Plenair Griffioen bij voortzetting behandeling Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen



Verslag van de vergadering van 16 januari 2024 (2023/2024 nr. 16)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.02 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Griffioen i (BBB):

Voorzitter, dank. Gisteren werd door enkele woordvoerders aangegeven dat 111 gemeenten nog niet meedoen aan het opvangen van asielzoekers. Daar werd soms afkeurend op gereageerd. De burgemeester van Staphorst informeerde ons gisteren dat zijn gemeente een hotel heeft gekocht waarin 40 asielzoekers worden opgevangen. Staphorst vangt ook 220 Oekraïners op. Het onderzoek dat gisteren via de media bekend werd, betreft gemeenten die structureel asielzoekers opvangen en niet de gemeenten die dit niet structureel doen. Zo zullen er wel meer gemeenten zijn die niet structureel asielzoekers opvangen. Dus dat aantal van 111 gemeenten wordt wat kleiner; ook respect voor deze gemeenten. Dat wil ik vooraf even gemeld hebben.

De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij maar één jaar tussenopvang in een gemeente financiert voor een statushouder die aan die gemeente gekoppeld is, en niet langjarig. Ik neem aan dat we dat zojuist ook hebben gehoord, maar de vraag is of die financiering ook zo gaat en niet op het bordje van de gemeente komt als die doorstroomvoorziening langer nodig is voor de statushouder die daar zit, omdat hij niet kan doorstromen naar een huis of een woning. Want dan krijg je een beetje gejojo van plek naar plek en dat is niet de bedoeling. Dus eigenlijk is wel degelijk de vraag of de kostenvergoeding voor die tussenlocatie structureel is en niet gekoppeld aan de statushouder, die daar misschien een jaar of mogelijk langer zit. Misschien kan de staatssecretaris daar straks nog een antwoord op geven.

Ik heb nog een vraag aan de staatssecretaris over Urk en andere gemeenten die Oekraïners opvangen. Wat betekent dat in financieel opzicht als volgend jaar die status afloopt?

Voorzitter. Dan een onderwerpje instroom, doorstroom en uitstroom. De spreidingswet probeert een deelprobleem van de asielketen op te lossen. Het gehele probleem omvat instroom, doorstroom en uitstroom. De staatssecretaris verwacht 96.000 asielzoekers met een inwilligingspercentage van 85%. Dat worden er dan iets meer dan 81.000. De instroom geeft druk op het aanmeldcentrum in Ter Apel, omdat er in Nederland, anders dan in enkele andere landen, bijvoorbeeld geen tweefasenbeleid is met een voorlopige en definitieve toewijzing. Dat kan dus leiden tot een hogere instroom. Gemiddeld wordt 85% van de aanvragen door de IND goedgekeurd, terwijl het Europees gemiddelde iets meer dan 50% is. Dat zou ook een aanzuigende werking kunnen hebben.

De doorstroom is verstopt door de prop van statushouders in de opvangketen. De staatssecretaris gaf in zijn eerste termijn aan dat hij eind '24 20.000 statushouders verwacht die niet geplaatst kunnen worden conform de regeling vastgelegd in de Huisvestingswet. Die kunnen dus ook niet doorgeplaatst worden naar doorstroomlocaties, maar dat zou wel moeten. Als dat gebeurt, krijg je toch een soort van ontstopping.

Dan de uitstroom. Als Nederland uitgeprocedeerde Marokkanen echt terugstuurt, heeft dat een verlagend effect op de instroom, omdat asielzoekers die nu nog niet in Nederland zijn, dan zullen horen dat het lastiger is om naar Nederland te komen. Het voorbeeld van Marokko geeft aan dat wij meer kunnen doen aan de uitstroom dan wij nu doen. De opmerking van de staatssecretaris was dat Marokko inmiddels uitstekend meewerkt bij het terugsturen, maar hij gaf ook aan dat het probleem bij Nederland ligt. Wat is er aan de hand? Waarom is er gebrek aan doorzettingsmacht, bijvoorbeeld om deze Marokkanen echt terug te sturen? Wat moet er gebeuren — dat is een vraag aan de staatssecretaris — om dit wel voor elkaar te krijgen en op welke termijn?

Tot slot, voorzitter. Het verbaast ons dat ervoor gekozen is om alleen voor de opvang een wettelijke regeling te maken, terwijl er op de instroom, uitstroom en doorstroom onvoldoende sturing is. BBB heeft aangegeven dat deze drie wezenlijke elementen van de asielketen — instroom, doorstroom en uitstroom — onlosmakelijk aan elkaar verbonden moeten zijn. Graag de reactie van de staatssecretaris daarop.

Voorzitter, dank.

Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):

Kan de heer Griffioen zeggen wat de BBB van plan is ten aanzien van dit wetsvoorstel? Gaat uw fractie dit wetsvoorstel steunen of niet?

De heer Griffioen (BBB):

Daar gaat de BBB volgende week antwoord op geven.

Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):

De heer Griffioen was vanmiddag ook aanwezig toen wij de petitie in ontvangst namen. U heeft ook alle bestuurders gezien die daar in de kou stonden te wachten tot de Eerste Kamerleden uiteindelijk naar buiten kwamen. Zij zeiden: wij smeken u om voor deze wet te stemmen. Het zou toch fatsoenlijk zijn als wij, deze Kamer, al vanavond duidelijkheid geven over de vraag of deze wet het gaat halen of niet, zodat wij de bestuurders en andere mensen niet nog een week laten wachten?

De heer Griffioen (BBB):

Ik begrijp uw vraag. De stemming is volgende week. Waarschijnlijk is het nu nog helemaal niet zeker hoe er in z'n totaliteit gestemd gaat worden. Op vragen die ik erover kreeg, heb ik altijd gezegd: wij proberen een heel zorgvuldige procedure te doen. Wij zijn de afgelopen week met de hele fractie extra bij elkaar gekomen om de inhoud te bespreken. Wij hebben nu twee dagen debat gevoerd. Komende week hebben we nog een bespreking en dan gaan we de stemming bespreken. Dat is een zorgvuldige procedure en daar houden we ons aan. Ik ben het met u eens dat het een probleem is. U weet ook dat u, ik en anderen in Stadskanaal waren. Daar bleek ook dat er hele grote problemen zijn. Ja, daar zijn we ons zeer wel van bewust.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karimi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):

Tot slot, voorzitter. Het volgende moet me wel van het hart. Terwijl er in het land eigenlijk zo veel nadruk gelegd wordt op en zo gesmeekt wordt om duidelijkheid, krijgen we na zo'n zorgvuldig proces en zo veel debat nog steeds geen duidelijkheid van de BBB. Dat vind ik echt teleurstellend.

De heer Griffioen (BBB):

Mevrouw Karimi, u zou dat dan misschien ook aan de andere partijen moeten vragen, want daarvoor geldt waarschijnlijk grotendeels hetzelfde.

De voorzitter:

Dat zal mevrouw Karimi vast ook wel doen.

Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):

Natuurlijk hadden wij ook liever vanavond duidelijkheid gehad, maar we zijn niet voor niks de chambre de réflexion, dus geef iemand de tijd om er eens even rustig op te reflecteren.

Ik heb wel een vraag aan de BBB. Ik ben nog een beetje aan het zoeken naar wat er nu voor de BBB nodig is ten aanzien van de doorstroomlocatie. Als de staatssecretaris kan toezeggen — daar hecht ik namelijk ook aan — dat het echt fatsoenlijk gefinancierd wordt en dat er gewoon vanuit de rijkskas gegeven wordt wat nodig en redelijk is, kan de BBB dat dan dragen? Ik vond het namelijk een hele terechte vraag. Ik vind de koppeling tussen instroom, doorstroom en uitstroom ook belangrijk, maar hiervan dacht ik even: wat heeft u nog meer nodig dan de toezegging die we nu eigenlijk al gehad hebben?

De heer Griffioen (BBB):

We hebben vandaag een helder antwoord van de staatssecretaris gekregen. We hopen straks ook nog een helder antwoord te krijgen op de vraag over structurele financiering. Die vraag is net gesteld. Aan de andere kant is de instroom zo veel groter dat als je de prop in opvang van de statushouders weghaalt, je nog niet het hele probleem oplost. Dat zou mooi zijn, maar dat is niet zo. Er zitten instroomaspecten — daarover hebben we het vanmiddag uitgebreid gehad — en uitstroomaspecten aan. De staatssecretaris heeft heel helder aangegeven wat voor complexe problemen er allemaal aan kleven. Wij hechten er wel aan om aan te geven dat datgene wat wij zelf in Nederland kunnen doen om ervoor te zorgen dat we dat percentage misschien naar beneden kunnen krijgen, namelijk strenger worden en onder andere mensen uit Marokko terugsturen, ook helpt. We hadden het vanmiddag over Europa, maar het gaat even niet om Europa, maar om wat wij zelf kunnen doen binnen de bestaande regelgeving.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Maar dan zou ik zeggen: tel uw zegeningen. U zit op dit moment in een coalitieonderhandeling. We kunnen toch nu niet meer van een demissionair kabinet vragen om hele structurele plannen uit te werken om een asielstroom terug te dringen? Daarvoor heeft u nu de sleutel in handen. Dus ik zou u toch willen vragen om te genieten van het feit dat er in Europa eindelijk een beetje schot in de zaak komt. Ga lekker stevig onderhandelen. Graag. Maar ik hoop dat er dan ook ruimte is om naar de staatssecretaris te luisteren wanneer hij aangeeft dat hij die doorstroomlocaties wil financieren en dat hij bezig is met die uitstroom. Anders zijn we namelijk een beetje voor de kat z'n viool — zo zeg ik het dan toch maar even — een debat aan het voeren.

