19. De registratie moet met passende maatregelen tegen ongeoorloofde toegang worden beschermd en één jaar na het verstrijken van de in artikel 8 en artikel 12, lid 1, vermelde bewaringstermijn worden verwijderd, indien zij niet nodig is voor alsdan reeds aangevangen controleprocedures.

3.  Elke lidstaat neemt met betrekking tot zijn nationaal systeem de nodige maatregelen ter verwezenlijking van de in de leden 1 en 2 bedoelde doelstellingen. Voorts registreert elke lidstaat de personeelsleden die naar behoren gemachtigd zijn gegevens in te voeren of op te vragen.

Artikel 22

Aansprakelijkheid

1.  Elke persoon of lidstaat die schade heeft geleden als gevolg van een onrechtmatige gegevensverwerking of een andere handeling die met de bepalingen van deze verordening strijdig is, is gerechtigd om van de lidstaat die voor de geleden schade verantwoordelijk is, vergoeding te ontvangen. De betrokken lidstaat wordt geheel of gedeeltelijk van zijn aansprakelijkheid ontheven indien hij kan aantonen dat hij niet verantwoordelijk is voor het feit dat de schade heeft veroorzaakt.

2.  Indien aan het centraal systeem schade ontstaat doordat een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet is nagekomen, is deze lidstaat aansprakelijk, tenzij en voor zover de beheersautoriteit of een andere lidstaat naliet redelijke stappen te ondernemen om het ontstaan van de schade te voorkomen of om de omvang ervan zoveel mogelijk te beperken.

3.  Op vorderingen tegen een lidstaat tot vergoeding van de in de leden 1 en 2 bedoelde schade zijn de bepalingen van de nationale wetgeving van de verwerende lidstaat van toepassing.

Artikel 23

Rechten van de betrokkenen

1.  Onder deze verordening vallende personen worden door de lidstaat van oorsprong schriftelijk en, in voorkomend geval, mondeling in een taal die zij begrijpen of waarvan redelijkerwijs kan worden geacht dat zij die begrijpen ingelicht over:

   a) de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke en, in voorkomend geval, diens vertegenwoordiger;
   b) de doeleinden van de verwerking van hun gegevens in Eurodac, met inbegrip van een beschrijving van de doelstellingen van de Dublinverordening, overeenkomstig artikel 4 van die verordening;
   c) de ontvangers van de gegevens;
   d) in verband met een persoon op wie artikel 6 of artikel 10 van toepassing is, de verplichting tot het laten nemen van zijn vingerafdrukken;
   e) ▌het recht op toegang tot de hen betreffende gegevens en ▌het recht te verzoeken om hen betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hen betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te wissen, alsook de procedures om die rechten te doen gelden, met inbegrip van de contactgegevens van de verantwoordelijke voor de verwerking en de in artikel 24 bedoelde nationale toezichthoudende autoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

Aan personen die onder artikel 6 of artikel 10 vallen, wordt de in de eerste alinea genoemde informatie meegedeeld wanneer hun vingerafdrukken genomen worden.

Aan personen die onder artikel 13 vallen, wordt de in de eerste alinea genoemde informatie ten laatste meegedeeld wanneer hun gegevens aan het centraal systeem worden toegezonden. Deze verplichting bestaat echter niet in het geval dat het verstrekken van deze informatie onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeite zou kosten.

Wanneer de onder deze verordening vallende persoon ▌een minderjarige is, verstrekken de lidstaten de informatie op een aan zijn leeftijd aangepaste manier.

2.  In elke lidstaat mag elke betrokkene overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat de rechten uitoefenen waarin artikel 12 van Richtlijn 95/46/EG voorziet.

Onverminderd de verplichting om overeenkomstig artikel 12, punt a), van Richtlijn 95/46/EG andere informatie te verstrekken, heeft de betrokkene recht op mededeling van de over hem in het centraal systeem vastgelegde gegevens en van de lidstaat die deze gegevens aan het centraal systeem heeft toegezonden. Deze toegang tot gegevens kan slechts door een lidstaat worden verleend.

3.  Eenieder kan in elke lidstaat verzoeken dat feitelijk onjuiste gegevens worden rechtgezet of onrechtmatig opgeslagen gegevens worden verwijderd. De rechtzetting en de verwijdering worden overeenkomstig zijn wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen zonder onnodige vertraging uitgevoerd door de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden.

