Na 1848 veranderde er veel in de samenstelling van de beide Kamers. Tweede Kamerleden werden voortaan in districten gekozen. Om als burger (en dat gold alleen voor mannen) te mogen stemmen, moest je een bepaald bedrag aan belasting betalen. Pas na 1887 werden de regels aangepast en mocht je ook stemmen als je bijvoorbeeld een bepaald diploma had behaald of huur betaalde. Eerste Kamerleden werden gekozen door de leden van Provinciale Staten.

Lees biografieën van de Kamerleden Jan Messchert van Vollenhoven en Hans Smeenge.


Wanneer kon je lid worden van de Eerste Kamer?

Van de Eerste Kamer kon je tot 1887 alleen lid worden als je vermogend was. Dat veranderde een beetje na 1887. Toen konden ook hoogleraren, (oud-)Tweede Kamerleden, hoge officieren, hoge ambtenaren en belangrijke bestuurders worden gekozen. Pas in 1917 kwam er algemeen (mannen)kiesrecht. Vanaf toen kon vrijwel iedereen zich verkiesbaar stellen, zowel voor de Tweede als Eerste Kamer. Ook vrouwen mochten vanaf 1917 worden gekozen. Pas na 1919 mochten ze ook zelf stemmen.


Kamerlidmaatschap is een bijbaan

De beperkingen bij het kiesrecht hadden natuurlijk invloed op wie er werden gekozen. Lange tijd werden alleen maar welgestelde bestuurders, grondbezitters en kooplieden gekozen. Vaak hadden zij veel invloed in hun eigen omgeving. Zowel het lidmaatschap van de Eerste als van de Tweede Kamer was een bijbaan. Vrijwel alle leden hadden andere functies of waren rentenier. Het Kamerlidmaatschap werd niet betaald.


Politieke opvattingen spelen een steeds grotere rol

Politieke opvattingen speelden aanvankelijk slechts een kleine rol bij de verkiezingen, maar ze werden steeds belangrijker. Door de groei van de welvaart en door uitbreiding van het kiesrecht verloren de liberalen en conservatieven steeds meer terrein en kwamen er meer antirevolutionairen, katholieken en sociaaldemocraten in de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer ging die verandering overigens veel langzamer. Pas in 1913 kwam er een eerste socialist, Henri Polak, in de senaat.

Door de maatschappelijke veranderingen wijzigde geleidelijk ook het type Kamerlid. Er kwamen middenstanders, onderwijzers, dominees en later ook arbeiders in de Tweede Kamer.