De heer Griffioen (BBB):

Ik begrijp heel goed dat u dat zegt. Ik, en ik hoop mijn medefractieleden ook, tel de zegeningen die wij vandaag in deze Kamer hebben gekregen van de staatssecretaris. Maar wij hebben geen zicht op de zegeningen van de Tweede Kamer en de onderhandelingen. Daar kan ik dus geen uitspraak over doen.

De heer Van Hattem i (PVV):

Ik snap dat de heer Griffioen van BBB zijn zegeningen telt, maar we hebben hem net horen zeggen dat hij zorgvuldig met de fractie wil overleggen en dat hij daar de tijd voor wil nemen. Dat begrijp ik. Dat is allemaal prima. Maar toen deze wet net werd aangeboden aan deze Kamer, een paar maanden geleden, waren het juist de heer Griffioen en zijn fractie van BBB die zeiden: we moeten nu vaart maken en zo snel mogelijk deze wet behandelen; we moeten zo vlug mogelijk erover stemmen. Wat is er gebeurd dat de heer Griffioen en BBB nu in één keer zeggen: ja, we hebben toch meer tijd nodig en moeten meer overleg voeren? Welke switch heeft daarin plaatsgevonden en waarom kon er toen wel heel snel een beslissing worden genomen over deze wet vanuit uw fractie?

De heer Griffioen (BBB):

Het uitgangspunt van BBB in de eerdere fase om deze wet op 21 november te behandelen was met de achtergrond dat wij Nederland, de inwoners van Nederland, vóór de verkiezingen van 22 november duidelijkheid zouden willen bieden over de uitkomst van deze wet. U weet dat dit ordevoorstel het niet gehaald heeft, dus dat was van tafel. Vervolgens hebben wij diezelfde middag in de eerste commissievergadering hierover met elkaar besproken dat we het proces zorgvuldig en voortvarend zouden doen. Dat hebben we echt gedaan.

De heer Van Hattem (PVV):

Maar duidelijkheid bieden is natuurlijk ook duidelijkheid bieden van de kant van de BBB-fractie. Kon u op dat moment ook al wel die duidelijkheid bieden, die op dit moment blijkbaar nog niet geboden kan worden?

De heer Griffioen (BBB):

Als dat ordevoorstel het zou hebben gehaald, hadden alle fracties in deze Kamer ineens heel hard moeten werken om het voor te bereiden. Dat is niet gebeurd. Nu hebben we allemaal veel meer tijd gekregen om het voor te bereiden. Ik denk dat we dat met z'n allen hebben gedaan. Er is echt een goede voorbereiding geweest in de commissie met technische briefings en deskundigen. Er zijn 350 schriftelijke vragen gesteld. We zijn dus heel goed geïnformeerd op dit moment. Dat is anders dan op 21 november. Toen zou die situatie anders zijn geweest. Maar die situatie werd niet gewenst.

De voorzitter:

De heer Van Hattem tot slot.

De heer Van Hattem (PVV):

Van begin af aan heb ik ervoor gepleit om het zorgvuldig aan te pakken. Ik heb niet voor niks een kleine 175 à 180 vragen gesteld van die 350. Aan mij zal het dus niet gelegen hebben. Maar ik dank de heer Griffioen ook ervoor dat hij tot het inzicht is gekomen dat zorgvuldige behandeling wel belangrijk is en dat dit er niet snel doorheen gejast had moeten worden. Toch heb ik nog de vraag of, ondanks dat we het nu zorgvuldig behandeld hebben, de BBB-fractie tot een ander inhoudelijk inzicht is gekomen dan op 21 november, toen zij het snel wilde behandelen.

De heer Griffioen (BBB):

U stelt ongeveer dezelfde vraag als de vorige spreker. Ik heb gezegd hoe de procedure bij ons intern is, dus u krijgt hetzelfde antwoord. Wij gaan de komende week met elkaar spreken en dan gaan we het bepalen.

De heer Dittrich i (D66):

Ik snap eigenlijk heel goed wat de heer Griffioen zegt. We zijn nog helemaal niet eens klaar met het debat. De heer Griffioen heeft net wat vragen gesteld. Wij gaan nog vragen stellen en andere fracties ook. Dan moet de staatssecretaris nog antwoorden. Dus ik vind het eerlijk gezegd een beetje vreemd dat de heer Griffioen nu al moet zeggen wat zijn fractie gaat stemmen. Wat mij betreft is het prima om daar goed over na te denken tot de stemming volgende week. Ik wil alleen maar even aangeven dat wij om een hoofdelijke stemming gaan vragen. Het is echt een belangrijke wet. Ik vind het ook heel belangrijk dat de BBB-fractie daar haar tijd voor neemt. Dat was mijn mededeling.

De heer Griffioen (BBB):

Dank u.

De voorzitter:

Nou, dan heeft u al twee minuten van uw spreektijd gebruikt, meneer Dittrich.

(Hilariteit)

De voorzitter:

U heeft nog drie minuten over zo meteen. Dan is het woord aan mevrouw Kaljouw namens de VVD-fractie.