4.  Indien de rechten inzake rechtzetting en verwijdering worden uitgeoefend in een andere lidstaat dan in die welke de gegevens heeft, respectievelijk hebben, toegezonden, nemen de autoriteiten van eerstgenoemde lidstaat of lidstaten contact op met die van de betrokken lidstaten opdat deze kunnen controleren of de gegevens juist zijn en of de verzending ervan en de opslag ervan in het centraal systeem rechtmatig zijn.

5.  Indien blijkt dat de in het centraal systeem vastgelegde gegevens feitelijk onjuist zijn of onrechtmatig zijn opgeslagen, worden zij door de lidstaat die deze gegevens heeft toegezonden, rechtgezet of verwijderd overeenkomstig artikel 20, lid 3. Deze lidstaat bevestigt, zonder onnodige vertraging, de betrokkene schriftelijk het nodige te hebben gedaan om de met betrokkene verband houdende gegevens recht te zetten of te verwijderen.

6.  Indien de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden niet aanvaardt dat de in het centraal systeem vastgelegde gegevens feitelijk onjuist zijn of daarin onrechtmatig zijn opgeslagen, legt hij de betrokkene zonder onnodige vertraging schriftelijk uit waarom hij niet bereid is de gegevens recht te zetten of te verwijderen.

De lidstaat geeft de betrokkene ook informatie over de stappen die hij/zij kan ondernemen indien hij/zij de verstrekte uitleg niet aanvaardt. Dit houdt mede in dat de betrokkene moet worden medegedeeld hoe hij een rechtsvordering kan instellen of, in voorkomend geval, een klacht kan indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van deze lidstaat, alsmede welke financiële of andere bijstand hem overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van deze lidstaat kan worden verleend.

7.  Elk verzoek overeenkomstig de leden 2 en 3 omvat alle nodige bijzonderheden om de betrokkene te kunnen identificeren, met inbegrip van diens vingerafdrukken. Deze gegevens worden uitsluitend gebruikt voor de uitoefening van de in de leden 2 en 3 bedoelde rechten en worden onmiddellijk nadien vernietigd.

8.  De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken er actief aan mee dat de in de leden 3, 4 en 5 genoemde rechten onverwijld kunnen worden uitgeoefend.

9.  Wanneer een persoon overeenkomstig lid 2 om zijn/haar persoonsgegevens verzoekt, legt de bevoegde autoriteit dat vast in een geschreven document, en stelt zij dit document desgevraagd onverwijld ter beschikking van de in artikel 24 bedoelde nationale toezichthoudende autoriteiten.

10.  In elke lidstaat verleent de nationale toezichthoudende autoriteit overeenkomstig artikel 28, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG de betrokkene bijstand bij de uitoefening van zijn rechten.

11.  De nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden en de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waarin de betrokkene verblijft, geven de betrokkene bij de uitoefening van zijn/haar rechten inzake rechtzetting of verwijdering van gegevens bijstand en desgevraagd advies. Beide nationale toezichthoudende autoriteiten werken daartoe samen. Het verzoek om die bijstand wordt gericht tot de nationale toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de betrokkene zich bevindt, die het verzoek vervolgens doorstuurt aan de autoriteit van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden.

12.  In elke lidstaat kan eenieder in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van die lidstaat indien hem het bij lid 2 bepaalde recht van toegang wordt ontzegd.

13.  Eenieder kan, in overeenstemming met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat die de gegevens heeft toegezonden, een rechtsvordering instellen of in voorkomend geval een klacht indienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechter van die lidstaat in verband met de over hem in het centraal systeem opgeslagen gegevens, teneinde zijn rechten overeenkomstig lid 3 te doen gelden. Gedurende deze procedure blijft de verplichting voor de nationale toezichthoudende autoriteiten om overeenkomstig lid 11 bijstand en desgevraagd advies te verlenen, voortbestaan.

Artikel 24

Toezicht door de nationale toezichthoudende autoriteit

1.  Elke lidstaat draagt ervoor zorg dat de overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG aangewezen nationale toezichthoudende autoriteit respectievelijk autoriteiten in overeenstemming met de respectieve nationale wetgeving onafhankelijk toeziet, respectievelijk toezien op de rechtmatige verwerking, in overeenstemming met deze verordening, van persoonsgegevens door deze lidstaat, alsmede op de toezending daarvan aan het centraal systeem.

2.  Elke lidstaat draagt er zorg voor dat zijn nationale toezichthoudende autoriteit of autoriteiten advies kan inwinnen bij personen met een adequate kennis van vingerafdrukgegevens.

Artikel 25

Toezicht door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1.  De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming controleert dat de verwerking van persoonsgegevens door de beheersautoriteit in overeenstemming met deze verordening geschiedt. De taken en bevoegdheden bedoeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EG) nr. 45/2001 zijn dienovereenkomstig van toepassing. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming mag de beheersautoriteit verzoeken om alle informatie die wordt geacht nodig te zijn voor de uitoefening van de taken waarmee hij krachtens deze verordening belast is.

2.  De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zorgt ervoor dat ten minste om de vier jaar een audit van de activiteiten van de beheersautoriteit op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens wordt verricht overeenkomstig internationale auditnormen. Het auditrapport wordt toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de beheersautoriteit, ║ en de nationale toezichthoudende autoriteiten. Alvorens het rapport wordt aangenomen, wordt de beheersautoriteit in de gelegenheid gesteld opmerkingen in te dienen.

Artikel 26

Samenwerking tussen de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

1.  De nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen de eigen bevoegdheden en elk in het kader van de eigen verantwoordelijkheden, actief samen en zorgen voor een gecoördineerd toezicht op Eurodac.

2.  Zij wisselen, elk binnen de eigen bevoegdheden, relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van audits en inspecties, behandelen problemen bij de uitlegging of toepassing van deze verordening, buigen zich over problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van personen wier gegevens worden verwerkt, stellen geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op, en bevorderen het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten, voor zover noodzakelijk.

3.  Daartoe komen de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming elk jaar ten minste tweemaal bijeen. De kosten en logistieke ondersteuning van deze bijeenkomsten komen ten laste van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een reglement van orde vastgesteld. Indien noodzakelijk worden in onderling overleg verdere werkmethoden vastgesteld. Om de twee jaar wordt een gezamenlijk activiteitenverslag toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de beheersautoriteit.

HOOFDSTUK VII

SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Kosten

1.  De kosten in verband met de oprichting en werking van het centraal systeem en de communicatie-infrastructuur komen ten laste van de algemene begroting van de Europese Unie.

2.  De kosten in verband met de nationale eenheden en die voor hun verbinding met het centraal systeem komen ten laste van de respectieve lidstaten.

Artikel 28

Jaarverslag, toezicht en evaluatie

1.  De beheersautoriteit legt aan het Europees Parlement en aan de Raad jaarlijks een verslag voor over de activiteiten van het centraal systeem. Het jaarverslag bevat informatie over het beheer en de resultaten van Eurodac, in het licht van vooraf vastgestelde kwantitatieve indicatoren voor de in lid 2 bedoelde doelstellingen.

2.  De beheersautoriteit draagt er zorg voor dat er procedures beschikbaar zijn om de werking van het centraal systeem op het gebied van resultaten, kosteneffectiviteit en kwaliteit van de dienstverlening te toetsen aan de doelstellingen.

3.  Met het oog op het technische onderhoud en de opstelling van verslagen en statistieken, heeft de beheersautoriteit toegang tot de vereiste informatie over de in het centraal systeem verrichte verwerkingshandelingen.

4.  Om de twee jaar legt de beheersautoriteit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag voor over de technische werking van het centraal systeem, daaronder begrepen de beveiliging ervan.

5.  Drie jaar nadat deze verordening overeenkomstig artikel 33, lid 2, van toepassing wordt en elke vier jaar nadien, stelt de Commissie een algehele beoordeling van Eurodac op waarin de bereikte resultaten worden afgezet tegen de doelstellingen en waarin wordt nagegaan of de uitgangspunten nog gelden, hoe deze verordening is toegepast met betrekking tot het centraal systeem, hoe de beveiliging van het centraal systeem is en welke gevolgen er voor toekomstige werkzaamheden zijn. De Commissie legt deze evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad.

6.  De lidstaten verstrekken de beheersautoriteit en de Commissie de informatie die nodig is om de in de leden 4 en 5 bedoelde verslagen op te stellen.

7.  De beheersautoriteit verstrekt de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 5 bedoelde algemene evaluaties op te stellen.

Artikel 29

Sancties

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elk gebruik van de in het centraal systeem ingevoerde gegevensdat in strijd is met het in artikel 1, lid 1, omschreven doel van Eurodac wordt gestraft met sancties, met inbegrip van administratieve en/of strafrechtelijke sancties overeenkomstig het nationale recht, die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

Artikel 30

Territoriale werkingssfeer

De bepalingen van deze verordening zijn niet van toepassing op enig grondgebied waarop de Dublinverordening niet van toepassing is.

Artikel 31

Overgangsbepaling

Gegevens die overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2725/2000 ║ in het centraal systeem zijn afgeschermd, worden vrijgegeven en gemarkeerd overeenkomstig artikel 14, lid 1, van deze verordening, op de in artikel 33, lid 2, bedoelde datum.

Artikel 32

Intrekking

Verordening (EG) nr. 2725/2000 ║ en Verordening (EG) nr. 407/2002 ║, worden ingetrokken met ingang van de in artikel 33, lid 2, van deze verordening bedoelde datum.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen worden beschouwd als verwijzigingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 33

Inwerkingtreding en toepasselijkheid

1.  Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.  Deze verordening is van toepassing op de dag die daartoe in een door de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken mededeling wordt aangewezen wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

   a) alle lidstaten hebben aan de Commissie kennis gegeven dat zij overeenkomstig deze verordening de nodige technische maatregelen hebben getroffen om gegevens aan het centraal systeem toe te zenden; en
   b) de Commissie heeft overeenkomstig deze verordening de nodige technische maatregelen genomen opdat het centraal systeem zijn werkzaamheden kan aanvangen.

3.  De lidstaten stellen de Commissie zo spoedig mogelijk en uiterlijk 12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de in lid 2, onder a), bedoelde maatregelen.

4.  Gedurende de in artikel 4, lid 4, bedoelde overgangsperiode worden verwijzingen in deze verordening naar de beheersautoriteit beschouwd als verwijzingen naar de Commissie.

║ Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

(1) Standpunt van het Europees Parlement van 7 mei 2009.
(2) PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.
(3) PB L 62 van 5.3.2002, blz. 1.
(4) PB L ...
(5) PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.
(6) PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44.
(7) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.
(8) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(9) PB L 12 van 17.1.2004, blz. 47.


BIJLAGE I

Gegevensformaat voor de uitwisseling van vingerafdrukken

Het gegevensformaat voor de uitwisseling van vingerafdrukken is:

ANSI/NIST‐ITL 1a-1997, Ver.3, juni 2001 (INT-1) en alle toekomstige aanpassingen van die norm.

Norm voor de kenletters van de lidstaten

De volgende ISO-norm is van toepassing: ISO 3166 ‐ code met 2 letters.


BIJLAGE II

Ingetrokken verordeningen

(bedoeld in artikel 32)

Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad

Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad

(PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1)

(PB L 62 van 5.3.2002, blz. 1)


BIJLAGE III

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2725/2000

Deze verordening

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 2, eerste alinea

Artikel 3, lid 1

Artikel 1, lid 2, tweede alinea

Artikel 3, lid 4

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 2

Artikel 2

Artikel 2

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 1

Artikel 3, lid 2

Artikel 3, lid 3

Artikel 3, lid 3

Artikel 5

Artikel 3, lid 4

Artikel 4, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 4, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 4, lid 5

Artikel 6, lid 6

Artikel 4, lid 6

Artikel 17, lid 4

Artikel 4, lid 7

Artikel 5

Artikel 7

Artikel 6

Artikel 8

Artikel 7

Artikel 9

Artikel 8

Artikel 10

Artikel 9

Artikel 11

Artikel 10

Artikel 12

Artikel 11, leden 1 tot en met 4

Artikel 13, leden 1 tot en met 4

Artikel 11, lid 5

Artikel 12

Artikel 14

Artikel 13

Artikel 15

Artikel 14

Artikel 19

Artikel 15

Artikel 20

Artikel 16

Artikel 21

Artikel 17

Artikel 22

Artikel 18

Artikel 23

Artikel 19

Artikel 24

Artikel 20

Artikel 25

Artikel 21

Artikel 27

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 28

Artikel 25

Artikel 29

Artikel 26

Artikel 30

Artikel 27

Artikel 33

Bijlage II

Verordening (EG) nr. 407/2002

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 2

Artikel 16

Artikel 3

Artikel 17

Artikel 4

Artikel 18

Artikel 5, lid 1

Artikel 3, lid 3

Bijlage I

Bijlage I

Bijlage II

Juridische mededeling - Privacybeleid